De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KRONIEK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het waagstuk van New-Delhi — Het proces te Pretoria — Prof. Dijk in het kerkelijk nieuws.

De 18e november jl. is de 3e Assemblee van de Wereldraad van Kerken in New-Delhi, de hoofdstad van het nu zelfstandige en vrije India, aangevangen. Zondag 19 november heeft, 's avonds in de grote tent, speciaal daarvoor opgesteld naast de moderne congreszaal, waarin de werkvergaderingen zullen gehouden worden, de plechtige opening plaats gevonden.

„Trouw", d.d. 20 nov. jl., noemt deze Assemblee „de grootste uit de geschiedenis". Ze vertegenwoordigt „kerken uit meer dan vijftig landen en 400 miljoen christenen".

In optocht zijn de 625 afgevaardigden door New-Delhi naar de openingszitting geschreden. Achter deze stoet Hepen de verschillende „waarnemers". Het moet een machtig schouwspel zijn geweest, evenals de vergaderde menigte van belangstellenden, daar opgekomen om te luisteren naar de openingsrede van bisschop Noth uit Saksen. Talrijke hooggeplaatste Hindoes waren ook aanwezig, onder wie de vice-premier van India.

Ik kan me indenken, dat de christenen in India, met name in New-Delhi, in hun minderheidspositie in dat Hindoese land — 2 miljoen temidden van 50 miljoen niet-christenen — zich verblijden deze 3e Assemblee in hun hoofdstad bijeen te zien. Het kan, op zichzelf beschouwd, sterkend zijn. Zal de uitkomst dat ook zijn?

Dr. Buskes noemde in een artikel in „Hervormd Nederland" van 18 november jl. de Assemblee een „waagstuk", omdat ze in New-Delhi, het land van Gandhi, samenkomt. Om de omgeving? Ja. dat ook. Maar hij zag Gandhi op de Assemblee. In het begin wel heel achteraan. Doch in het slot op de voorste rij, misschien wel op het podium. Gandhi is al 14 jaar dood. Maar zijn uitdaging aan het christendom, leeft en werkt voort. juist in India, juist in het Hindoeïsme. Daarop doelde Buskes met het opschrift boven zijn stuk: „Gandhi op de assemblee van de Wereldraad in New-Delhi".

Er is meer. Zoals men weet behoort ook de wijziging van de basis-formule tot een der agenda punten der Assemblee. Onlangs is daarover in de Kroniek iets vermeld, zodat ik op de wijziging, beter de uitbreiding, nu niet in ga. In „Hervormd Weekblad, d.d. 10-11-'61, wijdde ds. Swijnenburg uit Amersfoort aan deze bijeenkomst in „New-Delhi 1961", 'n tamelijk uitvoerig artikel. In 't slot kwam de voorgenomen uitbreiding ter sprake. Gezien de verschillende opvattingen „in de wereldkerk" over het „naar de Schriften" met betrekking tot de trinetarische belijdenis, verwacht hij bij de behandeling nogal felle discussies. „Natuurlijk", zo schrijft hij, „moet men zich daar doorheen worstelen". Doch met velen vraagt hij zich af, of het wel raadzaam is over de fundamenten van het christelijk geloof voor het front van de religies uit het Oosten te discussiëren. Hij zou gaarne uitstel van deze behandeling zien. Of dit inderdaad zal geschieden is de vraag, omdat vooral kerken uit het Oosten sterk op deze wijziging aandrongen en het centraal comité van de Wereldraad in St. Andrews tot dit voorstel besloot, zeker op aandrang der Oostersen, doch ook, omdat uit wat ik maar zal noemen „kringen der Westersen", voor die wijziging gepleit werd.

Ik meen, dat-de Nederlandse delegatie zich hierin niet onbetuigd het, ondanks dat van vrijzinnige zijde — dr. Faber zal dat eventueel in New-Delhi wel naar voren brengen — bezwaren werden en worden opgeworpen. Naar het gevoelen van ds. Swijnenburg zou eerst dan een uitspraak eis zijn, „wanneer de kerken samen onontkoombaar gesteld worden voor een beslissing, waarbij zwijgen verloochening van hun zaak zou zijn". Alzo ziet hij dus de situatie thans nog niet.

