DE Dordtse LEERREGELS
Voorts, wanneer God dit Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert, en de ware bekering in hen werkt, zo is het, dat Hij niet alleen het Evangelie hun uiterlijk doet prediken, en hun verstand krachtiglijk door de Heilige Geest verlicht, opdat zij recht zouden verstaan en onderscheiden die dingen, die des Geestes Gods zijn; maar Hij dringt ook in tot de binnenste delen des mensen met de krachtige werking deszelfden wederbarenden Geestes; Hij opent het hart, dat gesloten is. Hij vermurwt, dat hard is. Hij besnijdt, dat onbesneden is. In de wil stort Hij nieuwe hoedanigheden en maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt die wil alzo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen.
HOOFDSTUK III/IV
Artikel 11
Twee dingen vallen wel te onderscheiden: de noodzakelijkheid van de werkingen van de Heilige Geest en de uitverkiezing. De laatste vloeit niet noodzakelijk uit noodzaak van deze werkingen voort en ook omgekeerd niet. En nu is het opmerkelijk, dat velen, die de belijdenis der uitverkiezing verwerpen ook de noodzakelijkheid van de wedergeboorte loochenen. Daarom wil ik er eerst de aandacht op vestigen, dat elk gevallen Adamskind van dood levend gemaakt moet worden, wederom geboren, herschapen, op een krachtdadige manier door Gods Geest bewerkt moet worden.
De mens is ten eerste totaal blind voor de toestand, waarin hij verkeert, voor de toom Gods, die op hem rust, voor de erf en dadelijke zonde, voor de heerlijkheid en begerenswaardigheid van God. Zelfs al zet men hem 80 jaar onder de zuivere prediking en er gebeurt geen wonder aan hem of haar, dan blijft hij verloren. Dan kan er van alles weliswaar gebeuren. Iemand kan een zeer hef godsdienstig vrouwtje worden of een groot ijveraar in de kerkeraad. Maar hij is dood en hij blijft dood voor God.
De Heere Jezus heeft hier bijzonder voor gewaarschuwd in de gelijkenis der wijze en dwaze maagden en in de gelijkenis van dat onkruid, dat niet van tussen de tarwe weg te halen is en in Mattheüs 7 vooral.
Daar moet een werk van genade aan ieder mens gebeuren. God moet de ware bekering in ons werken, wil het ooit goed komen.
Doet Hij dat? Ja, dat doet Hij.
Werkt de Heere die herschepping in alle mensen? Neen, deze werkt God in de uitverkorenen. Sommigen gaat Hij met deze genade voorbij, anderen plant Hij in Christus in door een waar geloof. Dus maakt de Heere onderscheid.
Is er dan misschien onderscheid bij de mensen?
In het meerderheidsrapport van de commissie der uitverkiezing dat kort geleden in de Synode is behandeld, staat geschreven: God verwerpt, die Hem verwerpen. Dat is waar. Doch er staat niet in geschreven, dat God ook aanneemt, die Hem verwerpen. Men wil in dat meerderheidsrapport de verkiezing redelijk maken en aannemelijk voor ons verstand. Wij gereformeerden menen, dat dit niet kan en hebben meer verlangen om Schriftuurlijk te zijn. Tenminste de meesten onder ons.
De Schrift stelt geen onderscheid van nature. Wij zijn allen gelijk. Wij verwerpen van nature allen God. Die onbekeerd blijven zijn niet goddelozer, dan die bekeerd worden, al wil het meerderheidsrapport, dat nu bijna geheel eenheidsrapport geworden is, dit suggereren.
God maakt onderscheid, waar geen onderscheid is. „Hij ontfermt zich diens Hij wil en Hij verhardt die Hij wil".
Zo zijn er dus twee dingen: de wedergeboorte en de uitverkiezing. Al zouden alle mensen uitverkoren zijn ten leven, zo moesten wij toch wedergeboren worden op een reformatorische wijze, als u begrijpt, wat ik bedoel. Niet een beetje godsdienst, maar echt verbrijzeld worden en op het schavot terecht gekomen en als een wonder Christus en het geloof in Hem ontvangen en vrijgesproken worden in Hem.
En dan zijn er nog een keer twee dingen. De uitverkiezing heeft twee etappen. Ons artikel spreekt eerst hiervan, dat God het Evangelie uiterlijk doet prediken. Dat is voor de uitverkorenen de eerste weldaad der uitverkiezing, die hier vermeld wordt. In Hoofdstuk I der Leerregels is ons al geleerd, dat ook de uiterlijke prediking tot ons komt in de weg der verkiezing. Een groot deel der mensheid ontvangt deze prediking niet. Sommigen ontvluchten haar zonder in die vlucht gehinderd te worden.
Om de uitverkiezing recht te verstaan moeten we met deze verkiezing tot de prediking beginnen. Ik heb menigmaal het gruwzame verwijt gehoord, dat deze uiterlijke prediking maar etalage zou zijn, vooral voor degenen, die toegelaten worden het welmenend aanbod van genade te verwerpen. De theologen, die het etalage of ledig vertoon noemen, menen, dat zij het welnemend aanbod aan allen niet kunnen rijmen met de uitverkiezing. Zij hebben behoefte aan een God, die zij kunnen narekenen en begrijpen.
Om Zichzelf geheel aan ons te kunnen openbaren, voorzover wij dat nodig hebben tot zaligheid; moet Hij ons dingen bekend maken, die wij niet kunnen overeenbrengen. Vroeger sprak men van paradoxen. Dat Christus God en mens is kunnnen wij niet begrijpen. Maar daarom belijden wij het niet minder als de waarheid Gods. Zo kunnen wij ook niet overeenbrengen, dat God ieder, die het Evangelie hoort, oprecht en hartelijk nodigt en dat Hij toch onderscheid maakt bij het volledig toepassen der zaligheid en het geloof niet in allen krachtdadig werkt.
