DE BORG, BEDROEFD EN BEANGST
„MIJN ZIEL IS GEHEEL BEDROEFD TOT DE DOOD TOE". MATTHEUS 26 VERS 38m.
Gethsémané ; Olijvenpers. Wat een naam, vol inhoud en betekenis. Plaats van bitter lijden en smart. Hier toch wordt de ziel van de Middelaar geperst. Hoor, hoe Hij 't uitroept: , , Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe".
Nu wordt Hem de drinkbeker van het lijden aan de lippen gezet. En nu zal Hij moeten drinken, drinken totdat gans de beker is geledigd.
Mijn lezer, we weten dit alles misschien zo heel goed. Van jongs af aan is ons dit verteld. Dat beeld van die bedroefde Borg, het is ons zo heel vertrouwd.
Maar verstaat ge nu ook wat ge leest? En hebt ge wel eens de vraag gesteld: , , Van waar komen toch die droefheid en die angst, die Christus nu aangrijpen?
Wat is het toch, dat Hem zo straks het zweet als grote droppels bloeds zal doen parelen op het hoofd? Waarom dit alles?
Neen, en het is niet slechts de vreze voor het naderend kruislijden en de dood, die Jezus hier zo bedroefd doen zijn.
Zeker, ook dat heeft een rol gespeeld. Maar toch, als Hij straks door de hof kruipt als een worm in het stof en als dan de smartekreet Hem van de lippen wordt gescheurd : , , Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan, ja, dan moet er toch iets anders zijn wat deze grote droefheid in Hem verwekt.
En om dat andere te vinden, moet ge terug gaan in de geschiedenis, moet ge terug gaan tot dat wat lang geleden in een andere hof is gebeurd, en wel in de hof van Eden.
Eenmaal was daar een mens, die viel. En het gevolg was: de toorn, de gramschap Gods. De hemel gesloten en de hel geopend. In één woord: de dood.
En zie, nu is er hier een tweede hof. En weer is daar een Mens. En daar is droefheid in Zijn hart. En geen wonder. Want Hij weet, wat Hem wacht.
Nog altijd is er die toom Gods, nog altijd is er die dood, nog altijd is er die gesloten hemel en die geopende hel. En dat alles staat deze tweede Adam te wachten. En dat alles, het maakt Hem beangst en bedroefd.
Mijn lezer, begint ge het te verstaan?
Denk eens aan Jesaja 53: „De Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Ziet ge het: aller ongerechtigheid.
En daar staat Hij nu in de hof der persing.
En daar komen ze; . Daar stormen ze op Hem toe.
En de Borg is bedroefd, want Hij ziet ze komen, al die ongerechtigheden. En wie kan ze tellen ? En nu komen ze neer op Hem. Nu voelt Hij, hoe de spits van Gods toorn over dat alles op Hem gericht wordt.
En de Borg wordt beangst.
Die ongerechtigheden, die zonden en de gevolgen daarvan : de eeuwige toorn Gods, het doet Hem huiveren en beven. Nu moet Hij dat alles dragen. Nu gaat de Vader zich van Hem terugtrekken. Nu zal zo straks God er voor Hem niet meer zijn , , Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? "
Nu worden de poorten der hel voor Hem geopend. Een andere weg is er niet.
En ja, dat is angst en dat is droefheid. Wie zal het kunnen peilen ?
En dat is dan de oorzaak van dit alles. Het is de zonde en haar gevolg. En nog eens, lezer, verstaat ge het ?
Het zal alleen zijn als ge weet wat zonde is, als ge het Godonterend karakter daarvan kent. Als ge het verstaat: zonde, en daardoor een gesloten hemel en een geopende hel.
En wie zo de Borg in Zijn droefheid en angst ziet, wordt stil, heel stil. Die verstaat het: Gethsémané, dat is voor Christus, de hemel gesloten en de, hel geopend, waar Hij de duivel hoort gieren en lachen. Die weet, wat er hier gebeurt. God de Heere is tegen. Nu wordt het zaad der vrouw de verzenen vermorzeld.
Eden, de oorzaak. Gethsémané, het gevolg.
De Man van Smarten bedroefd en beangst. En de zonde is de oorzaak. Dat is in dit alles het ontzaglijke voor u en voor mij. Het is Adam's schuld. Dat wil zeggen: het is dus órïze schuld.
De Man van Smarten bedroefd en beangst. Maar dat is toch ook weer het Evangelie, blijde boodschap. Naast elkaar hebben we gesteld Eden en Gethsémané. In Eden was het de eerste Adam, die God de gehoorzaamiieid opzegt. Daar werd God door de mens van Zijn eer beroofd.
In Gethsémané is het de tweede Adam. En Hij zal Zijn Vader de volle gehoorzaamheid bewijzen. Want Zijn innigst begeren is het de Vader op het hoogst te verheerlijken.
In Eden werd de toegang tot de hemel dicht geworpen en die naar de hel geopend. Hier in Gethsémané gaat er Eén de hel binnen om aan die hel zijn prooi te ontrukken. Hier wordt de toegang tot de hemel weer ontsloten.
En, mijn lezer, dat is het Evangelie.
En zo wordt de droefheid van Christus toch ook een zalige droefheid.
Zalig voor allen, die in de weg der ontdekking met de dichter kregen uit te roepen: ik lag gekneld in banden van de dood, daar de angst der hel mij alle troost deel missen. Zeker, dan is het bang en donker. Dan wordt het verstaan : de hemel gesloten, de hel geopend. En dat naar recht. Ook dan is er droefheid en angst.
Maar tóch Het is, zoals ik ergens las, de angst uit de angst heeft Christus weggenomen, toen Hij was de beangste Borg in Gethsémané. En ja, dat is de vrucht van Zijn droefheid en angst. En het is een rijke vrucht, een vrucht die ten goede komt aan al Zijn volk. Wat een dierbare Borg heeft toch Christus' Kerk. Ook van Zijn lijden geldt het: Al was aan Hem is, is gans begeerlijk!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 1956
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's