Wat de Assemblee in deze zaak zal doen, hebben wij af te wachten. Beslissing lijkt mij, waar het de duidelijkheid inzake de basis betreft, wel urgent. Ds. Swijnenburg vindt „de rassenpolitiek en de verhouding der kerk tot Israël" van groter belang, althans nu.

Een ander agendapunt is de fusie tussen de wereld-zendingsraad en de Wereldraad der Kerken. Indien deze samensmelting een feit wordt — ze is inmiddels geschied — zal dat niet nalaten invloed op de zending hier te lande uit te oefenen. De raad der zending ten onzent heeft, naar ik meen, contacten met de wereld-zendingsraad. Komt zo onze zending niet, zij het indirect, in contact met de Wereldraad? 

Men ziet: allerlei vragen en verbanden komen naar voren. „De assemblee in New-Delhi een waagstuk", zo zei dr. Buskes. Ik moest bij die uitdrukking onwillekeurig denken aan gevaren van syncretisme, vermenging. Vermenging in de zin, dat elementen van de Oosterse godsdiensten, in casu het Hindoeïsme, zouden opgenomen worden in het Evangelie of in het uitdragen daarvan. De oud-christelijke kerk heeft tegen syncretistische invloeden fel moeten strijden. Zijn er in onze tijd geen tendensen, die wijzen op eenzelfde gevaar? Ik denk aan het gevoelen van de meerdere wegen tot God, door sommige vrijzinnigen geleerd. Het Hindoeïsme wil ook Jezus van Nazareth wel aanvaarden in de rij der groten, die een weg tot God wezen. Is er door de (vlotte) toelating der Russische Kerk tot de Wereldraad, ook gevaar voor communistische invloed, gelijk de voorzitter van de I.C.C.C. meent?

Er is eens gezegd: „Tegenover wereldgeweld en heidense wetenschap heeft de kerk zich gehandhaafd door haar wereldoverwinnend geloof, en haar kinderlijk vasthouden aan de Heilige Schrift." Datzelfde moge gelden van de 3e Assemblee in New-Delhi.

In Pretoria is een kerkelijk proces gaande tegen prof. Geyser, kerkelijk hoogleraar aan de universiteit aldaar. Men kan er het nodige over gelezen hebben in de pers.

Men suggereert, dat dit proces gevoerd wordt, omdat prof. Geyser een tegenstander is van de rassenpolitiek in Zuid-Afrika, waarmede de Nederduits Herv. Kerk accoord gaat. Ik kan die politiek van de regering-Verwoerd niet tenvolle beoordelen. Men moet de situatie wel terdege kennen, om tot oordelen in staat te zijn.

In de rubriek „lezers aan het woord" in „Hervormd Nederland" d.d. .. - 11-'61, lucht een abonné zijn hart over te weinig meeleven hier te lande met onze stamverwante broeders in Zuid-Afrika en betreurt het, dat bij de stemming in de V.N. over hetgeen minister Louw daar had gesproken, alleen Nederland — de andere Westerse landen onthielden zich van stemming — vóór stemde, evenals de Russische afgevaardigde. De „lezer aan het woord" meent, dat ook Zuid-Afrika in de V.N. recht heeft zijn standpunt in vrijheid te verdedigen.

Het gaat hierin over wat de regering Verwoerd meent te moeten doen om de geestelijke waarden, waarvoor het voorgeslacht streed, te bewaren. Wat men met „rassenscheiding" betitelt, is trouwens niet uitsluitend gaande in Zuid- Afrika. Onlangs werd gemeld, dat aan Engeland's verbod van emigratie uit de Gemenebest-landen ook iets dergelijks vastzit. En zelfs Amerika heeft in dit opzicht wel „boter op het hoofd".