Sommigen, die het willen begrijpen, laten de uitverkiezing los en anderen laten de ernst van het algemene aanbod los. Jammer voor beiden, want hun gemeenten moeten op deze wijze de rechte prediking missen.
Wij beginnen echter — en.houden ons hierin aan de Schrift en de Leerregels — met de uiterlijke prediking, waarin Christus Zichzelf aan ieder hoorder aanbiedt. De inhoud daarvan geef ik nog maar eens weer met de woorden van W. a Brakel: „'t Geloof heeft tot een grond 't Woord Gods in het gemeen, en in 't bijzonder de roeping, de aanbieding van en de nodiging tot de Heere Jezus Christus. Dit moet vooraf als zeker, vast en onfeilbaar erkend worden, als van de waarachtige, onveranderlijke en getrouwe God geopenbaard, aangeboden en beloofd.
Niet dat dit het zaligmakend geloof is, maar 't is de grond, die eerst gelegd moet worden, zal men daarop bouwen.
God verklaart de mensen van nature kinderen des toorns te zijn, niet dan zonden van binnen en van buiten, hatelijk, walgelijk, onverdragelijk en verdoemelijk. God verklaart Zichzelf als Rechter der ganse aarde, een rechtvaardig Rechter, die de schuldige geenszins onschuldig zal houden, wiens oordeel naar waarheid' is, die een iegelijk vergelden zal naar zijn werken. Zal dan de mens zalig worden, zo moet aan de rechtvaardigheid Gods genoeg gedaan worden door het dragen van de straf, die de zondaar waardig is, en door de volkomen volbrenging van Gods wet, in welke gelijkvormigheid de mens geschapen was, en op welker gehoorzaamheid de eeuwige zaligheid beloofd was. God openbaart in Zijn Woord de wonderbare weg, waardoor die twee zaken uitgevoerd zijn, en waardoor de zondaar de eeuwige zaligheid kan deelachtig worden, namelijk dat Hij uit zuivere vrije genade, uit enkel liefde tot hatelijken, naar Zijn ondoorgrondelijke wijsheid, door Zijn almachtigheid. Zijn eigen eeuwige Zoon, waarachtig God, éénswezens met de Vader en de Geest, tot een Borg voor de uitverkorenen heeft gegeven, die de menselijke natuur heeft aangenomen, de zonden van de uitverkorenen op Zich heeft overgenomen, de straf heeft gedragen, de wet vervuld, en daardoor de uitverkorenen met God verzoend, en hun recht tot het eeuwige leven verworven.
De Borg Jezus Christus, alzo zijnde geworden het rantsoen en de gerechtigheid der uitverkorenen, verkondigt u door het Evangelie vrede. Hij nodigt, Hij biedt aan. Hij lokt met allerlei beweegredenen een iegelijk, hij zij wie hij zij, hoe groot een zondaar hij ook is, dat hij tot Hem komt, om door Hem gerechtvaardigd, geheiligd en verheerlijkt te worden, met die zekere belofte, dat Hij die, die tot Hem komt, geenszins zal uitwerpen. Dit is noodzakelijk te geloven, want de Waarachtige zegt het. Die zijn goedkeuring daartoe niet geeft, die dat als de onfeilbare waarheid, waarop men vast mag aangaan niet aanneemt, die onteert God schrikkelijk, en houdt God als een leugenaar, 1 Joh. 5:10. Kent dan deze Evangelische waarheden, gelooft ze, en verblijdt u, dat er een Jezus is, en dat die Jezus u roept om u zalig te maken".
Op deze wijze prijst a Brakel het historisch geloof aan, dat zich richt op het Evangelie en in gemoede overtuigd is, dat Jezus de Zaligmaker is.
Maar is nu deze uiterlijke prediking niet genoeg? De Remonstranten meenden en menen van wel. Meer dan de prediking is niet nodig. Daar is alles in begrepen. Als iemand niet gelooft, die de uiterlijke prediking heeft gehoord, is hij verder niet te helpen. De aanrading is genoeg en de krachtdadige aanraking des Geestes is onnodig. In de mens hoeft niets te gebeuren. De mens kan uit zijn eigen krachten geloven. Daartegenover spreekt artikel 11 van een krachtdadige verlichting van ons verstand. Wij moeten nieuwe ogen krijgen. Daar moet een wonder aan elke hoorder gebeuren.
Velen verwerpen artikel 11, al is het niet altijd met ronde woorden. Men zegt wel eens, dat we iets voor de jeugd moeten doen. Dat is uitstekend. Als er iets is, dat wij moeten doen, dan is het dit: het oude gereformeerde Evangelie prediken. Ik zie de tijd aanbreken, dat onze jeugd in steden en dorpen niet meer weet, dat er tweeërlei volk is op aarde: bekeerden en onbekeerden, dat er een eeuwigheid is en dat sterven God ontmoeten is. Waarom weten zij het niet meer? Omdat vele predikanten zo vaag en algemeen preken, dat het gaat lijken op een algemene verzoening en op een algemeen geloof. Waarom preken deze predikanten zo? Omdat zij zelf de schrik des Heeren niet kennen en niet geleerd hebben in de verterende strijd van hun vlees tegen de Geest Gods, dat zalig worden aan 's mensen kant onmogelijk is en dat er een wonder aan ieder moet gebeuren?
De studie van de officiële leer onzer kerk mocht ons allen de ogen openen en aandrijven om veel meer voor de jeugd te doen: met ziel en lichaam zuiver d.i. gereformeerd preken en leven, op zo'n wijze, dat het beslag legt op hen, dit nog horen willen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's