De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

WILLEM TEELLINCK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WILLEM TEELLINCK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Zoals we reeds aankondigden, vertellen we nu iets meer over één van de beste werken van Teellinck, n.l. over de Sleutel der Devotie. Het is een kwartijn van bijna 800 bladz., die naar omvang niet zo licht tot toetasten noodt. Maar die naar inhoud dat toch overwaard is.

Die titel is al typisch voor Teellinck. Het gaat hem om levend geloof, om zelfverloochening, dus om de vruchten der wedergeboorte in een werkelijke bekering. Dat alles vindt hij samengevat in het woord devotie.

Dat woord doet ons ontegenzeggelijk wat , , rooms" aan. Laten we liever zeggen : dat is één van die rijke, volle woorden, die we al te gemakkelijk aan de Roomsen hebben prijsgegeven. Want ook een man als Voetius gebruikt het graag en we moeten maar voor zeker houden, dat Voetius wel wist, wat rooms was.

Het woord komt heel bepaald voor in de uitdrukking : moderne devotie, waarmee men aanduidt een beweging in ons land van vóór de Hervorming, die sprekend tot uiting komt in Thomas a Kempis en zijn boekje over De Navolging van Christus. Merkwaardig, dat de mannen van de Nadere Reformatie juist dat boekje gelezen en geprezen hebben, wat dan weer tot de beschuldiging geleid heeft, dat daaruit wel heel goed te zien is, dat de Nadere Reformatie blijkbaar in het merg rooms is, althans rooms doet en daarom de dood er in de pot is,

In werkelijkheid hebben Teellinck en Voetius Thomas a Kempis met veel critiek gelezen. Maar ze vonden dan toch bij hem, wat ze elders erg misten, n.l. juist die verloochening van zichzelf, de kruisiging van het vlees, de tucht der eeuwigheid over de dingen van de tijd. Daarom hebben ze zich dat woord devotie ook niet laten ontnemen. Want wat is het veelzeggend! Het komt van een werkwoord, dat betekent: zich geheel aan iemand of iets toewijden.

Maar dat is toch juist volop bijbels en volop gereformeerd: de christen, die zichzelf als een levend dankoffer den Heere toewijdt!

Zo bedoelt Teellinck dan ook deze devotie. En dan moeten we ook niet gaan vitten en zeggen : Is dan ónze devotie ooit de sleutel van de Hemel ? Want Teellinck weet heel goed, dat de Hemel andere sleutels heeft, die niet van ons maaksel zijn. Maar hij weet ook, dat zonder heiligmaking niemand de Heere zien zal. Dat bedoelt hij met de titel van zijn boek, die dus welgekozen blijkt.

De mens, de vrome, bekeerde mens, staat daarom ook helemaal niet in het middelpunt van zijn boek. Het eerste deel er van spreekt over de fundering der christelijke devotie, n.l. de ware gemeenschap met onze Heiland en Zaligmaker. Dat werkt hij zo uit: een christen moet zich ook christelijk gedragen. Dat betekent: hij moet God dienen naar Zijn geopenbaarde wil. Die wordt gekend door de overdenking van het toekomende leven (van hemel en hel). Dan wordt verstaan, dat christelijk leven alleen kan bestaan in de gemeenschap met de Heere Jezus Christus.

Daar komen wij zelf alles toe te kort. Daar is goddelijke kennis toe nodig, ook ootmoed en geloof. Vooral: een heilig voornemen, om in alles God te dienen.

Het tweede deel spreekt dan van de voortreffelijke gesteldheid van de Heere Jezus Christus. Hem te kennen betekent : ons zelf verloochenen, door aan ons vlees te weigeren, wat het verlangt. Wat een tegenstelling: de jammerlijke natuurlijke mens en daartegenover de Heere Jezus Christus ! Door het zien van onze ellende en door de liefde van Christus wordt de zonde in ons gedood. Vooral de hoofdzonden der hoovaardij en der wraakzucht. Daardoor voelt zich een zondig mens bemoedigd, om tot Christus te komen, om versterkt en verlicht te worden. Als we dan ons zelf de kwade lusten ontzeggen, voelen we het goede werk van Christus. Zo moeten we ons oefenen in de zelfverloochening — een moeilijk, zeldzaam, maar nodig werk. En al is het begin moeilijk, het verheugt het hart, wanneer het hardste maar is doorbroken.

Het derde hoofdstuk zet dan uiteen, hoe de hulp van de Heilige Geest nodig is tot die verloochening van onszelf. Het wacht op de beweging, de aandrift van de Heilige Geest. Als die uitblijft, moeten we ze opwekken door oefening van goede werken. Is ze flauw, dan moeten we ze verwakkeren door de dienst des Heeren te beschouwen, ons te sterken aan Woord en Sacrament, door de onderhouding van de rustdag en door gebed. Het gaat er voor alles om, niet op onszelf, maar op Gods genade te bouwen. Wat zijn wij behoeftig en wat is de Heere vaardig ! Waarom zijn we dan toch nog zo weinig in deze dingen levend ? Dat dringe ons, ook , , genadeloze" mensen op te wekken, die genade toch te zoeken!

