De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

12 minuten leestijd

Nes Ammim.

De naam van de christelijke nederzetting in Israël, Nes Ammim, krijgt hoe langer hoe meer burgerrechten. Onder zakelijke leiding wordt er hard gewerkt om dit dorp in wording een gezicht te geven. Het blijkt dat de assistentie van de Nederlandse kerken de nederzetting ten goede komt. Nes Ammim blijkt daardoor meer te zijn dan een particuliere aangelegenheid. Aldus Prof. Dr. J. Schoneveld in de Israël-Kroniek in „Woord en Dienst" van 23 maart 1968. Hij schrijft in dit verband voorts:

Twee zaken zijn er, die dringend nodig zijn. Ten eerste, dat N.A. een predikant krijgt. Men zal zich natuurlijk afvragen of een kleine nederzetting voldoende werk biedt aan een predikant. Het werk dat direct al ligt te wachten is prediking en sacramentsbediening, catechisatie en andere cursussen, gespreksavonden en pastorale begeleiding van de bewoners. Er zou verder nog wel ander werk te vinden zijn, dat nodig gebeuren moet, buiten N.A. Maar het gaat niet aan, dat we men­ sen naar Israël zenden zonder ons te bekommeren om hun geestelijke verzorging. Gelukkig zijn er op 't ogenblik twee Nederlandse predikanten in Jeruzalem, een Christelijk Gereform. predikant ds. W. van Dijk en een Hervormd predikant ds. J. Schoneveld jr., die zich elk éénmaal per maand een weekend naar N.A. begeven om te preken en ander werk aan te vatten. Kort geleden werd er 20 — voor de tweede maal — in N.A. avondmaal gevierd. Verder is er onder leiding van een der predikanten ook het Kerstfeest gevierd met meer dan zestig gasten uit de omgeving. De geestelijke verzorging moet echter een permanent karakter dragen daarom is wat er nu gebeurt maar een noodoplossing. Hier moeten de meewerkende kerken samen een oplossing zoeken.

Het tweede dat N.A. dringend nodig heeft is water. Het is er ook, maar het zit nog onder de grond. Het is buitengewoon te betreuren, dat dit kostbare water nog niet aan de oppervlakte gebracht kan worden door gebrek aan een pompgemaal met watertoren. De bouw daarvan moet 160.000 gulden kosten. En hoewel N.A. steeds meer steun van kerken en particulieren ontvangt, kan dit werk wegens geldgebrek niet ondernomen worden. En men begrijpt hoe jammer juist het zo nodige water is er en toch is het er niet. In Israël is water goud waard. Als het naar boven gepompt zou kunnen worden zouden ook de omliggende nederzettingen daar zeer mee gediend zijn. Hier wordt onze hulp gevraagd! De actie  “Kom over de brug" heeft onder haar 140 projecten ook N.A. opgenomen. Voor alle voorgenomen projecten, maar ook voor N.A., hopen we, dat de actie volledig slagen zal.

Hervormd Den Haag.

In het Hervormd Weekblad van 14 maart geeft Prof. Dr. G. P. v. Itterzon enkele kritische kanttekeningen bij het in de bladen verschenen bericht dat 20 Haagse hervormde jongeren drie maanden lang lid worden van de r.k. kerk bij wijze van oecumenische verkenning. De Utrechtse hoogleraar vermeldt in ditzelfde verband de gegevens, — in „Hervormd Den Haag" genoemd — over de situatie van deze gemeente, die in de laatste tien jaar in ledental etc. snel achteruitging. De consequenties ervan zullen zijn: Verkoop van kerkgebouwen, verlies van kostbaar administratie-apparaat, de situatie van de predikant-arbeider, volledige samenwerking met anderen etc. De scribent in Hervormd Den Haag ziet overigens geen reden tot pessimisme. In de kerken gaat veelal traditioneel Christendom schuil. Deze ballast raken we kwijt. De gemeente van Christus zal toch wel blijven leven, misschien binnen de kerkmuren, misschien er buiten. Het is een wat somber beeld dat o.i. niet alleen de gemeente van Den Haag geldt. Vele steden kampen met dit probleem en misschien moeten we zeggen: Een probleem dat in toenemende mate ons bezig zal gaan houden: de voortgaande ontkerstening. De vraag is alleen: Is alles verklaard met de opmerking dat we nu alleen maar het traditionele christendom zonder geloofsinhoud kwijtraken? Of zou de oorzaak van deze achteruitgang ook kunnen schuilen in de vernieuwingsdrang, de wilde experimenteer-zucht, waarvan de actie van de 20 Haagse jongeren er slechts een van is? In dit verband schrijft Prof. v. Itterzon:

