Kerksplitsing in Huizen
En zo heeft dan ook ds. Van Minnen zich onttrokken aan de gemeenschap van de Chr. Geref. Kerk. Op een Zondagavond las hij na de dienst een verklaring van afscheiding voor.
Een eigen gemeente werd opgericht, de Chr. Geref. Gemeente.
En zo is het aantal Gereformeerde denominaties weer met één vermeerderd.
Men zou zo langzamerhand menen, dat het wel enige moeite zal geven een nieuwe kerknaam uit te denken, waarin 't woord Gereformeerd voorkomt en die nog niet door een andere groep wordt gebruikt.
Maar dat valt best mee. Men kan beginnen „Kerk" en „Gemeente" te onderscheiden : Gereformeerde Kerk, Gereformeerde Gemeente. Wil men niet tot deze kerkformaties behoren, dan plaatst men de aanduiding „Christelijk" er voor : Christelijk Gereformeerde Kerk — Christelijk Gereformeerde Gemeente.
Nog meer combinaties zijn ter onderscheiding mogelijk, door in plaats van „Christelijk" te gebruiken 't woord „oud" of „uitgetreden", of „Nederlands", of „zelfstandig". Ook kunnen we aan het geheel nog toevoegen: , , naar art. 31" of „onder het kruis" of „in hersteld verband" '— van vroegere jaren.
Neen, de combinaties zijn nog lang niet uitgeput en de lijst van de bij de regering erkende kerkformaties kan nog best aangevuld worden.
Secten en stromingen met afwijkende meeningen zijn er altijd geweest, maar vindt u het niet indroevig, dat het Gereformeerde protestantisme zich in Nederland in een dergelijke gespletenheid openbaart?
Droevig ook vanwege de lichtvaardigheid.
We komen op Huizen terug. Volgens de dagbladpers had ds. Van Minnen geen bezwaren tegen de leer van de Christelijk Gereformeerde Kerk, alleen maar „formalistische" bezwaren.
Vanwege een bepaalde „vorm" breekt men dus met een Kerk, die men jarenlang heeft gediend !
Ik heb voor ds. De Cock respect voor zijn daad in 1833 — al ga ik als Hervormde zijn weg niet en al acht ik die verkeerd.
Voor de doleantie van dr. Kuyper heb ik al wat minder respect.
Maar dit vind ik al te erg. Een gewichtig aandoende verklaring wordt op een Zondagavond van de kansel voorgelezen en de breuk is geslagen.
De naam van de nieuwe kerk is spoedig gevonden : Christelijk Gereformeerde Gemeente.
In Schiedam beleefden we hetzelfde. De ex^Hervormde voorganger, de heer Middelkoop, noemde zich ds. en stichtte een eigen gemeente, de naam weet ik niet meer.
Zou dan tóch die Leidse predikant gelijk krijgen, die mij op de Classicale Vergadering te Leiden toentertijd verweet, dat al het opkomen voor de Gereformeerde belijdenis leidt tot scheuring en splitsing, en hij noemde toen de naam „art. 31"?
Of die Joodse dame, die Christen werd en toen ze ging onderzoeken bij welke protestantse kerk zij zich zou aansluiten, subiet Rooms werd?
Neen, naar mijn gedachten ligt de oorzaak van deze voortwoekerende splitsing ergens anders.
De Gereformeerde belijdenisgeschriften zijn het accoord dei? gemeenschap; zij drijven de mensen niet uit elkaar. Dat blijkt bij „art. 31", dat blijkt ook bij ds. Van Minnen en zovele andere geschei^ den formaties.
De oorzaak ligt m.i. in het isolement. Men heeft de evangelisatorische roeping van het Evangelie niet meer verstaan en zich terug getrokken in eigen groepje en gemeentetje, om zich bezig te houden
3iiet de problematiek van de eigen kring. Zo verloor men uit het oog de grote Jijnen van het Evangehe in zijn reactie tegenover het onbijbelse denken der moderne eeuw.
Zo hield men zich bezig met onderwerpen, die voor een bepaalde groep wel belangrijk, maar onbetekenend zijn voor de grote aanval naar buiten.
Men sloot zich af voor de „wereld" en liet deze zonder bewogenheid voor wat 2e is.
