De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

Christus of Mohammed.

11 minuten leestijd

Christus of Mohammed.

Onlangs hebt u in verschillende bladen kunnen lezen dat in Bussum in een jeugddienst de predikant Ds. Tammeling het verschil tussen Christendom en Islam wilde behandelen. Daartoe had hij de Imam van de Islamieten uitgenodigd om een inleiding over de Islam te houden. Deze predikant motiveerde zijn handelwijze met de gedachte dat men om een andere godsdienst te leren kennen het best een vertegenwoordiger van die religie kan uitnodigen. Door de gastarbeiders werd de Islam hoe langer hoe meer bekend. En bij vele jongeren, zo schreef Ds. Tammeling, leeft de vraag of de Islam sterk verschilt van het Christendom en of men als Islamiet niet evenzeer een goed mens kan zijn.

Men wrijft z'n ogen uit van verbazing als men een dergelijke argumentatie onder ogen krijgt. Sommige predikanten blijken gezien hun experimenten graag als „stuntman" op te treden: Geen experiment is te dol. En in de herv. kerk is men heerlijk vrij, daar kan alles. Het woord „experiment" is de vlag die elke lading dekt. Het is een trieste zaak, dat dit alles zo maar kan, zonder dat er door de kerkelijke leiding geprotesteerd wordt. Geldt ten aanzien van jeugddiensten — toch officiële kerkdiensten — niet meer: De Kerk weert wat haar belijden weerspreekt? Werkt Ds. Tammeling er op deze wijze niet aan mee dat een kerkdienst een vergadering wordt, waar iemand een lezing houdt en gelegenheid geeft tot discussie. Bediening van het Woord is toch nog wel iets anders?

We zijn het daarom van harte eens met de reactie van Prof. v. Itterzon in het Herv. Weekblad „de Gereformeerde Kerk" van 1 februari, die op dit onzinnige en trieste experiment scherp kritiek levert. We geven hier een gedeelte uit zijn artikel.

We hebben al het vraagstuk van gemengde huwelijken tussen roomsen en hervormden. Krijgen we nu, met al die gastarbeiders uit het Midden-Oosten, er een nieuw probleem van gemengde huwelijken bij. En zullen daar dan een dominee en een Mohammedaanse voorganger dienst moeten doen? En moet de wijkkenkeraad ook dan de verantwoordelijkheid er voor dragen?

Is het echt een vraag, of de Islam sterk verschilt van het Christendom? Of zijn er al trouwlustige meisjes, die er een probleem van maken en moeten we hen geruststellen met de' mededeling, dat er echt niet zoveel verschil is?

Is de kardinale kwestie, of men „als Islamiet niet evenzeer een goed mens kan zijn"? Is dit de maatstaf om de onderlinge verhouding tussen Christendom en Islam te meten?

Als dit de koers van onze kerk wordt, weet ieder, waar we heen zeilen. Volgende week krijgen we in een kerkdienst een Mormoon op stoel. Die werken in Bussum (het is mij bekend) met ijver en vuur. Misschien komen we dan aan de weet, of men als Mormoon niet evenzeer een goed mens kan zijn. En na de Mormonen komt de hele reeks: Jehova's getuigen, religieuze spiritisten, theosofen, vrijmetselaars, Boeddhisten, Hindoes, en waarom ook de godloochenaars (overtuigde atheïsten) niet? Kan men als atheïst niet evenzeer een goed mens zijn? Want als de maatstaf is, dat de jeugd in jeugddiensten lezingen moet horen over stromingen, sekten en godsdiensten, waarmee ze in aanraking komt, is de lijst, die ik gaf, nog bij lange na niet volledig.

Niet ds. Tammeling, maar wel zijn gebaar wekt bij mij de indruk, dat we als kerk niet meer in onze eigen boodschap geloven. Verschillen Islam en Christendom in de praktijk wel zoveel van elkander? Kunnen we „halve maan" en „kruis" niet op één lijn stellen? Onder deze „symbolen" zijn toch „goede mensen" te vinden? Is het dan echt niet meer waar, dat er onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven is, waardoor wij moeten behouden worden dan de naam van Jezus Christus? Is dit evangelie verouderd? Moet het op de helling? Eventueel in de relativerende sfeer van de Roomse Nieuwe Katechismus?