De troost, dat bij alles mag worden gezegd, dat het zo erg niet is, omdat „veel traditioneel Christendom in de kerken" aan het verdwijnen is en ook hierin een groot stuk van de achteruitgang in ledental zou moeten worden gezocht, acht ik schraal. De schrijver bedoelt het serieus en als zodanig vat ik het ook op. Wat mij betreft echter moet ik verklaren, dat ik meen, dat wij met deze schrale troost ons een blinddoek voor de ogen doen. Want met al dat opruimen van dat traditioneel Christendom zouden we nu toch langzamerhand op een punt moeten aankomen, waarop wij verlicht zouden kunnen ademhalen en zouden zeggen: gelukkig, die traditionele vromen zijn we kwijt; zie nu onze kerk eens aan. Allemaal echte vromen, met een „geloof, steunend op een persoonlijke geloofsovertuiging". Echter, van die juichtonen hoor ik nog niets. Integendeel: het is klacht op klacht.

Zijn we niet al te haastig met onze tevredenheid over het verdwijnen van al die traditionele Christenen? Zijn we echt zulke hartekenners, dat wij zéker weten, dat de mensen, die we hebben verloren, mensen waren „zonder geloofsbasis", met „slechts" een „historisch geloof, berustend op geboorte en traditie"? Zou het niet kunnen zijn, dat, „als de mist eindelijk ging optrekken", het zou blijken, dat we de gelovigen hadden weggewerkt door onze methoden van aanpak en vernieuwing?

Ik geloof met de schrijver, dat de Heilige Geest onwederstandelijk werkt, maar het kon wel eens zijn, dat wij in onze ijver om te experimenteren, eigenzinnig, buiten de Schift om, vormen hadden gekozen, die de Heilige Geest alleen maar konden bedroeven. De kerkgeschiedenis weet wel van kerkvormen, die kerkverwoestend en kerkbedervend hebben gewerkt. Lees er de historie van de laatste eeuw maar op na. Men hoeft nog niet eens zo heel ver terug te bladeren. De Duitse kerk van Hitler was ook een experiment!

Wij zijn gewoon ons te bekommeren om de kerk van de toekomst, liefst die van het jaar 2000. In mijn beperkte visie vraag ik me af, of wij niet zwaar verantwoordelijk zijn voor de kerk van het jaar 1968. Dus voor wat we nu prediken en doen. Persoonlijk ben ik niet bezig met het zoeken van een „vorm met een waardevolle inhoud" voor de volgende generatie, maar met de boodschap voor het actuele heden van oud en jong nu.

Er is in de kerk al heel wat geëxperimenteerd.

Merkwaardig dat juist zij, die zo goed op de hoogte waren van de cultuur en het cultuurpatroon van hun tijd, de kerken leeg preekten. Althans: de gemeente kwam bij deze mensen, die het zo goed wisten, niet of nauwelijks op. Tot op vandaag kunt u dat constateren. Daarom trof het mij, dat de schrijver in Hervormd Den Haag zo duidelijk stelde, dat de uitkomst van „vernieuwingspogingen" was, dat „de jongeren grotendeels ontbreken" en er bij „de ouderen aanpassingsmoeilijkheden" veroorzaakt worden. Zou dat toch ten diepste geen vonnis over al die vernieuwingspogingen kunnen zijn? Zou het soms een weg zijn, die de Heilige Geest niet heeft gekozen?

