De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KRONIEK

9 minuten leestijd

Waartoe dit verlies?

Een onzer jeugdige predikanten ontviel ons dezer dagen. Menigeen herinnerde zich een laatste relatie. Per brief of telefonisch. Een ontmoeting daar of daar. Ik zag hij zei Zo is hij ons ontgaan. Kenden we hem meer dan anderen, wellicht kwam er veel naar boven.

Ge behoeft niet te zoeken naar biografie. Dat geschiedt elders beter en beter elders. We houden ons in deze maandelijkse mengeling van beschouwende, meditatieve, tijdrede-achtige, repeterende en releverende opmerkingen bezig met wat dit plots en indrukmakend verscheiden ontketent.

Allicht komen enkele vragen naar boven. Geen nieuwe en originele direct. Een jonge man ging heen. We proberen enkele adjectieven: talentvol, begaafd. De woorden dragen het spoor van veelvuldig gebruik, maar heb je zo maar andere? Een hoeveelheid ervaring, scholing en wat meer dan de gemiddelde. Daar kon iets mee gebeuren. Maar er kon ook nog veel aan toegevoegd. Het zakelijk en modern aandoende woord economie kunt ge tegenkomen in oude gereformeerde dogmatieken, u weet wel zulke folianten met huiden. Indien de Heere regeert, indien Christus de Koning is van de kerk, de Zender van Zijn dienaren, waarom dit on-economische, waartoe dit verlies?

Ge kunt de laatste drie woorden onmiddellijk ter plaatse brengen. Deze zalf had duur kunnen verkocht worden, zeggen de discipelen. Met deze talenten had nog veel gewoekerd, zeggen we. Christus zegt: Waarom doet ge deze vrouw moeite aan? Met deze uitspraak weten we niet zo gauw weg in deze droeve situatie. Nu ja, in zoverre, we bedrijven geen exegese maar we zijn alleen wat associatief bezig: Ik heb stellig de indruk, dat we met zulke vragen als hierboven en die hebben nog broertjes en zusjes in groot aantal, toch wel iemand, toch wel iets heel erg moeite aandoen. We doen zoveel moeite aan wat het al zo nauw heeft, het geloof. Het is toch wel een heerlijk ding, wanneer we in zo'n tijd en vaak onder heel bezwaarlijke en droeve levensomstandigheden met oneigen triomf mogen belijden vol verwondering: Ik heb het geloof behouden. Het geloof is wel echt iets waarvan geldt: Zie, dat ge het behoudt, want de kapers zijn talrijk. De goede strijd gestreden en het geloof behouden. Alleen door strijd heen kun je het maar behouden.

Iets dat mechanisch, automatisch, los van ons diepste, buiten ons om functioneert kunnen we nog wel draaiende houden. Als we de naam hebben dat we leven en we zijn dood. Ik ben wel eens bang dat er nogal wat automatiek in de kerk is, behalve het antiek waar men over klaagt.

Het geloof bewaren, het geloof dat een geliefd object is ter zifting op de wreedste zeef, waar ik ooit mee heb kennis gemaakt. Het geloof, dat zwakke en weerloze geloof wordt vervolgd van oord tot oord. Nogmaals wagen we ons op het steile, glibberige, messcherpe pad van associaties. Ik denk aan het laatste boek. „Zo heeft hij de vrouw vervolgd, die het manneke gebaard had. De slang wierp uit hare mond achter de vrouw water als een rivier, opdat zij haar door de rivier zouden wegvoeren". Van zulke dingen kan het geloof meepraten, me dunkt. Het geloof worstelt met schipbreuk en verdrinking.

Vrienden in de nood.

Maar goed, we zoeken onze woorden en we troosten zo goed en zo kwaad we dit kunnen. Je moet nog oppassen ook. Wilt ge origineel zijn en een zekere reputatie verwerven door te zeggen wat nauwelijks iemand voor u bedacht? Wees geen winstmaker in dagen van leed. Ik weet, sommigen gaat het wel makkelijk af, ze hebben dit vaker gedaan en wat koud komen de termen, maar verlies niet uit het oog, dat ook het gemeende er wel te dik opgelegd kan zijn.