Maar nu de kerk en het proces. In het stuk van dr. Buskes — hiervóór aangehaald — vertelt hij ook, dat Gandhi bij een studievriend, die zendeling was en in Durban zou preken — beiden studeerden in Oxford — niet ter kerke mocht komen, wijl hij niet blank was. Zoiets gaat natuurlijk te ver.

Dr. Knibbe schreef indertijd in „Nederlandse Gedachten", — ik heb het toentertijd hier doorgegeven — dat waarlijk niet in alle kerken — Nederduits Herv. Kerken — dit verbod gold. Misschien is het nu anders. De dingen spitsen zich toe en worden scherp gezet.

Maar gaat het om deze dingen in het proces-Geyser? Dan zou prof. Van Selms — medestander van prof. Geyser — dacht ik, eerder moeten aangeklaagd worden. Niet door de kerk, want hij is staatshoogleraar, maar door de staat.

Naar ik ingelicht ben, is er een aanklacht tegen prof. Geyser ingediend, wegens afwijking in de Christologie. Hij zou niet aanvaarden het „eenswezen zijn van de Zoon met de Vader". Indien dit juist is — het telegram door het moderamen onzer Synode aan dat van de Zuid-Afrikaanse Kerk gezonden in verband met het proces spreekt van „vermenging van belijdenis en Bijbelexegese" — dan heeft een proces daarover haar recht. Onjuist vind ik het, dat — naar gemeld — drie studenten prof. G. 'n „kruisverhoor" afnamen. Zo is m.i. de verhouding niet. En zo prof. Geyser's standpunt inzake de rassenpolitiek in de beoordeling en uitspraak van invloed zou zijn, is dat m.i. eveneens onjuist. Hoe dat ook zij, het is een trieste zaak, dat proces. Het ware te wensen, dat het volle licht ons in dezen wordt gegeven. En dat men over en weer naar wegen zoekt, onder de tucht van Woord en Geest, om tot een wijze van kerkelijk leven te komen, waarin de saambindende kracht van het Evangelie Gods zich openbaart en het „vaderlijk erfdeel" wordt bewaard. Alleen zo „sal alles rech kom".

Prof. K. Dijk, oud-hoogleraar der Théol. Hogeschool te Kampen, heeft op een samenkomst van ouderlingen te Vlissingen een nogal geladen kritiek gegeven op de preken van gereformeerde predikanten. Hij zeide o.m., dat er dienaren des Woords zijn, „die 's zondags op de kansel een revue van slagzinnen en exclamaties opvoeren". Hem waren klachten daarover geuit en hij had via de radio ook zelf wel dergelijke predikanten beluisterd.

Ik kan begrijpen, dat een man als prof. Dijk, wiens preekwerk uiterst verzorgd is zowel formeel als materieel, zich aan dergelijke sensationele producten zeer ergert.

Hij bond de ouderlingen op het hart zorgvuldig op wat de predikanten ten gehore brachten toe te zien en met al hun gezag een dergelijk euvel te bestrijden. En als ze hun predikant htm kritiek moesten geven, dit niet direct na de preek, doch later en dan onder vier ogen te doen.

Wat ik hier weergaf, las ik in „Trouw" d.d. 25-10-'61.

Uit het verslag — ik heb het er expres op nagelezen — merkte ik niet, of de kritiek ook ging over de inhoud der preken. Het euvel, dat prof. Dijk gispte komt wellicht voort uit begeerte om de boodschap in de tegenwoordige taal, en verstaanbaar voor de moderne mens, te brengen. En aangezien de tegenwoordige taal slordig en vaak banaal, soms op het ruwe af, is, komen dergelijke lelijke exclamaties ook op de kansel. Dat behoeft — want het gaat over de verpakking — de kwaliteit van de boodschap niet te raken. Toch werkt het een haast altijd in op het andere. Wie werkelijk verkeer met het Woord Gods heeft, gegrepen is door het Evangelie in zijn diepe inhoud en worstelt met de taal om wat Gods Geest hem deed horen te vertolken, moet een afkeer van banale taal hebben, al zal hij zich inspannen om het zo eenvoudig mogelijk en in de taal van vandaag te zeggen.

