Verkondiging en prediking
Elders in dit nummer vindt men een aankondiging (en aanbeveling) van de inaugurele oratie van dr. Bakker over het onderwerp Kerugma (d.i. verkondiging) en Prediking.
Terecht wijst dr. Bakker op een reeks modewoorden: , waarover o.a. ook dr. D. J. de Groot in de Friese Kerkbode heeft geschreven. Het zal onze lezers niet vreemd zijn, aangezien wij een en andermaal aanleiding hebben gevonden omtrent dit gebruik een opmerking te maken. , , Het staan in de ruimte der Kerk, de existentiële houding, het oecumenisch en situatief denken, de apostolaire bewogenheid is niet van de iucht", merkt dr. Bakker op. (blz. 5). Zo is het ook met kerugma, verkondiging, verkondigen ; ook een modewoord. En deze auteur vertolkt ook ons gevoelen, als hij als het vermoeiende opmerkt, , , dat deze woordgroep wel een bepaalde kleur heeft, een zekere gevoelswaarde, maar dat het dikwijls allerminst duidelijk is, wat men er nu onder verstaat". (Curs. van mij, S.). In feite is dat met al deze woorden zo.
Met het modegebruik van het woord , , verkondiging", , , verkondigen" hangt onmiddellijk saam het opvallende spreken van , , de boodschap", dat zó veelvuldig voorkomt, dat iedereen het kan hebben opgemerkt.
Wat men met dat woord verkondiging eigenlijk bedoelt ?
Dr. Bakker geeft het volgende antwoord : , , Bij alle verschillende nuanceringen valt het op, dat men in deze, kerugma-terminologie vooral wil weergeven, dat het Woord Gods een boodschap, een oproep is in het heden, met goddelijke volmacht en dat ik in mijn horen van dit kerugma sta voor het aangezicht van de levende God", (blz. , 5).
Een ouderwetse Christen zal hierin niet zoveel vreemde dingen beluisteren. Het Woord Gods is een boodschap, die van Godswege uitgaat tot de mensheid, het is een oproep, een roep tot bekering, het komt met goddelijke volmacht, de dienaar des Woords staat daar als gezant van zijn Koning, die 's Konings Woord komt brengen en aanzeggen. En ten slotte, omdat het Woord tot ons komt van Godswege, staan wij met dit woord in rekenschap jegens de levende God zelf.
Ouderwetse Christenen passen dit bovendien toe op de Heilige Schrift, zoals deze daar ligt en door hen als Gods Woord wordt ontvangen.
Conclusie : er is niets tegen. Alleen maar een beetje andere formulering.
En toch is dat wel wat erg simpel geredeneerd. Er schuilt meer achter. Zo wijst dr. Bakker op het actuele van de vraag : „Hoe verkondigen wij het Evangelie zó, dat de mens er werkelijk door geraakt wordt, zó, dat hij beseft, dat in deze prediking God Zelf tot hem komt". (blz. 6).
Deze vraag wil dus de aandacht richten op de vertolking van het Evangelie.
Hiermede wordt een belangrijke kwestie aangeraakt. De vertolking van het Evangelie. Dat kan ook de vraag omvatten : Wat is prediken ? Wat doen wij, als wij het Woord bedienen? Anderzijds kan men zo willekeurig en subjectief te werk gaan in de vertolking van het Evangelie, dat met goed recht van prediking, bediening des Woords, niet meer kan worden gesproken.
Dat valt vooral in het oog, als men kerugma en geloof met elkander verbinden gaat op een kritische wijze, b.v. door alle objectivering te vermijden en alles wat op objectieve leer wijst, te verwerpen.
Ten slotte komt het er op neer "dat het kerugma slechts in zoverre het geloof bepaalt, in zoverre het existentiale betekenis heeft, m.a.w. voor zover het in zijn inhoud de houding van Waarachtige menselijkheid fundeert en mogelijk maakt".
, , Men spreekt hier nog wel van de gerichtheid van het geloof op zijn voorwerp, maar dit voorwerp mag alleen dat verkondigen, wat het geloof erkent en ervaart als de eigen mogelijkheid van de waarachtige menselijkheid". (Vgl. dr. Bakker, blz. 22).