Troosten is een ondankbaar werk vaak. Ge hebt de indruk dat betrokkenen het wel hoopvol vinden wat ge naar voren brengt, maar het is alsof er onder alle troostrijke spreuken en teksten, want Gods Woord voldoet vaak beter dan uw woord, een dikke streep gezet wordt en dat daaronder komt als 'bij de vrouwen op de opstandingsmorgen: Hem, maar Hem zagen ze niet. Haar, hem zie ik niet; ik heb mijn lieve daarmee niet terug.

Ge staat er wel eens versteld van, of liever ge zijt geschokt en verbijsterd, wanneer ge in zwartste dagen ervaart hoe goddeloos ons hart kan zijn. Alsof er geen Naam over ons is genoemd. Hoe goddeloos en heidens hopeloos. Vervreemd van wat we woordelijk wel kunnen dromen. En dan opstappen en zeggen: Ik zal tot God, mijn Steenrots, spreken: Waarom, HEER, vergeet Gij mij? 'k Ga in 't zwart, door rouw bezweken. Men moet over zo'n paar psalmregeltjes wel eens veertien dagen doen, elke dag een woord. Zo wordt de psalmdichter een vriend voor het leven. Omdat ze het uit genade ontvingen kregen ze het niet cadeau.

We praten als vlotte theologen en theologen-volgers laatdunkend over de vrienden van Job. Elk kerkmens voelt zich geroepen deze mannen een paar trappen na te geven. Ik weet, dat ze Job tot in de nieren pijn deden, maar ze zaten toch maar zeven dagen en zeven nachten bij Job en niemand sprak een woord. Ze zullen vroeger wel de tijd hebben gehad en die mensen van toen zullen wel heel en heel anders geweest zijn dan de moderne, maar ik houd het toch maar goed in mijn gedachten dat ze zeven dagen en zeven nachten woordeloos en sprakeloos bij Job gezeten hebben. Voor ons is een uurtje te veel in de meeste gevallen.

Medemenselijkheid.

Deze beschouwingen zijn wat lang uitgevallen voor een kroniek. Maar denk aan dat uurtje, dat niet beschikbaar blijkt. Ik kom toch wel tot het thema, dat voor deze kroniek al een poos wat wroette. En het gaat tenslotte niet om een maximum aan informatie. Ge zijt een heleboel toch weldra weer kwijt. Het gaat er echter om, dat we hier en daar een draad vinden, een lijn.

We waren immers in het klaaghuis. Voor enkele beproefden heeft de Bijbel een titel. Ik bedoel: weduwen en wezen. Niet zo gebruikelijk zijn deze benamingen. Maar ik heb toch wel de tijd gekend, dat deze titels echt gevoerd werden en er zullen toch wel streken en kringen zijn, waar dit spraakgebruik niet is uitgestorven. Mettertijd bezoedelen we woorden en namen. Maar de Bijbel spreekt veelvuldig van zulken. Het heeft iets van een adellijk predicaat, nadat de Heere ons sloeg als geadelde in Zijn Rijk. Luther zei hierover iets. Ik weet wel, dat de eerste stand een nog deftiger woord bezigt, maar in de mond van Gods Woord is wees en weduwe voornaam genoeg.

Wat lezen we nu: De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking. Het klinkt puur modem. Godsdienst is de naaste ontmoeten en in de ontmoeting met de naaste, in de ware-medemenselijkheid, is God, gaat onze dienst van God op.

