Zending in het Midden-Oosten (II)
Een blik op de kerken.
Tot voorbeeld nemen wij de Byzantijnse kerk, die onder Keizer Constantijn de Grote tot staatskerk werd. Hij noemde zichzelf „bisschop voor de uitwendige belangen van de kerk". Het christendom werd staatsgodsdienst. Toen hij keizer Maxentius in 302 bij Pons Milvius versloeg, werd hij alleenheerser over het Romeinse rijk. Constantijn schreef deze overwinning toe aan de God der Christenen. In 330 verplaatste hij de keizerlijke zetel naar Constantinopel (Turks: Istanboel) en verhief daarmee het oude Byzantium, 658 V. Chr. gesticht tot hoofdstad van het christelijk wereldrijk. Keizer Justinianus I (482-565), die bekend staat als een trouwe wachter voor de orthodoxe leer, die meer dan eens opkwam voor het orthodoxe geloof (bijv. in de Driekapittelstrijd en de twisten over leer van Origenes en in de Monofysitische strijd) bouwde te Constantinopel de „Aya Sofia" (Sofiakerk) 537. Het is een indrukwekkend bouwwerk naar Byzantijnse stijl met een geweldige koepel van 56 m boven de vloer van de kerk als middelpunt met daaromheen de onderdelen concentrisch gerangschikt (deze Sofiakerk is thans 'n mohammedaanse moskee). In deze kerk is een prachtig mozaïek voorstellende Maria en het kindeke. Aan de ene kant van Maria en het kindeke staat een afbeelding van keizer Constantijn de Grote, Maria en het kindeke de wereld aanbiedend, aan de andere kant een afbeelding van keizer Justinianus I, de kerk aanbiedend, symbool van erkenning van de macht over kerk en wereld.
Aan het hoofd van de Grieks-Orthodoxe kerk staat de Oecumenische Patriarch van Constantinopel en naast hem de patriarchen van Alexandrië, Antiochië, Jerusalem en Moskou.
Het is de kerk van het Oosten, die zich in 1054 van de westerse kerk losmaakte. De bisschop van Rome zou geen meerdere rechten hebben dan die van Constantinopel. Zij erkent geen zichtbare plaatsbekleder van Christus op aarde en verwerpt de leer van een onfeilbaar kerkelijk opperhoofd.
De Armeense Apostolische kerk gaat volgens de traditie terug tot de apostolische tijd. Thaddeüs en Barthelomeüs, twee van de discipelen van de Here Jezus Christus, moeten aan de Armeniërs de boodschap van de vergeving der zonden door Christus Jezus hebben gebracht. Werd de eerste eeuwen heftige tegenstand ondervonden bij overgang naar het Christendom, hierin kwam verandering na de bekering van koning Tiridates III die zich in 301 liet dopen en daarna zijn volk opwekte zijn voorbeeld te volgen. Hij proclameerde het Christendom tot staatsgodsdienst en de Armeens Apostolische kerk tot staatskerk. Tot op heden behoort het Armeense volk nog steeds voor meer dan tachtig procent tot deze kerk. Armenië ligt tussen de Kaukasus, Kurdistan, Klein-Azië en het Zuid-Oostelijk gedeelte van de Zwarte Zee. Een deel van deze kerk is sinds de 13e eeuw met de kerk van Rome geünieerd en heeft haar patriarch te Constantinopel.
De katholicas van de Armeense kerk heeft zijn zetel te Etchmiadzin. Dit Katholicossaat, dat de zorg heeft voor ongeveer vier en een half miljoen leden, bevindt zich echter geheel in de Russische invloedssfeer, en heeft te maken met de problemen van het communistische régime.
De Armeense kerk heeft nog een tweede Katholicossaat, dat de zorg heeft over de Armeniërs, die verspreid wonen in de vrije wereld. Dit Katholicossaat van Cilicië is gevestigd te Antelias, één van de voorsteden van Beirut ongeveer 7 km ten noorden van de stad. De kerkelijke statistiek van Antelias spreekt van ruim 600.000 leden, 260 kerkgebouwen, 8 bisschoppen en 150 priesters voor het plaatselijk gemeentewerk. Hier zetelt de Katholicos. Er is een seminarie waar thans een 50-tal studenten opgeleid worden tot priester of tot leraar aan één van de scholen.
