De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De taal als kloosterbalsem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taal als kloosterbalsem

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er bestaat in ons goede land een uitdrukking, die bijna tot een gevleugeld woord is geworden. Wij bedoelen de bekende zegswijze: De taal is gans een volk. Uit dit woord, in positieve zin bedoeld, mag dan blijken, dat de taal een zegen is als uitdrukkingsmiddel voor de mens en voor een gemeenschap. Het is zelfs wel zó, dat gemeenschappen slechts bestaan bij de gratie van de taal, zodat ze niet alleen uitdrukkingsmiddel, doch tevens grens-trekkend is.

De taal heeft verschillende hoedanigheden, maar het spreekt vanzelf, dat haar belangrijkste taak hierin bestaat, dat zij mede-deelt en accentueert. Door deze laatste hoedanigheid schept dé taal onmiddellijk stemming en sfeer. Iemand zegt: Doe dit! Dat is dan geen verzoek, doch een gebod. Voegt die persoon er echter één woordje bij en zegt hij ; Doe dit eens!, dan wordt terstond een andere stemming gesuggereerd. Weliswaar is het gebiedende wijs gebleven, maar door toevoeging van dat ene woordje is het gebod eensklaps milder geworden. Het klinkt niet meer als een gevoelloos en koud ge­bod, doch veeleer als een verzoek. De inhoud, de feitelijke mededeling, heeft geen wijziging ondergaan, maar de uitdrukking is zachter geworden.

Calvijn heeft goed beseft, van hoe groot belang de taal is voor het leven en wel in het bijzonder voor het geestelijk leven. Juist omdat de taal door geringe nuances andere gevoelens en andere begrippen kan opwekken, heeft Calvijn steeds gestreefd naar een juiste, korte en bijna gebeeldhouwde uitdrukkingswijze. Dikwijls heeft hij in zijn geschriften zijn voorkeur uitgesproken voor kortheid en bondigheid. Hij deed dit bijvoorbeeld ook nadrukkelijk in zijn brief aan Grynaeus, aan wie Calvijn zijn Commentaar op de Romeinenbrief opdroeg. Ook in het gebruik van zijn taal was Calvijn een reformator; dit moet temeer opvallen, indien men bedenkt, dat hij als Fransman en dus krachtens zijn oorsprong de speelse zwierigheid, ook met de pen, van huis-uit had meegekregen. Hij voelde de noodzaak van een kort en bondig taalgebruik, omdat nuances in de taal misvattingen en dwalingen tot gevolg konden hebben in het opbloeiende Protestantisme. Zo zocht hij, schrijvende, naar het klare en openhartige woord, naar de kern aller dingen.

Onze vaderen hebben ook in dit opzicht veel van Calvijn geleerd, want zelden werd in Nederland klaarder en kernachtiger proza geschreven dan in de Drie Formulieren van Enigheid. Die taal is als beeldhouwwerk : sierlijk en weloverwogen, maar onwrikbaar. De woorden mochten niet vatbaar zijn voor tweeërlei uitleg, de lezer of luisteraar mocht geen onzeker beeld krijgen, naar believen te creëren uit het gelezene of beluisterde. Want Schrift en Belijdenis laten een dergelijke speling niet toe, daar dwalingen er het gevolg van kunnen zijn.

In onze tijd ervaren wij telkens weer, van hoeveel belang de taal als uitdrukkingsmiddel is tot het omschrijven van gedachten stromingen op geestelijk gebied. We ervaren echter ook, hoe gevaarlijk de taal kan zijn.

Kortgeleden was er een doopsbediening door een predikant, die zich rekent tot de ons zo bekende midden-orthodoxie. Hij las het formulier voor de doop op gevoelige wijze voor, zodat de woorden reliëf kregen. Maar toen bracht hij een woordverandering aan in het Doopsformulier. Hij las: aangezien zij ook zonder hun weten de veroordeling in Adam deelachtig zijn In ons oude formulier staat inplaats voor het woord veroordeling echter verdoemenis. We hebben hier dus te doen met een feitelijke verandering, met een nuanceverschil. Maar dit nuanceverschil kan verstrekkende gevolgen hebben voor de luisteraar, omdat de andere bewoording ook andere gedachten en gevoelens kan opwekken. De woordverandering is overigens typerend voor de middenorthodoxie, want het is duidelijk, dat het woord veroordeling minder ernstig en diepingrijpend klinkt dan het woord verdoemenis. Het is milder in de uitspraak, het grijpt de luisteraar minder aan. Maar érger is nog, dat de betekenis der woorden elkaar niet dekken. Men gaat de vloek van het Paradijs verzachten als men het woord veroordeling in de plaats stelt van het woord verdoemenis. Verdoemenis heeft alleen al vanwege de phonetiek, dus vanwege de klank, het onverbiddellijke in zich. Het is, of een onweerslag inslaat. We kunnen er niet onderuit, want door zó'n slag móéten we wel uit onze geestelijke dommel raken. Verdoemelijkheid wil zeggen, dat wij de helse straf deelachtig zijn.

Maar nu stelt men veroordeling in de plaats van verdoemenis. De midden-orthodoxie vindt dit laatste woord te hard, te bars, te afschrikwekkend. Daarom zoekt men een andere uitdrukking ; maar het woord veroordeling neemt de verschrikkelijke kracht van de waarheid weg. Iemand kan veroordeeld zijn, maar dat behoeft niet te zeggen, dat het daarmee voor hem afgelopen is. Oorlogsmisdadigers zijn veroordeeld door de strop, maar een kruimeldief is ook veroordeeld. Niemand zal er echter aan denken, deze kleine dief op één lijn te stellen met de ter dood veroordeelde misdadiger. En als wij nu in Adam de veroordeling deelachtig zijn, dan kan de onkerkelijke en in, de Bijbel onkundige mens daaruit de conclusie trekken, dat er met ons iets aan de hand is en dat er iets niet in orde is, maar uit het woord veroordeling zal hij niet behoeven op te maken, dat het een volkomen afgesneden zaak is van de kant van Adam en diens nageslacht. En zo is dan het gevaar groot, dat de bitterste waarheid wordt verzoet door een vermilderd en bovendien onjuist woordgebruik. Zo kan de taal er aan meewerken, dat steeds verder van Schrift en Belijdenis wordt afgeweken. Toen in de middeleeuwen de builenpest Europa hevig teisterde, stelden monniken een balsem samen, dat verzachtend werkte op de zweren van de aan de pest lijdende mens. Die balsem werd later kloosterbalsem genoemd. Hoewel die balsem de pijn van de pestlijder milderde, hebben latere geleerden verklaard, dat diezelfde balsem in feite de pestgezwellen verergerde. De kloosterbalsem verzachtte wel, maar had geen geneeskracht.

Als de midden-orthodoxie gebruik maakt van een vermildering in de taal onzer belijdenisgeschriften en formulieren, zal die verzachtende taal werken als kloosterbalsem. Het verzacht wel, het maakt het vreselijke weliswaar minder afschrikwekkend, maar het doet de dodelijke kwaal van dwaling en verwatering toenemen. En wat meer is : deze kloosterbalsemtaal is onschriftuurlijk. En dus verwerpelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De taal als kloosterbalsem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juni 1952

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's