De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Wat nu?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat nu?

7 minuten leestijd

Na het inleidende artikel van vorige maal over de Chr. Schoolorganisaties willen we nagaan wat er nu aan de gang is.

De opmerkzame lezer is, hoop ik, wel tot de conclusie gekomen, dat de kerkelijke strijd van de 19e eeuw diepe voren heeft getrokken in de organisaties. Naast de principiële verschillen stond deze kerkelijke gescheidenheid in de weg voor een eensgezind optreden.

Door alles heen heeft C.N.S. tot nu toe steeds op zijn eens aangenomen grondslag gestaan en heeft zij de eenheid onder de voorstanders van het Chr. onderwijs pogen te bewaren of te herstellen. Door sommige leden werd soms actie gevoerd, maar de hoofdcommissie heeft steeds zijn „neutraliteit" bewaard, altijd weer terugvallend op de statuten. Leden van het dagelijks bestuur behoorden tot verschillende kerken, zonder dat het de samenwerking maar in het minst heeft verstoord.

De beide andere organisaties (C.V.O. en G.S.V.) waren kerkelijk, beide trouwens ontstaan als een gevolg van de kerkelijke strijd. In de loop der jaren is hierin een grote verandering gekomen. Beide tellen onder hun HB-leden nu mensen uit allerlei kerken, uit de aard der zaak, die qua grondslag met hun statuten kunnen instemmen. Het kerkelijk verschil is grotendeels van de baan.

Dat wil natuurlijk nog niet zeggen, dat ze nu ook principieel één zijn. Verre van dat. Vergelijkt u maar de statuten en u zult het moeten toestemmen. Alleen heeft dit wel als voordeel, dat men in de loop der jaren steeds meer heeft kunnen samenwerken.

Na de eerste worstelingen om het bestaansrecht der drie organisaties hebben ze naast elkaar geleefd, tenminste zo leek het voor velen. De oorlogstijd is echter ook aan, hen niet onopgemerkt voorbijgegaan en na 1945 stonden velen anders tegenover de drie organisaties dan voordien. Ook hier rees de vraag: Mogen we nu in deze tijd zo voort blijven gaan? Wordt het geen tijd ons te bezinnen op een mogelijke samenvoeging? In bepaalde streken werden reeds pogingen tot samenwerking gedaan, o.a. in het noorden, waar geëxperimenteerd werd en nog wordt met een gezamenlijk inspectie-apparaat. Bijzonder actueel werd de vraag naar samenwerking in 1962. Op initiatief van de hoofdcommissie van C.N.S. werd een „commissie van zes" ingesteld (van elke organisatie twee leden, later aangevuld met de voorzitters der organisaties) die de mogelijkheid van die samenwerking zou onderzoeken. Dit leidde tot gemeenschappelijke algemene vergaderingen in 1963, 1964 en 1965. Tenslotte werd de grote toogdag gehouden op 14 september 1966 in Tivoli te Utrecht. Onder het motto: „De eenheid van het christelijk onderwijs naar binnen en naar buiten" werden drie referaten gehouden, terwijl in de middagvergadering een forum-discussie volgde. Aan het eind van de vergadering zei de voorzitter te mogen concluderen: „Waar gaan we nu mee naar huis? Niet met een aangenomen motie, want ik heb helemaal geenmotie klaar. Ik weet ook niet of deze vergadering de bevoegdheid zou 'hebben om een motie aan te nemen. Maar, dames en heren, er is door een van de inleiders gezegd: „Ze kunnen er niet meer onderuit!". En daarom zou ik u willen vragen, of wij het niet zo met elkaar zouden ktmnen formuleren, dat wij de mensen, die de besprekingen voeren, de zes mensen, dat wij die de opdracht geven om onverwijld met dit streven verder te gaan en zo mogelijk dit schooljaar nog eens met een concreet plan te komen, dat aan u kan worden voorgelegd. Ik wil nog niet dadelijk met Ku5rper zeggen: „Wij kunnen niet wachten, geen dag en geen uur", maar ik wil toch wel zeggen, dat de nood dringt en dat het nu eindelijk hoog tijd wordt!"

Na deze vergadering is door de commissie een ontwerp-statuten gemaakt. De besturen van C.N.S. en C.V.O. verklaarden zich daarmede akkoord. G.S.V. moest echter een enquête houden onder haar leden. Van de 308 besturen antwoordden er 152:4 waren tegen; 76 voor federatie en 70 voor fusie. Dus geen duidelijke uitspraak. Nogmaals wordt een enquête gehouden, nu eenvoudiger opgesteld (zie Waarheidsvriend van 8 juni 1967), waarvan de uitslag nog niet bekend is. Voorzover nu is na te gaan, is het niet uitgesloten, dat C.N.S. en C.V.O. met totaal 2500 aangesloten scholen tot fusie zullen be­ sluiten, die dan een federatief verband met G.S.V., dat plm. 550 aangesloten scholen telt, kunnen aangaan.

