UIT DE PERS
Nogmaals: de Open Brief.
Nog altijd verschijnen er in de pers reacties op het schrijven van de 24 predikanten. Inmiddels is het antwoordschrijven van de synode ook in bespreking geweest en wordt er een conferentie voorbereid. Of deze conferentie slagen zal? Dat zal mede ook afhangen van de bereidheid om elkaar te verstaan en samen te buigen onder het ene Woord van God, dat de kerk richt en sticht.
Merkwaardig is een reactie in het blad van de Vrijzinnig-Hervormden: „Kerk en wereld". De scribent. Ds. v. Royen schrijft het volgende:
24 dominees van allerlei slag en soort en overtuiging, doch niet zo erg vrijzinnig, die zekerheid kan ik u wel schenken, hebben een zware aanval gedaan op het beleid van onze hervormde synode. Zij deden het in de vorm van een open brief en die was helemaal niet eens aan de synode gericht. Maar die heeft zich er haastig en ernstig mee ingelaten tijdens de laatste synodezitting.
Je kunt je allereerst afvragen, waarom wij het nooit zo ver brengen om zo snel in zo'n hoog milieu onze zaken aan de orde gebracht te zien. Dat zal wel zijn, omdat we niet belangrijk genoeg geacht worden en het ons niet lust ons als zodanig te presenteren... die bescheidenheid, o, die bescheidenheid!
We laten dit terzijde en keren tot de 24 terug. Er waren er in de synode, die de aanval unfair vonden. Praeses dr. De Ru was in deze weinig zachtzinnig. Hij wees erop, dat die 24 elkaar niet eens de kansel zouden gunnen. Dit kan waar zijn, maar daar ging het niet om. Die 24 waren het er namelijk met elkaar over eens, dat de kansel in de Hervormde Kerk verkeerd gebruikt wordt, dat de synode verkeerde leiding geeft en dat al dat nieuwe gedoe van vormingswerk en samenwerking en aan de verkondiging en de rechte prediking niet tot hun recht deden komen, om dit laatste nu maar heel gematigd uit te drukken.
Neen, mijn sympathie gaat niet uit naar die 24 in hun optreden. Maar het kan niet ontkend worden, dat zij op hun wijze volle ernst maken met die „gemeenschap" van art. 10 sub 1 en 2. En als de Hervormde Kerk haar positie duidelijk zal willen maken, dan zal ze wat meer moeten doen dan met deze verbolgen lieden een gesprek te ensceneren om te zien of het wat recht getrokken kan worden!
Daarom is er geen enkele reden om het feit, dat die 24 zo optraden, af te doen als het aan de dag komen van een achtergebleven mentaliteit. Misschien is dat wel waar. Maar de situatie en het positie kiezen van onze kerk maakt dit dan toch mogelijk.
Dat krijg je, als de kerk het zo maar laat, als de kerk een kerk wil zijn, die maar halverwege is.
Men merkt duidelijk, hoe de sympathieën liggen. Maar niettemin slaat de scribent met zijn verwijzing naar Art. 10 de spijker op de kop. Wat behelst „in gemeenschap met de belijdenis der vaderen"? Wij zullen hier de smalle weg moeten gaan tussen verwarring en verstarring. Functioneert de belijdenis der kerk nog in het spreken en handelen? Of is dit een achterhaald stadium. Ik geloof niet dat het heilzaam is om de beweging van de „Open Brief" onder te brengen onder de algemene „verontrustings-tendens" die er in verschillende kerken is. Men stelt het dan graag zo: Er zijn progressieven en er zijn achterblijvers. En geluiden als in de Open Brief naar voren komen zouden duidelijk een conservatieve mentaliteit verraden. Ik dacht, dat daarmee de zaak op dood spoor gerangeerd wordt. Het gaat immers ten diepste om de vraag: Wat prediken wij aan de mens van vandaag? Is de kerk een vergaarbak en discussie ruimte, waarin allerlei meningen vrijelijk getolereerd worden, of is zij waarlijk Christus belijdende kerk, die in het midden van deze wereld op een bewogen wijze het Woord Gods in al zijn volheid uitdraagt?
De kerk in Kenya.
De actie „Kom over de brug" levert uiteraard de nodige artikelen op, die informeren over het leven en werken van de jonge kerken in de ontwikkelingslanden. Henk Biersteker is voor informatie zijn licht wezen opsteken in Kenya en Pakistan en hij vertelt er het een en ander van in „Hervormd Nederland" van 9 maart. Omdat we gezien de arbeid van de GZB nogal nauw betrokken zijn bij wat er in Kenya gebeurt ruimen we graag een plaats in voor een gedeelte van zijn artikel.