Onze Gereformeerde vaderen '— op wie men zich zo graag beroept — hadden een andere stijl; ze hielden zich wèl bezig •met de geestelijke wereld buiten de Kerk, ze bestreden onschriftuurlijke opvattingen '— denk aan de Dordtse leerregels — en verkondigden daartegenover de Waarheid Gods. Zij hadden het contact met de buitenwereld niet verloren.
Maar is het Evangelie zelf niet gericht op de wereld naar buiten? Jeremia stond midden in de internationale politieke spanningen van zijn tijd. Paulus discussieerde met de heidense philosophen, heel Handelingen is één grote aanval naar buiten.
Juist in deze strijd naar buiten leren wij het Evangelie in zijn diepte kennen.
Naast de gemeenschap met eigen broeders en zusters in den gelove, is het contact met de buitenwereld een eerste ver- < eiste om de Evangelieboodschap te verstaan, omdat deze boodschap in het Ni'eu- -vve Testament nu eenmaal gericht is naar iuiten.
De optekening van het Nieuwtestamentisch Evangelie werd geheel bepaald door de verdediging van de Waarheid in Christus tegen de aanvallen van het ongeloof.
Vele teksten, die voor mij vroeger vanzelfsprekend of onbegrijpelijk waren, kregen pas diepte na gesprekken met ongelovigen.
En dit contact met de buitenwereld verbindt degenen, die in dezelfde strijd staan.
We hebben elkaar nodig in de strijd tegen het nihilisme heden ten dage en kunnen elkaar niet missen.
In deze grootse strijd komen alle kleine kwesties en formaliteiten op de achtergrond, omdat grotere dingen aan de orde zijn. Men breekt dan niet zo gemakkelijk met een Kerk, die poogt vanuit de Gereformeerde belijdenis de Waarheid Gods te verkondigen in deze wereld van voortschrijdende ontkerstening.
Ik ben dan ook van mening, dat de Gereformeerde gezindheid in en buiten onze Kerk — dit geldt ook voor onze Bondsgemeenten ^- meer oog zal moeten krijgen voor de evangelisatie naar buiten.
Niet alleen krachtens de oproep van Christus Zelf — „Gaat uit in de heggen en steggen en dwingt ze om in te komen!" — maar ook ten behoeve van haar eigen geestelijk bestaan.
In de strijd der verdediging blijkt het Evangelie een kracht te zijn tot zaligheid.
In de rust der afgeslotenheid wordt het Evangelie overwoekerd door menselijke meningen en opvattingen.
Ik ben dankbaar, dat onze Bond voor Inwendige Zending het streven der evangelisatie proclameert en dit werk in de grote steden stimuleert.
Maar we moeten deze arbeid niet alleen aan deze Bond overlaten; kerkeraden en leden moeten zelf in eigen omgeving staan in de strijd voor het getuigenis van Jezus Christus.
Ik kom terug op Huizen. Ik vraag mij in gemoede af of ds. Van Minnen er toe gekomen, zou zijn een bovenvermelde verklaring voor te lezen, als hij enige jaren gearbeid zou hebben in een Hervormde wijk van Amsterdam met een 10.000 nominaal Hervormde zielen.
Een wijk met een kleine kern, hoogstens 20 %, van trouwe leden met een grote rand, dus minstens 80 %, van niet of weinig meelevenden, die met een heel dun draadje nog aan de Kerk vastzitten.
Wat moeten we met die 80 % doen ? Censureren? Dat betekent practisch: afsnijden van de gemeenschap der Kerk, overgeven aan secten en heidendom.
Nu is de Hervormde Kerk een „minder zuivere" Kerk en in die Kerk is immers „alles mogelijk".
En daarmee kan men de zaak als afgedaan beschouwen. Toch niét. Wat zou Christus doen met die 80% ?
In Markus 6 vers 34 lezen we: „En Jezus, uitgaande, zag een grote schare en werd innerlijk met ontferming bewogen over hen; want zij waren als schapen, die geen herder hebben; en Hij begon hen vele dingen te leren".
Markus ziet Christus bewogen over alle geestelijk dolende en dwalende schapen. Sneed Hij ze af? Neen, Hij onderwees hen !
In dezelfde gemeente Huizen hield één der Hervormde collega's een evangelisatie-actie in het tentenkamp van vacantiegangers, naar ik vernam.
Wat ligt meer in de lijn van Christus' bewogenheid ? Die Zondagavondverklaring of die evangelisatie-actie in het tentenkamp?
Voor mij is dit geen vraag.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 september 1952
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's