Ziedaar wat er van de vertolking van het Evanglie terecht komt.
Hier zijn de rollen precies omgekeerd. Inplaats van te buigen voor het Woord en onder Gods oordeel van waarachtige menselijkheid, onderwerpt men de Schrift aan zijn subjectieve beschouwingen over wat men voor menselijkheid houdt.
Het ligt dan. ook voor de hand, dat mensen, die de Heilige Schrift op zulk een wijze vertolken en haar alleen laten zeggen, wat zij horen willen, het overgeleverde geloof en door de Kerk beleden Schriftgeloof, eveneens als subjectieve vertolking beschouwen, waarmee zij het niet eens zijn, om de eenvoudige reden, dat zij hun eigen beschouwing beter achten.
Maar nooit — en dat is opmerkelijk — omdat de Heilige Schrift, zoals die daar ligt, niet zou leren, wat de Kerk in haar confessie belijdt. Integendeel.
Men weet zeer goed, en dat is van vrijzinnige zijde ook wel duidelijk uitgesproken, dat er tegen de gereformeerde belijdenis geen ernstige bezwaren kunnen worden ingebracht, indien men , het Schriftgezag aanvaardt en erkent, zoals de belijdenis dat doet.
Een vertolking der Schrift om haar voor de moderne mens , , verstaanbaar" te maken, is op deze wijze overigens volmaakt overbodig, omdat men tot recht verstand van de Schrift eer de weg verspert dan baant, want inplaats van de mens aan de ware menselijkheid te ontdekken, sterkt men hem in een ijdele waan dienaangaande.
De Heilige Schrift wordt onder de invloed van dergelijke beschouwingen ten enenmale een menselijk gewrocht zonder andere autoriteit, dan die van de menselijke geest en heel de Christelijke religie wordt gemaakt tot een voorbijgaande phase in de geschiedenis van het menselijk geestesleven.
En hoewel wij ons overtuigd houden, dat God tot aan de voleinding der wereld zorgen zal, dat er mensen zijn, die Zijn Woord bewaren, is toch in het toenemend verzet tegen het goddelijk gezag der Heilige Schrift en in de bij velen veldwinnende neiging om zich van de strengen van het Evangelie los te maken door een individuele interpretatie, een teken des tijds te herkennen.
Als de Christus komt, zal Hij geloof vinden op aarde ? (Lucas 18:8)
Tegen de voleinding zal er weinig geloof worden gevonden en dit zal onder zware beproeving staan door de grote verdrukking. (Matth. 24 : 21)
De grootste schade zal echter niet door aards geweld aan de kerk worden gebracht, maar door de valse leer, door de wolf in schaapskleren en door de verkondiging van Christussen, die Christus niet zijn.
Velen zullen verleid worden. En wat is meer verleidelijk dan een gemoderniseerde vertolking van het Evangelie, waarbij de mens rustig in zijn eigen waarde kan schuilen en op zijn eigen manier zalig worden ?
Verkondiging en prediking.
Hebben die dan eigenlijk geen samenhangende betekenis ? Is daartussen geen relatie ?
Dr. Bakker wijdt aan de beantwoording van die vraag het laatste deel van zijn oratie. Wij volstaan met een enkele opmerking naar aanleiding van de gestelde vraag.
Verkondiging. Wat is dat eigenlijk? Als wij daarover nadenken, komt het beeld van de koninklijke heraut ons voor de geest. Hij komt de stad binnen met een koninklijke boodschap en maakt die den volke bekend.
In de Schrift is dë heraut of voorloper niet onbekend en ook niet de koninklijke boodschap. Wij denken aan de profeten en inzonderheid aan Johannes de Dooper, die komt zeggen : , , Het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert u". Het gaat toch een beetje anders als de heraut, die voorgesteld wordt als een stormwind.
De boodschap moet verrassend zijn, de boodschapper komt niet in eigen naam, maar als gezondene, hij spreekt niet zijn woord, maar het Woord van Zijn Zender. Hij komt in 's Konings naam tot de mens. God komt in die gezondene, ja, meer nog in Zijn boodschap tot de mens. De boodschap deelt iets mede, wat de mens, tot wie zij, gezonden, wordt, nog niet weet.