Nu kan prof. Dijk het ook wel over de inhoud hebben gehad. Verwonderen zou het mij, indien hij zulks had nagelaten. Want in wat hij hoorde en hem als klacht bereikte, zal ook wel eens de inhoud niet altijd bevredigend zijn geweest. In het (hervormd) Geref. Weekblad heeft onlangs — het laatst in het nr. van 18 november — „de kleine Kroniek" het gehad over een preek, die de schrijver als „midden-orthodox" meende te moeten typeren. Doch die bleek van een predikant uit de geref. kerken te zijn. Hij heeft naar aanleiding van zijn opmerking vernomen, dat er meerdere dergelijke preken van geref. predikanten werden beluisterd. Natuurlijk heeft hij uit gereformeerde kringen wel de nodige kritiek gehoord. Hij heeft zich o.m. gedekt met een stuk uit het „Friesch Dagblad", waarin de schrijver voluit zegt, dat er — en hij memoreert het met vreugde, want het duidt op de gewenste eenwording — tussen midden-orthodoxe en tegenwoordige geref. preken nogal overeenstemming is. Indien de dingen zo liggen, kan men wel pogen tot vereniging van hervormd en gereformeerd te komen — de actie van de „achttien" wordt met kracht voortgezet! — maar ik zie dan de sector van de „hervormd-gereformeerden" uitgeschakeld. Want, al valt er over verantwoorde exegese, de nodige dogmatische bezinning, verzorgde stijl onder ons waarlijk niet te roemen — ik denk hierbij ook aan wat ds. L: Kievit indertijd, ik meen óp een contio van herv. geref. predikanten, zei, dat er ontstellend slecht gepreekt werd in onze tijd — toch wil men onder ons geen preek, waarin het reformatorisch belijden niet krachtig doorklinkt.

Prof. Dijk schreef onlangs in „De Bazuin" - „Trouw" d.d. 1-11-'61 gaf het, helaas heel verkort, weer — „dat de gereformeerden eenzijdig naar de hervormde kerk kijken, en vergeten, dat er ook nog chr. gereformeerden, vrijgemaakte gereformeerden en oud-gereformeerden zijn, met wie wij dezelfde belijdenis liefhebben en handhaven". De reactie uit de geref.kerken hierop bleef niet uit. Ds. Aalbers uit Enschede antwoordde daarop tamelijk fel. Zelfs zo, dat hij in het slot de zin plaatste: „Ik ben mij bewust een krasse bewering te doen, als ik neerschrijf van mening te zijn, dat het evangelie van de verzoening door het bloed van Christus in oud-gereformeerde kring niet minder verminkt wordt verkondigd als van tal van vrijzinnige kansels". Dat is zeker kras. Ik heb niet gelezen of, en zo ja, wat prof. Dijk daarop heeft geantwoord. Het door ds. Aalbers geschrevene zal hem als mij zeker, te kras zijn.

Als ik al deze uitingen op mij laat inwerken, bekruipt mij de vrees, dat de samenbinding van de gereformeerde gezindte verderaf is dan ooit. Dat doet mij. pijn. Ik vermoed, dat het ook prof. Dijk leed zal doen.

In dit verband kwam mij in herinnering het verhaal van een predikant, die zijn preek maakte op de knieën. Hij had nl. alle mogelijke boeken over de vloer van zijn studeerkamer gelegd en kroop er tussen door om uit alle iets te halen ter samenstelling van zijn manuscript. Dit voorbeeld zij niemand ter navolging. Men mag heus wel eens een gedachte overnemen, die ons trof. Doch dan vermelde men het eerlijk. Ook op de kansel geen diefstal. Doch in hoge heilige zin, moet de preek gemaakt worden als „op de knieën". Als we het zo mogen doen, zal de „boodschap" ontvangen worden van Hem, Die ons de „dienst der verzoening" toebetrouwde. En het zal saambindend werken, waar God de Heere het gebiedt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1961

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's