Hier  heeft Teellinck dus het gebied van het gebruik der middelen betreden. Hij vindt het geraden in een vierde hoofdstuk te spreken over de gewenste discretie (onderscheiding) in het gebruik er van. Hier geeft hij kostelijke practische opmerkingen : nuchter en toch diep tegelijk. Hij zegt b.v. dat we moeten onderzoeken, welke oefening in devotie het meest bij ons past. Eerst hebben we te beproeven, of we herboren zijn dan wel niet, In dat laatste geval zal niemand zich rust kunnen gunnen eer hij de vrucht der middelen bij zichzelf gewaar is geworden. Maar dan moet de zwakke zich niet aan de sterke stoten, maar zich eerder verkloeken, om ook sterker te worden. Maar vooral: de ootmoed blijve — we moeten geen hoogvliegers willen worden. De zwakke zoeke de groei; de begaafde diene de kleinere ; de sterke drage de zwakke en verwarre en overblufte hen niet. Volmaakt wordt niemand — er valt niet zo licht te roemen. Voor allerlei soort mensen wijst Teellinck dan concreet aan hoe zij de Heere zullen dienen. Hoe de predikant dat doen zal, hoe de kleine man, de dienstbare, de rijke en de arme. Zeer waardevol is, wat Teellinck opmerkt over het dienen van God overeenkomstig onze bijzondere , , complexie" : d.w.z. onze aard, ons karakter en ons , , humeur". Dat leert ons ook geen ander te kleineren.

Het vijfde boek onderzoekt, hoe we de ware leer kunnen vinden tegenover de dwaling. Er zijn zoveel verschillen in de leer, dat maakt de mensen duizelig. Ja, maar die verschillen gaan toch niet om buiten de voorzienigheid Gods !

Hoofdzaak is : of het om de ware.religie, gaat. En dan waarschuwt Teellinck tegen de mensen, die al maar van geest en hart spreken, en weinig van de letter (het Woord), die volgens hen dood zijn. Heel juist merkt Teellinck daartegen op, dat de Schrift alleen geestelijk verstaan wordt, waar ze letterlijk genomen wordt. Zo voegde de Heere die samen. Dus geen vergeestelijken, om van alles alles te maken! De ware leer ligt in de Schrift. Daarbij is verschil ; er zijn fundamentele stukken naast bijkomstige. In die laatste moeten we elkaar verdragen. Maar als we de waarheid leerden kennen, dan moet ze ook erkend en beleden worden. Dat moet met lichaam en ziel gebeuren, in hart en kerk en samenleving, In goede en in kwade dagen. Zeker in vervolging. Aan afgoderij mogen we ons nooit aanpassen. Maar niet de kerk mijden, omdat er scheuren in zijn, want zo vergroten we die scheuren alleen. En hoe groot is het werk der gezamenlijke godsdienstoefening!

Het laatste boek is getiteld: Geen goeds zonder Gods genade. Hier vat Teellinck samen en herhaalt het een en ander. Hoe nodig is de , , verwekkende" genade Gods ! Hoe anders trekt onze bedorven natuur en de Heilige Geest! Ons past wel een diep besef van onze eigen onwaardigheid, dat ons dringt, al het eigene te verzaken om Gods wille en om Christus' v/ille. Daar moeten we dan ook ijverig in zijn. Het moet blijken, dat we onszelf verloochenen.

Bij ons weten gebruikt Teellinck het woord , , bevinding" niet. Maar heel zijn boek tekent toch wel de echte bijbelse, gereformeerde bevinding, die niet anders wil zijn dan een levend geloof, geleefd door de hele mens. Wat heeft dat levende geloof tenslotte rijke beloften ! Wat is er juist veel goeds te halen uit lijden en kruis, die we van nature zo pogen te ontlopen ! Daar geldt werkelijk van, dat tijdelijk lijden werkt een eeuwig verblijden! Als we dat gelovig bedenken, dan verheugen we ons, ook in de verdrukking.

Met nog een aanhangsel over ware devotie overeenkomstig het Woord, tegenover alle andere namaakdevotie, besluit Teellinck zijn boek. Als we daar even naast leggen, wat we vroeger uit Taffin's werken meedeelden, dan treft ons de sterke overeenstemming. Teellinck had het uiterlijk wat makkelijker dan Taffin. Maar innerlijk staat hij vlak naast hem en deelt zijn verstaan van het christenleven in zijn totaliteit.

We konden de inhoud van de , , Sleutel" maar kort weergeven. Zeker mogen we er van zeggen, dat het daar gebodene nog steeds actueel is. Het kan alleen winst voor ons betekenen, daarmee bezig te zijn. Daartoe wekt de schrijver van deze artikelen zijn lezeressen en lezers van harte op.

Vergeefs ?

V. d. L.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

WILLEM TEELLINCK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 1955

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's