Niemand zal het pleit willen voeren voor een verstarrend conservatisme. Maar wat wij in vele kerken zien aan verwarrende experimenten is een nog grotere kwaal. De opmerkingen van Prof. Van Itterzon verdienen serieuze overweging. Dat ze gehoor vinden bij kerkleiders en gemeenteleden! Verontrustend is dat er blijkbaar geen enkele instantie is die aan dergelijke experimenten het hoofd biedt en een halt toeroept. Op de wijze van de Haagse hervormde jongeren is men hard bezig het woord „oecumene" van zijn inhoud te beroven. Ds. Overduin spreekt in zijn dagboek „Venster op het leven" ergens van „oecumenisch delirium", een oecumenische gezindheid die van grenzen niet meer af weet.

Dat is ook van toepassing op dit Haagse experiment. Om nogmaals v. Itterzon te citeren:

We zijn wel aan het experimenteren. Predikanten doen mee aan het opdragen van de H. Mis, aan de consecratie van brood en wijn tot het lichaam en bloed van Christus, aan het misoffer. Een priester leidt een hervormde kerkdienst, helemaal alleen, want de plaatselijke predikant is „uit". Een pater doopt in onze kerk. Twintig jongeren worden drie maanden rooms. Ons eigen Hervormd Persbureau heeft het bericht. Er kan nu nog van alles komen. Ik hoorde verluiden, dat in een provincie, waar eerst de 19e-eeuwse moderne theologie de meeste gemeenten heeft geteisterd, nu een streven is om alles maar „samen" te doen. Misoffer, eucharistie, avondmaal op één hoop. Het leven van onze Hervormde kerk zou ervan afhangen. Laat men vooral in die richting het verder zoeken. Als men dan maar geen brand roept, als plotseling anti-papisme komt opzetten, als nooit verwacht. Met of zonder Open Brief.

Vernieuwingsdrang.

Tenslotte willen we ditmaal het woord geven aan Ds. J. H. Velema, die in het blad „De Wekker" van 22 maart ingaat op het verschijnsel van de vernieuwingsdrang zoals we dat zien op kerkelijk en politiek erf, op het gebied van ethiek en maatschappij leer. De oorzaak ziet Velema onder meer gelegen in een reactie op een ingezonkenheid, traditionalisme en verstarde houding.

Om de vernieuwingsdrang eerlijk te beoordelen zullen we in rekening moeten brengen dat deze drang een reactie kan zijn op een ingezonkenheid en slaperigheid, waarbij niets, maar dan ook niets veranderd kan noch mag worden en waarbij alles blijft zoals het altijd geweest is, omdat dit verreweg het gemakkelijkste is.

We zullen dit duidelijk moeten signaleren.

We hebben tegen allerlei vernieuwingen grote bezwaren, maar we hebben alleen recht om die bezwaren te uiten als we oog hebben voor het reactie-moment in veel vernieuwingsdrang. Anders gezegd: alleen als we recht gedaan hebben aan de achtergrond van de vernieuwingsdrang zullen we deze drang, voor zover ze de verkeerde richting uitgaat, kunnen weerstaan.

Het is jammer dat tegenstanders van elke vernieuwing idie achtergrond in de regel niet kunnen begrijpen. Zij hebben geen oog voor wantoestanden, voor starre ingezonkenheid, voor taaie vasthoudendheid aan allerlei vormen en gebruiken, die geen levenskracht meer bezitten en geen werfkracht meer uitoefenen.

We noemden b.v. de R.K. Kerk. We zullen de daar aanwezige vernieuwingsdrang kunnen begrijpen als we ons een ogenblik indenken hoe sterk de traditie is in deze kerk; hoezeer allerlei instellingen en instituten middeleeuws zijn, hoe weinig democratisch het bestuur over deze kerk is; hoe de praal en pracht van deze kerk in strijd is met het huidige levensgevoel.

