Naar de wet een Farizeeër
Want ik geef hun getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand. (Romeinen 10 vers 2.)
Over het onderricht, dat Saulus te Jeruzalem ontvangen heeft, valt weinig met zekerheid te vermelden. Het is namelijk een moeilijke opgave om nauwkeurig vast te stellen, hoe het onderwijs in die dagen geregeld was, aangezien de gegevens, die ons daaromtrent ten dienste staan, veelal van later datum zijn. Grotendeels dateren zij uit het tijdperk, dat gevolgd is op de val van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus. En dat is een gebeurtenis geweest, die ingrijpende veranderiagen in de structuur van het joodse leven teweeggebracht heeft. De betekenis van die verwoesting van de heilige stad door de romeinse legerscharen zouden wij kunnen vergelijken met het gewicht, dat de Franse Revolutie van 1795 voor het Europese cultuurleven van de negentiende en de twintigste eeuw gehad heeft. 1).
Niettemin verkeren wij niet geheel en al in het onzekere. Zo weten wij o.a., dat sedert de regering van koning Herodes de Grote, de moordenaar van de kinderen van Bethlehem, het onderwijs in de Wet in twee richtingen verdeeld was. De ene werd genoemd naar Hillel, en de andere naar Sjammai.
Hillel was een Jood, die uit Babylonië afkomstig was. Men zegt zelfs, dat hij uit het geslacht van koning David voortkwam. Vanuit Babylonië zou hij naar Palestina verhuisd zijn. En omdat hij maar zeer krap in zijn geld zat, zou hij zich daar als dagloner verhuurd hebben teneinde zijn studie te kunnen bekostigen. Zijn leergierigheid moet zeer groot geweest zijn. Toen hij op een keer niets verdiend had, en om die reden niet bij zijn leermeester binnengelaten werd, moet hij in het raam van diens huis geklommen zijn om toch maar te kunnen horen, wat er gedoceerd werd. Dat bekwam hem slecht. De koude beving hem. En de volgende morgen vond men hem, geheel verstijfd, en meer dood dan levend.
Hillel was een van de meest beroemde mannen van zijn tijd. Uitgaande van het standpunt, dat de Torah nooit verouderde, paste hij haar door allerlei uitlegkundige regels toe op nieuwe situaties. Op zijn naam staan dan ook zeven regels voor de exegese van het Woord Gods, die onder de Joden van kracht waren. Door middel van deze regels konden allerlei geboden uit de Wet van Mozes worden afgeleid. Overigens was Hillel een rabbijn, die grote soepelheid en mildheid wilde betrachten in de praktische toepassing en beleving van de Wet. Hij moet eens gezegd hebben: „Wees een leerling van Aaron, vredelievend, en vredestichtend; de mensheid beminnend, en zoekend haar tot de Wet te trekken." 2). Daarmede is zijn karakter en zijn methode van onderricht precies aangeduid.
Sjammai was een totaal andere figuur. Hij was in menig opzicht de tegenvoeter van Hillel. Hij huldigde veel strengere opvattingen. Hij was een voorstander van rigorisme ten aanzien van de Wetsvervulling. Waar Hillel probeert met allerlei uitlegkundige sprongen de eisen van de Wet aan te passen aan het leven, daar houdt Sjammai vast aan de letterlijke betekenis van het geschreven woord. Toen op een Loof huttenf eest zijn schoondochter het leven schonk aan een kind. Het Sjammai bet dak boven haar kraambed afbreken, en er het dak van een loofhut voor in de plaats aanbrengen. Dat is typerend voor hem, èn voor zijn houding tegenover de Wet.
Hillel en Sjammai hebben beiden veel leerlingen gehad. Zodoende ontstonden er binnen de Schriftgeleerdheid van het Farizeïsme twee scholen. Lange tijd hebben die met elkaar gestreden om het rechte verstaan van de Wet Gods. Over het algemeen genomen, waren de aanhangers van Hillel voorvechters van een milde interpretatie van de Wet, terwijl de school van Sjammai, in aansluiting bij haar grote voorman, het opnam voor een strenger standpunt.
Men heeft nagegaan, dat in de Talmud van meer dan driehonderd verschilpunten tussen beide scholen verhaald wordt. Dat geeft ons wel enigszins een indruk van de controverse, die er tussen de leerlingen van Hillel en Sjammai bestaan heeft.3).
Eén van die verschilpunten mogen wij wel noemen. Als het gaat over de vraag, op welke wijze het Sjema — de joodse geloofsbelijdenis uit Deut. 6:4 — opgezegd moet worden, dan zegt de school van Sjammai: „'s Avonds moeten allen liggen, wanneer zij het Sjema opzeggen, maar 's morgens moeten zij recht overeind staan; want daar is geschreven: En als gij nederligt en als gij opstaat (Deut. 6 : 7). Maar de school van Hillel zegt: Men mag het ieder op zijn eigen wijze opzeggen, want daar staat geschreven: En als gij op de weg gaat (Deuteronomium 6 : 7).4)
Latere geslachten hebben van deze onderlinge tweestrijd gezegd: „Elke tegenstelling, die er om Godswil is, zal in het eind van blijvende waarde zijn, maar elke tegenstelling, die er niet om Godswil is, zal in het eind niet van blijvende waarde zijn. Welke tegenstelling was er om Godswil? Die van Hillel en Sjammai. En welke was er niet om Godswil? Die van Korach en de zijnen (Num. 16)." 5)
Wat ook de twee scholen scheidde, het ging ten diepste gezien bij beide om God, om Zijn eer, om het inzicht in Zijn Woord. Wie van dit oogpunt uit hun onenigheden beschouwt, zal zelfs hun haarkloverijen kunnen waarderen!