Tot zover wat nu bekend is. Een beoordeling van dit alles te geven is nog niet mogelijk. We willen ons bepalen tot enkele opmerkingen.

Allereerst wil ik wel onderstrepen, dat waar het mogelijk is, de samenwerking op het terrein van het Chr. onderwijs gezocht moet worden. Er zijn zeer veel raakpunten. Op allerlei gebied is bundeling van activiteiten nodig en mogelijk. Of dit nu echter leiden moet tot een volledige fusie, is echter de grote vraag. Men spreekt tegenwoordig zo gemakkelijk van „zondige gescheidenheid", enz. Is er al grondig onderzocht of dit het geval is? In 'het eerste artikel is toch wel gebleken, dat er tussen de drie organisaties wel degelijk een principieel verschil ligt. Dat is" ook nu niet weg te cijferen. Loopt men daar niet al te gemakkelijk overheen? De referaten op' de toogdag, de artikelen in Ad Pontes (maart 1967) van drie scribenten uit de organisaties, noch het openingswoord van de voorzitter van C.N.S. in 1967 verstrekken daarover voldoende gegevens. En hoe 'belangrijk de organisatorische vragen en de didactische problemen ook zijn, het belangrijkste is altijd nog: de opvoeding van het kind naar de beginselen in Gods Woord. Dat is de inzet van de schoolstrijd geweest. En dat blijft voor ons Chr. onderwijs nog steeds het kernpunt. Ik mag zeker niet in plaats van 1867 lezen:1967, alsof er in die honderd jaar geen ontzaglijke ontwikkeling is geweest, maar ik mag, dunkt me, wel stellen, dat de grondslagen van de opvoeding dezelfde zijn. Het blijft toch gaan om de „onveranderlijke waarheden", zoals deze in de nadere verklaring op artikel 1 van de statuten van C.N.S. zijn omschreven. Al heeft niemand zich ooit echt gelukkig gevoeld met die „onveranderlijke waarheden" (Ad Pontes, maart 1967), we zullen er toch wel aan moeten vasthouden, dat de formulering misschien anders zou kunnen luiden, maar de wezenlijke inhoud toch nog dezelfde is: waarheden blijven onveranderlijk, formuleringen zijn aan tijd en omstandigheden gebonden.

Nogmaals: eenheid is heel goed, maar het moet kunnen. Op welke grond berust deze eenheid? Op de grondslag van de „onveranderlijke waarheden", of „de ene gemeenschappelijke stroom in het kerkelijk denken van Hervormd confessionelen en de personalistische geloofsbeleving van ethischen" of „de drie formulieren van enigheid"? Als er geen stevig fundament is, zal dan het huis hecht en sterk zijn?

Zullen deze pogingen tot fusie niet als gevolg kunnen hebben, dat er direct niet drie maar vier organisaties zullen zijn? De ervaringen met de fusie van de „Grote" (ver van ond. enz.) met de „Unie" moge hier toch wel een waarschuwend voorbeeld zijn. Al wil men suggereren, dat „alle" leerkrachten in de P.S.O.V. verenigd zijn, de werkelijkheid is, dat er een nieuwe vereniging is opgericht (de Vereniging Christelijke Onderwijzers: V.C.O.) en velen ongeorganiseerd zijn.

Tot nu toe hadden we het alleen over de landelijke organisaties. Deze zijn er echter door de plaatselijke verenigingen. Hoe zullen deze reageren? Helaas is de praktijk, dat velen zich weinig om de organisaties bekommeren; dat is een aanklacht aan het adres van de besturen. Maar als de fusie een feit wordt en de besturen komen tot de ontdekking, dat ze zich principieel daarin niet thuis kunnen voelen. Wat zijn dan de gevolgen?

Tenslotte: de poging tot fusie van de drie organisaties is nog maar een begin. De voorzitter van C.N.S. ziet een zeer wijd perspectief, uitlopend in één machtige besturen-organisatie. Zal dat winst zijn?

Voor deze keer laten we het hierbij. Nogmaals: een oordeel te geven is nog niet mogelijk. We stelden maar vragen. Maar vragen, waaraan we niet zomaar voorbij mogen gaan. Voorlopig moeten we afwachten, tot meer bekend is over de statuten van de nieuwe organisaties. Wellicht is er dan gelegenheid om er op terug te komen.

Gaarne worden reacties op dit artikel bij de redactie verwacht. De auteur zal daar zeker op in gaan.

Redactie.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Wat nu?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's