Het is in de mode om daaraan mee te doen. Het is aan de andere kant ook rechtzinnig en getrouw om daar hevig tegen te fulmineren. Als dat alles is en als daarin je hele religie bestaat, hebt ge het schraal. Dat mede-menselijk gedweep hangt me de keel uit. Ik geloof het graag. Want men begint te gemakkelijk en te vroeg. Hoe kunt ge mede-menselijk zijn, die niet uw on-menselij kheid geleerd hebt? Lief zijn voor elkaar, het komt erop neer, dat men elkaar lief maar toch op beestachtige manier bedriegt en als het uitkomt naar het leven staat. Men is lief egoïstisch en lief onaardig voor elkaar.

Maar toch moeten we belangrijke elementen van waarheid niet over het hoofd zien. In de arme, de hulpbehoevende, de ellendige, de bitter bedroefde ontmoet ons de Heere Jezus. Hij identificeert zich met de hulpeloze. Ik was..., zegt Hij en gij hebt...! Daar is een zeer levendige relatie van Ik en gij.

Maar dan blijven we niet armelijk en troosteloos in het horizontale vlak. Daar opent zich boven ons de hemel. Nu lees ik nogmaals die zo modem aandoende tekst: De zuivere en onbevlekte godsdienst is wezen en weduwen bezoeken. We moeten volledig lezen: De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader. Als in de tegenwoordigheid Gods voor Zijn aangezicht. Waar de vuren van liefde niet doven woont Hij zelf.

Men moet niet zeggen: Medemenselijkheid dat is god; maar: daar is God. God gaat in dat betoon niet op, maar daar rijst Hij op. De vorige eeuw wilde ons leren, dat alle theologie maar antropologie was. Deze eeuw is hard doende om ons diets te maken, dat antropologie theologie is. Maar in Gods Koninkrijk is een eerste en een tweede, een tweede aan het eerste gelijk.

De kerk.

We hebben de tijd gekend, dat de mens als individu belangrijk was. Zijn leven, zijn vrome persoonlijkheid. Ook maakten we mee de geweldige wending en omwenteling naar objectiever grootheden. De kerk, het dogma, de leer werden favoriet.

De interesse voor de medemenselijkheid, de ontmoeting tot elkaar doet andermaal de kerk wijken. Men heeft aan kerk noch gemeente behoefte. De christen gaat geroepen uit kerkelijke verbanden als een zwerver over de aarde en op het vlak van al de dag toont hij wie hij is en wat hij waard is. Hij zwerft en doolt en af en toe flitst er iets meer dan ooit heen en weer. Zo dient hij God.

De kerk doet men weg. Daar zijn teveel menseluchtjes, daar is teveel de grafgeur. Dé kerk heeft men afgeschreven. Daarom zien jonge mensen niet veel meer in de theologische studie. Er zijn al niet zoveel dominees, er komen er helemaal niet veel, er vallen er nog weg ook. Theologische studenten voelen er meer voor, zoals vanuit Amerika bericht wordt, om af te zien van het prerogatief van vrijstelling van militaire dienst dan om een kerkelijke bediening te aanvaarden. Het gaat in het platte vlak op.

We leven van forum naar forum, van teach-in naar love-in, van enquête naar pannel. Het is allemaal wat wij vinden en denken en menen. „Alzo spreekt de Heere". Dat laatste hoort men niet.

De Heere heeft gesproken; wie zou niet profiteren?

Als er geen profetie is wordt het volk ontbloot.

Dat zien we deze dagen.

Recapitulatie.

De Kroniek zette in met een kwellende vraag, die losgemaakt van de eerste context breed wordt en als een rivier eens uitmondt in een zee. Het antwoord wijst aan in eerste instantie dat er relatie is met de begrafenis van de Heere. Zouden deze vragen in het algemenere niet antwoord vinden in de relatie met lijden, sterven en begraven worden? Zo vinden we de diepe zin van de Kerk als lichaam van Christus, als een plant met Hem in de gelijkmaking. Op deze wijze krijgt het bleekneusje medemenselijkheid melk en bloed, omdat we een ongewild en ongewenst accent leggen in de zin van mede-lijden met verticale en horizontale verbindingslijnen.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1967

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's