Dat Saulus tot de school van Hillel behoord heeft, is een conclusie, die gegrond is op het feit, dat zijn leermeester Gamaliël een lijnrechte afstammeling van deze beroemde rabbijn geweest is. Gamaliël moet een zoon of een kleinzoon van Hillel geweest zijn. Met andere woorden: het onderricht in de Wet, dat Saulus van Gamaliël genoten heeft, werd gekenmerkt door mildheid, als het vergeleken werd met wat de aanhangers van Sjammai voorstonden. Ook houdt dit in, dat Gamaliël Saulus ingewijd heeft in de kennis van de zeven uitlegkundige regels, die door zijn (groot-)vader vastgelegd waren. 6).
Wij hebben ons dat onderwijs ongeveer als volgt voor te stellen: Gamaliël koos een of andere tekst uit het O.T., die nader verklaard moest worden. Men begon met die in het Hebreeuws te lezen. En daarna nog eens in het Aramees, dat de gebruikelijke omgangstaal was. Vervolgens noemde Gamaliël alle mogelijke verklaringen op, die ooit door de schriftgeleerden van deze tekst gegeven waren. Die moesten zijn studenten uit het hoofd leren. In verband daarmede hadden de Joden een bepaalde techniek uitgedacht, die dienstbaar zijn moest aan het onthouden van wat geleerd diende te worden. Een belangrijke functie werd daarbij verricht door het zgn. psalmodiëren — het zingend opzeggen van bepaalde Schriftgedeelten met de daarbij passende uitleg. Ook het rhythmisch bewegen van het lichaam vervulde daarin een belangrijke rol. Op die manier werden de leerlingen bijzonder geoefend in hun herinneringsvermogen. Veel meer dan thans het geval is.
Nadat Gamaliël de verklaringen van de tekst had opgesomd, werden deze in discussie gegeven. Dat geschiedde in de vorm van vraag en antwoord. Heftige disputen konden daarvan het gevolg zijn, waarbij gewedijverd werd in scherpzinnig Schriftgebruik. In zijn brieven toont de apostel later dit onderwijs met vrucht gevolgd, te hebben. Hoe vaak maakt hij immers niet gebruik van de dialoog? Om slechts één voorbeeld aan te halen, wijzen wij op zijn betoogtrant in Romeinen 3 en 4.
De manier, waarop door de Schriftgeleerden het Woord Gods werd uitgelegd, en op het heden toegepast, heeft men Midrasj genoemd. Dit woord komt van een hebreeuwse wortel, die „vragen", „onderzoeken" betekent. Het doel der exegese was dus om te vragen, welke diepe zin de woorden der Wet bezaten. 7).
Omdat echter de Wet van Mozes zowel uit geboden als ook uit verhalen bestaat, werden er twee soorten van uitleg onderscheiden. Wanneer men zich bezig hield met de bepalingen, geboden en verboden der Wet, sprak men van Halacha. Daarbij ging het om levensregels, om het juridische. Wanneer men daarentegen zich verdiepte in de bedoelingen van de verhalende stof der Wet, sprak men van Haggada. Met inachtneming van de verschillen, zouden wij kunnen zeggen, dat de Halacha de studie van de Ethiek en het Kerkrecht betrof, en de Haggada die van de Dogmatiek en de Kerkgeschiedenis. Aan deze vergelijking met de hedendaagse Theologie kleven veel bezwaren. Wij weten het. Doch wij doen het terwille van de duidelijkheid. En niet zonder enige aarzeling.
De resultaten van dit onderwijs in de Wet heeft Saulus zelf ons beschreven. In Hand. 22 vers 3 zegt hij: „Ik ben een joods man, en te Tarsen in Cilicië geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliël; onderwezen naar de bescheidenste (dat is: meest nauwgezette) wijze der vaderlijke Wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt." Vervolgens in Hand. 26 vers 4.v.: „Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden; als die van over lang mij tevoren gekend hebben (indien zij het wilden getuigen), dat ik, naar de bescheidenste (zie boven) sekte van onze godsdienst als een Farizeeër geleefd heb." Dan in Gal. 1 vers 13.v.: „Want gij hebt mijn omgang gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de gemeente Gods vervolgde, en ze verwoestte, en dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderHjke inzettingen." En tenslotte in Philipp. 3 vers 6: Naar de rechtvaardigheid, die in de Wet is, zijnde onberispelijk."
Kortom: naar de Wet een Farizeeër. 8).
1) Cf. N.N. Glatzer: „Geschichte der talmudischen Zeit", Berlin, 1937, S. 13. ff
2) Aboth, I, 12. Cf. H. Danby: „The Mishnah", London, 1954, p. 447.
3) Cf. A. Cohen: „Everyman's Talmud", London, 1949, p. XXII. f.
4) Berakoth, I, 3. Cf. H. Danby, o.c, p. 2.
5) Aboth V, 17. Cf. H. Danby, o.c, p. 457. f.
6) Cf. J. Bonsirven S. J.: „Exegese Rabbinique et Exegese Paulinienne", Paris, 1939, p. 81.
7) Cf. H. L. Strack: „Einleitung in Talmud und Midrasch", Miinchen, 1921, S. 4.
8) Cf. Philipp. 3:5.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's