Kort geleden zou een vooraanstaand iemand in de zending de opmerking hebben geplaatst, dat de zending tegenwoordig niet meer met het evangelie der verzoening behoeft uit te gaan. Bekering en het geloof in Jezus Christus zou nu de inhoud van het getuigenis van zending en missie niet meer wezen. We zouden nu het accent van het Christendom moeten leggen op ontwikkelingshulp. Ik kan niet aannemen, dat dit bericht juist is. In elk geval wil ik stellen, dat, als Christendom, zending en missie zullen opgaan in ontwikkelingshulp, irrigatiewerkzaamheden, nieuwe landbouwmethoden, verhoging van productie, het brengen van industrie e.d. het ogenblik is aangebroken, waarop kerk en wereld één zijn geworden. Dan is het evangelie zoutloos geworden. Smakeloos, reukeloos, zonder aanstoot of ergernis. Als niet het kruis en de opstanding van Christus het middelpunt van onze arbeid van zending en missie worden, maar niéuwe methoden van landbouw en ontginning enz. enz., hebben we het doel gemist. Om misverstand te voorkomen: al dit maatschappelijk hulpwerk moet natuurlijk geschieden, maar als elke geestelijke, christelijke, Bijbelse achtergrond in de schaduw blijft, hebben zending en missie ten diepste afgedaan.

Kruis of halve maan? Zijn we al zo ver weg, dat we niet meer zeker weten, wat we aan de jeugd moeten prediken? Kruis of halve maan? Is het om het even, als we maar een goed mens zijn?

Hier valt weinig aan toe te voegen. Alleen dit: In het theologisch klimaat van onze tijd wordt met voorliefde gesproken over de dialoog en het gesprek met vertegenwoordigers van andere godsdiensten. M.i. is deze spreekwijze niet zonder gevaar. Destijds is er door de bekende zendingstheoloog. Prof. Dr. J. Verkuijl op gewezen dat de kerk in de benadering van de niet-christelijke

wereld niet kan volstaan met de dialoog, maar zal moeten komen tot het appèl en het getuigenis. In de motivering van Ds. Tammeling is daar geen plaats voor. Het blijft in de sfeer van de vrijblijvende informatie. Dit Bussumse experiment is tekenend voor de situatie, het laat zien hoe ver in sommige kringen in onze kerk het humanisme en het relativisme al is doorgedrongen. Laat men dit zo maar over zijn kant gaan?

Naar aanleiding van het bezoek van Kardinaal Alfrink aan de Geref. Synode.

In het blad „De Wekker" van 2 februari wijdt Ds. Velema van Apeldoorn enkele kolommen aan de wederzijdse dooperkenning tussen de r.k. kerk en de geref. kerken, alsmede aan het bezoek van kardinaal Alfrink en zijn adviseurs aan de Geref. synode. U weet: Zowel t.a.v. de Herv. kerk als t.a.v. de Geref. kerk heeft de r. k. kerk uitgesproken voortaan de doop die in deze kerken bediend wordt te erkennen. Ds. Velema schrijft dan het volgende:

Het zal onze lezers duidelijk zijn dat de rJc. kerk van haar kant tot deze doopserkenning is gekomen. Kerken van reformatorische belijdenis, hoe veel bezwaren tegen Rome ook koesterend, hebben de roomse doop — mits wettig bediend — steeds erkend. Rome is dus duidelijk veranderd. Tot dusver erkende Rome principieel geen enkele andere kerk naast zich; zij sprak hoogstens van gescheiden broeders. De laatste tijd is er een kentering gaande. In de Nieuwe Katechismus lezen we: „Maar ook zij die in afscheidingen of dwalingen levend Christus vonden, mogen wij de naam Christus' kerk niet ontzeggen. Pas mèt hen samen heten wij de kerk in de meest volle zin". We weten niet of deze passage in Rome ook kritiek heeft opgeroepen. Feitelijk zijn we wel benieuwd of de Paus deze Nederlandse doopserkenning toejuicht. In ieder geval: van nu voortaan behoefde een gereformeerde doop niet „overgedaan" te worden.

Dat was het doel van het bezoek van de kardinaal met zijn staf.

We vragen ons af of deze aanleiding niet geworden is tot een soort demonstratie: zo goed kunnen wij vandaag met elkaar opschieten; zo liggen de verhoudingen vandaag tussen beide kerken.

We hebben tegen de erkenning van elkaars doop niet het minste bezwaar: het is meer een zaak die Rome raakt dan de Reformatie. Niet de Reformatie, maar Rome is op dit punt veranderd.

Maar een rooms bezoek aan onze generale synode zouden we toch niet graag willen arrangeren. Niet om onvriendelijk te zijn, wel om de verhoudingen zuiver te houden. Een dergelijk bezoek geeft een verkeerde indruk van de werkelijke verhoudingen. Het kan haast niet anders of dit bezoek en de gepleegde vriendelijkheid is een argument te meer voor hen, die aandringen bij deze synode op schrapping van de zinsnede uit antw. 80 van de Catechismus, waarin de Paapse mis een vervloekte afgoderij wordt genoemd.

Intussen blijft in het decreet van Trente staan met betrekking tot de Reformatie en haar leer, die in Trente werd veroordeeld: anathema sit — hij zij een vervloeking.

Ondanks wederzijdse „vervloeking" worden toch maar vriendelijk handen geschud alsof er niets aan de hand is. Het is te begrijpen dat dit verwarring moet wekken onder het kerkvolk. Is er geen breuk meer of is de demping van de kloof in het zicht?