En de achtergrond van de politieke vernieuwingsdrang zal te zoeken zijn in de versplintering van de politieke partijen; in de onbevredigende gang van zaken na de stembus die in vrijwel alle partijen is te constateren; in het niet nakomen van prachtige beloften die. in de verkiezingstijd worden gedaan; in de vervaging van het onderscheid tussen chr. politieke en niet-christelijke partijen. We gaven maar een enkele aanduiding

Als we te maken krijgen met de vernieuwingsdrang in het kerkelijke leven dan kunnen we dat alles niet zonder meer met de veroordelende betiteling: „natuurlijk weer nieuwlichterij" afdoen.

Men zal niet bij voorbaat elke vernieuwing zonder meer mogen afwijzen omdat vernieuwing vaak wordt voorgestaan door mensen die allerlei vaste waarden omverwerpen. Maar men zal steeds weer moeten vragen: waar komt deze begeerte tot vernieuwing uit op? Welke motieven zitten daarachter? Is er in de bestaande situatie aanleiding om te vernieuwen?

Is er in het kerkelijke leven soms niet een gezapige rust; een tevreden zijn met de bestaande toestand; een leven bij vormen en niet uit de inhoud van die vormen; een wil om alles te laten bij de toestand zoals het altijd geweest is omdat dat het gemakkelijkste is en de minste moeite kost?

Maar dat alles neemt niet weg dat de drang naar vernieuwing ook gevaren met zich meebrengt. Gaat het alleen om de vorm? Of gaat het ook om een andere inhoud? En hoe zit het met de band aan de Schrift in dit gehele proces?

Als we eerst gesteld hebben dat er in de vernieuwingsdrang een sterk reactie-moment kan zitten, dan moeten we op hetzelfde niveau zeggen dat er in de vernieuwingsdrang een groot gevaar kan schuilen.

Het gevaar n.l. dat men niet alleen vernieuwen, maar ook wezenlijk veranderen wil. Het gevaar dat met de vorm, ook de inhoud verandert.

Het gevaar dat de vernieuwing niet opkomt uit de begeerte om te behouden, maar uit het streven om mee te kunnen doen.

Het gevaar dat de vernieuwingsdrang zo wordt gedreven dat ze boven het wezen van kerk en geloof uitgaat.

Het gevaar dat men al vernieuwende het wezenlijke uit het oog verliest.

Vernieuwingsdrang. Achter die drang zit dan een andere geest dan de geest, die tot dusver heerste.

Het is beter niet te vernieuwen dan door vernieuwing iets wezenlijks te moeten missen

Het is beter te bewaren zonder te vernieuwen dan te verliezen door vernieuwing. De vernieuwingsdrang moet uit zuivere motieven, de liefde tot Gods Woord en dienst opkomen.

En de afwijzing van de voorgestelde vernieuwingen moet eveneens uit zuivere motieven geschieden: niet uit star conservatisme; niet uit gemakzucht of angst; maar uit de overtuiging dat voorgestelde vernieuwingen wezenlijk schade doen aan geloof en kerk.

Ongeremde vernieuwingsdrang is te veroordelen.

Onvoorwaardelijke afwijzing van elke vernieuwing is eveneens te veroordelen.

En vernieuwen en afwijzen van vernieuwingen moet voortkomen uit het geloof. En al wat uit het geloof niet is, is zonde.

Alleen in een levend geloof, in gehoorzaamheid aan Gods Woord en vertrouwen op Zijn Naam komen we uit boven het dilemma: vernieuwing of handhaving van het bestaande. Een christen zal beiden in het oog moeten vatten: hij is geroepen het pand te bewaren dat ons toevertrouwd is en hij is onderweg: zoekende de toekomende stad (Hebr. 13 : 14).

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 1968

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's