Buiten Nairobi begint de „bush". Woestijn naar het oosten en noorden — geleidelijk beter wordende grond naar het westen die zijn top bereikt, zowel in kwaliteit als ligging, in de zogenaamde hooglanden, ruim twee kilometer boven de zeespiegel. Die zouden de voedselschuur voor het land moeten zijn. Maar dat zijn ze nooit geweest en dat zijn ze nu nog niet. Vijftig jaar en langer is een groot deel van dit landbouwgebied ten koste van de Afrikanen beheerst geweest door Europese en Zuid-Afrikaanse kolonisten, die er grote cultures voor de wereldmarkt hebben gehad, maar bij het naderen van de UHUEU, de onafhankelijkheid, in grote meerderheid vertrokken zijn. Veel van de Afrikaanse landbouw gebeurt nog steeds op „subsistence-level": als de familie te eten heeft is het welletjes. De stammen die, toen de blanken de hooglanden niet meer beheersten, weer terugkeerden op de gronden, die hen toebehoorden, moeten nog helemaal gewend worden aan een productie voor de markt. De bevolking neemt met een klein half miljoen per jaar toe. Er is nu al weinig meer dan twee hectaren vruchtbaar land per gezinshoofd in Kenya. Een verscheidenheid van stammen maakt het politieke beeld zeer ingewikkeld.
Het kader van handel en economie wordt grotendeels gevormd door Indiërs, waarvan de voorouders door de Britten als contractkoelies waren aangeworven en die nu de grotendeels door hen zelf aangelegde laan worden uitgestuurd. Zij bezetten ontegenzeggelijk juist al die maatschappelijke posten, die de groei van een stabiele Afrikaanse burgerklasse zouden mogelijk maken. Honderdduizenden jongeren lopen werkloos rond. Het nationaal inkomen steeg in 1964 nog met 7,2 percent. In 1965 had men nog maar 4 percent groei verwacht en het was in feite slechts 2 percent.
Terecht wijst de schrijver erop dat de eerste indrukken bedrieglijk zijn. Op het eerste gezicht lijkt het in Kenya bijzonder gunstig te liggen. Een wandeling door de stad Nairobi zou die indruk kunnen wekken. Maar de werkelijkheid is anders. De voorwaarden moeten in Kenya nog geschapen worden om tot groei te komen. En de kerken in dit land? Hoe ligt het met hun taak? Biersteker laat zien dat de taak van de kerk omvangrijk is.
Zo bescheiden als de rol van de kerken is in Pakistan, zo omvangrijk is zij in Kenya. Toen dit land in 1953 zelfstandig werd, was 50 percent van het hele onderwijs in handen van kerken en zendingen. Hier is christelijk godsdienstonderwijs op de scholen regel en moet je met sterke papieren van je ouders komen om het niet te hoeven volgen. De Kenyase regering beschouwt het christendom als een nuttige bondgenoot om de mensen rijp te maken voor een moderne ontwikkeling. Daarin speelt nog heel sterk de gedachte door: christen worden, is lezen en schrijven leren en het geheim van de Europeanen onder de knie krijgen. Het is een techniek waar je gebruik van kunt maken. Het is begrijpelijk, dat over het algemeen sterk orthodoxe en pinkster-achtige kerken in Kenya daarom de woordverkondiging enorm belangrijk blijven vinden. Zij zouden hier niet gekomen zijn, als ze niet geloofden, dat het evangelie een betrouwbaar peillood is, in de tolkende veranderingen die een dichter uit Kameroen deden uitroepen: God slaapt op zijn aambeeld.!
Vroeger overheerste bij de zendingen nog veel meer het „alles of niets" en een overgang raar het christendom betekende een absolute breuk met de stam. Vandaag is er een veel dieper inzicht in de absolute noodzaak voor een Kikoejoe of een Loeja om ergens te horen. Het stamverband is voor de overgrote meerderheid van de Afrikanen niet minder dan een bestaansgrond en het christendom is een verwachting. Voor hun besef is dat gemakkelijk te combineren. Deze stambindingen zijn voor Kenya en andere Afrikaanse landen tegelijk een zegen en een vloek. De honderdduizenden werklozen zouden kreperen als zij niet op hun familie konden terugvallen, maar tegelijkertijd verleidt die zekerheid tot een parasitisme, dat Kenya’s vooruitgang belemmert; die gelukkige jongeman, die wel werk vindt heeft meteen een hele familie, tot achterneven en oudooms toe, aan zijn broek hangen.
De Reformed Church of East Africa, die zich heeft ontwikkeld uit zendingswerk namens de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika en die nu bijgestaan wordt door de Gereformeerde Zendingsbond van de Hervormde Kerk, heeft behalve zijn medisch werk twee projecten op de lijst van „Kom over de brug" staan, die een reëel antwoord kunnen worden op de nood waarin Kenya verkeert: een vormingscentrum in de Eldoret en een stelsel van village-polytechnics, eenvoudige vakopleidingen, gericht op de belangrijkste bestaansbron: de landbouw.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 maart 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's