Erkenning van elkaars doop betekent toch niet: we zijn het bijna samen eens? Trouwens de verklaring begint met de zinsnede: Ofschoon er op onderscheiden punten verschil van opvatting is ... De kerk heeft daarin alleen laten weten: hoe diep de verschillen ook zijn, de doop is niet van ons en van niet één kerk apart; de doop is Gods werk. Wie de drie-enige God belijdt diens doop door een wettige dienaar en met de wettige formule èn met water erkennen we.

Maar het hoog bezoek aan Lunteren wekt een andere indruk. Het was een goede gelegenheid geweest om te spreken over de nog altijd grote verschillen tussen Rome en de Reformatie.

In ieder geval zie ik kardinaal Alfrink in september a.s. nog niet de Hilversumse Pniëlkerk binnenstappen.

We menen dat Ds. Velema hier een zaak aanroert die in breder verband gezien de moeite waard is. Op zichzelf is dit bezoek een onschuldige aangelegenheid, maar de vraag rijst wel: Wat bedoelt men er mee? Oecumene is toch wat anders dan het uitwisselen van vriendelijkheden over en weer. Men kan natuurlijk zeggen: Om waarlijk met elkaar te spreken moet er ook een klimaat zijn waarin over en weer sprake is van begrip en de verhoudingen niet vertroebeld worden door niet-theologische factoren. Akkoord, maar we krijgen inderdaad wel eens de indruk — en de grote dagbladpers werkt hier vaak aan mee — dat we met deze vriendelijkheden toch al een aardig eind op weg zijn. Uiteraard heeft ook de Geref. Synode de verschillen tussen Rome en Reformatie niet willen verdoezelen. Maar men kan met alle goedbedoelde vriendelijkheid toch een demonstratie geven, die naar buiten verwarrend werkt en die op de keeper beschouwd niets voorstelt. Deze opmerkingen bedoelen allerminst voedsel te geven aan een anti-papistische stemming. Daar zal niemand behoefte aan hebben. Maar in de ontmoeting tussen de kerken is naast de vriendelijkheid ook de eerlijkheid geboden. Wij staan tegenwoordig zo vlot klaar met het woord „broeders" dat we het zijn diepe inhoud dreigen te ontnemen. En bij alle vriendelijkheid zullen we toch klaarheid moeten scheppen, hoe het nu zit met antwoord 80 en de vervloekingen — anathema sit! — van Trente. '

Hans Küng over Trente.

Ter afsluiting een klein gedeelte uit een interview van Puchinger met Hans Küng, de bekende r.k. theoloog uit Tubingen, bekend o.a. door zijn befaamde boeken over de rechtvaardiging en Trente, bekend ook om zijn gewaagde uitspraken en vaak kritische uitspraken over de r.k. kerk. Het interview is opgenomen in „Woord en Dienst van 27 januari. In dit interview zijn door Puchinger enkele vragen gesteld o.a. over het concilie van Trente. „Zou het niet nodig, gewenst of mogelijk zijn Trente te herroepen? "

Prof. Küng heeft daarop geantwoord:

„Dat is een heel belangrijke vraag.

Jegens „Trente" is een grondige kritiek mogelijk en nodig vanuit de gedachtenwereld, die mede ontstaan is door de resultaten van het tweede Vaticaans Concilie.

Ik formulier daarom enkele vragen die in relatie tot „Trente" te stellen zijn:

1. Was het Concilie van Trente werkelijk voldoende representatief voor de katholieke kerk en voor de gehele christenheid?

2. Heeft men op het Concilie van Trente de Reformatie werkelijk begrepen?

3. Was de opzet van „Trente" doctrinair of pastoraal?

4. Heeft „Trente" voldoende begrip getoond voor de historische ontwikkeling van de kerkelijke leer en praktijk, of dacht het onhistorisch-statisch?

5. Heeft het Concilie van Trente werkelijk voldoende teruggegrepen op de Bijbelse boodschap?

Ik persoonlijk ben van mening dat géén van deze vragen onvoorwaardelijk bevestigend kunnen worden beantwoord.

Bij dit antwoord moest ik denken aan het gezegde: Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast. Dat Puchingers vraag echt beantwoord is zal niemand kunnen zeggen. Al moeten we natuurlijk toegeven dat dit voor een r.k. theoloog uitermate moeilijk is in het korte bestek van een interview te doen. Maar de aarzelingen waarmee Küng over Trente spreekt, aarzelingen waarachter een stuk kritiek voelbaar wordt, zijn tekenend voor de positie die deze theoloog inneemt. Overigens blijkt bij alle verandering toch steeds weer, dat de r.k. kerk zich juist t.a.v. een eventuele herroeping van Trente zeer behoedzaam opstelt. Geen wonder, want wanneer Trente herroepen zou worden, komt er veel meer op de helling.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's