Goed, dat mag alles zo zijn.
Welnu, dan zou ik menen, dat de boodschap uit de hemel door de Engel aan de herders in Efratha overgebracht een echte , , verkondiging" is. Welk een gezant, welk een boodschap ! Die u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus de Heere!
Dat is nu een sprekend voorbeeld van verkondiging, van kerugma, zoals het Grieks klinkt.
Gij zoudt het zo zeggen, maar hier staat in de grondtekst niet het werkwoord, dat men zou verwachten, maar een ander. Er staat, ik kom met het Evangelie, ik kom u deelgenoot maken van een goede boodschap. En dan moet er ook wat gebeuren. Zij moeten er op uit en zullen het kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. Zij moeten aanschouwers worden, de Christus zien en aanbidden.
Men wil op 't verrassende wijzen van „de boodschap", en op de proclamatie van het nieuwe, het verrassende. Dit zit er wel in. Alleen is het eigenaardig, dat het werkwoord, dat met het woord kerugma, dat dan zoveel als proclamatie van het door God bereide heil in Christus moet betekenen, samenhangt, niet zo vaak in de Schrift voorkomt en dan nog van mensen, die door Christus beweldadigd, alom bekendmaken, wat de Heere aan hen gedaan heeft. (b.v. Marc. 1 : 5, Marec. 5 : 20, Luc. 8 : 39)
Wat de „proclamatie" aangaat, er is zeker wel enige grond voor om daarvan te spreken; en overal, waar het Evangelie voor het eerst gebracht wordt, heeft het dat karakter. Dat zal bij de prediker en bij zijn gehoor zonder enige twijfel bijzonderlijk naar voren komen. Dat is echter niet het geval in de gemeente, die sedert jaar en dag gevestigd is, onderwezen in de Schriften en voor welke de boodschap des heils, uitwendig en verstandelijk gehoord, geen nieuws en geen verrassing meer is.
Misschien is juist de algemene bekendheid van het Evangelie (en van de hoofdzaken der leer) aanleiding tot de vraag naar een vertolking, die nieuw is, die het Evangelie verrassend en nieuw maakt. In ieder geval is het waarschijnlijk, dat dit feit mede aanleiding geeft voor de pogingen, die men in het werk stelt om van het Evangelie iets nieuws te maken. Niet te vergeten, dat deze bevorderd worden door tegenzin en afkeer van de , , leer".
Men wil, dat het weer eens leven gaat en dan op de wijze, zoals men zich dit voorstelt in verband met moderne levensopvattingen.
Intussen zijn wij ganselijk niet overtuigd van de juistheid van deze pogingen en verwachten daarvan niet de minste vrucht, omdat zij geen rekening houden met het rein geestelijk karakter der Christelijke religie, en mitsdien het feit voorbijzien, dat de vervulling van het Koninkrijk Gods een werk Gods is, waarbij de Dienst des Woords een dubbele functie vervult, die altijd voortgang heeft, waar het Woord in getrouwheid gepredikt wordt.
De eenvoudige en getrouwe bediening van het Woord in dienstbaarheid aan de grote Herder der schapen, die het de apostelen gegeven heeft, door wie de Kerk der eeuwen het ontvangen heeft, verricht een werk door God bevolen en door Hem gedragen, opdat Hij Zijn voornemen aangaande het Koninkrijk Gods vervulle.
En als , , verkondigen" dan ook nog wil zien op de tegenwoordigheid Gods, hebben wij genoeg aan de belofte van Christus, die Zijn tegenwoordigheid toezegt tot aan de voleindiging der wereld. (Matth. 28 : 20).
Nieuw is het Evangelie voor degenen die het voor het eerst horen, en nieuw wordt het eerst recht als degenen, die het kennen, het door Gods genade gaan verstaan als een kracht Gods tot zaligheid.
Daarom heeft de gemeente aan een proclamatie van het heil in Christus niet genoeg, maar zij heeft nodig, dat het Evangelie wordt gepredikt en uitgelegd, opdat het zijn weg vinde in de harten tot bekering en leven.
S.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1958
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's