De Syrisch Orthodoxe kerk, ook wel Jacobitische of Westsyrische kerk genoemd, met aan het hoofd de patriarch van Antiochië, die in Damascus resideert. Deze keiik telt een 100.000 leden.
De Oostsyrische (nestoriaanse) kerk en de Maronieten kerk in Libanon zullen wij verderop nog tegenkomen.
Zo zijn er in deze landen heel wat residenties van kerkgroten.
Iedere kerk in het Midden Oosten heeft een eigen liturgie en eigen gebruiken voor de eredienst. De verschillen zijn wel een gevolg van invloeden van buiten-af of, waar zij eeuwenlang in isolement hebben geleefd, van stimulansen, die uit eigen kring voortkwamen. Christenen die onder zware druk en permanente vervolgingen hun weg moesten gaan, kwamen tot andere liturgische uitdrukkingsvormen dan zij, die in betrekkelijke vrijheid en vrede hun kerkbestaan konden handhaven.
Een groot verschil met de kerk van het westen is hun belijdenis dat de Heilige Geest alleen van de Vader uitgaat en niet van de Zoon. De Oosters Orthodoxe kerken met een enkele uitzondering aanvaarden de besluiten van de eerste drie algemene concilies, maar verwerpen die van Chalcedon (451). Naar hun oordeel zijn de besluiten van Chalcedon in tegenspraak met die van voorafgaande drie.
Zij hebben evenals de roomse kerk zeven sacramenten, doch maken onderscheid tussen sacramenten van hogere rang (doop, avondmaal en biecht) en die van lagere rang (de overige).
Zij onderschrijven de leer der transsubstantiatie en die van de mis, en hebben haar Maria-, heiligen-, reliquieën-en (inplaats van beelden-) hun iconendienst. Om juist te zijn, moet gezegd worden, dat men het woord transsubstantiatie eigenlijk niet wil horen. Men spreekt van een mystieke, wonderbare verandering van de heilige gaven. Naar men stoffelijk waarneemt, blijft het brood brood, en de wijn blijft wijn, maar tegelijk behoort bet door de mysteriën der heilige liturgie - ook tot de geestelijke wereld waar het met Christus zelf wonderbaar is verenigd. Het brood, zo wordt gezegd, is nu werkelijk Christus' lichaam geworden, brood en lichaam, wijn en bloed, stof en geest, het geschapene en God tegelijk. Wie aan het avondmaal deelneemt, verenigt zich met het opgestane verheerlijkte lichaam van Christus door het eten van het eucharistische brood, en met de ziel van Christus door het nemen van de wijn, het heilige bloed, en door het nemen yan deze twee, met de geest van Christus.
Iconen.
De iconen verering neemt ook een bijzondere plaats in bij bijna alle oosterse kerken. Door liturgische wijding wordt een reëel verband gelegd tussen de icon en haar oerbeeld. De wijding, is een genade-volle handeling, waarbij de aanroeping van de Heilige Geest, door de sacramentele macht van de kerk een icon wordt benoemd, d.w.z. dé naam van Christus of één van de heiligen wordt eigen gemaakt aan de uitgeschilderde afbeelding. Daardoor wordt het een verblijfplaats van b.v. de goddelijke glorie en genade. De goddelijke energie van Christus wordt verbonden met zijn afbeelding door de aanroeping en het schrijven van zijn naam op de icon. Daardoor wordt de icon een voorwerp van verering. De icon bezit de tegenwoordigheid van degene, die er in voorgesteld wordt. Zo zei de overste van een klooster in Libanon bij een bezoek aan de kapel van het klooster, wijzend op de vele iconen aan de wanden: „hier zijn wij verenigd (in gemeenschap) met de heiligen die in de hemel zijn. Hier wordt in directe gemeenschap met hen Gode lof en aanbidding gebracht." Onder het genot van een kopje Turkse koffie met haar napratend in de conversatiezaal zei zij verder: „ja iedere icon bezit de mogelijkheid om ons met de voorstellende heilige in gemeenschap te brengen. Bij de aanbidding in de kapel valt de tijd weg en treedt de eeuwigheid in."
In de erediensten in de kerken is dan ook geen plaats voor prediking van het Woord Gods, doch slechts voorlezing van oude homilien.
Het godsdienstig leven in deze kerken dreigt geheel op te gaan in een leven uit de cultus en dit opgevat in een magische zin. Is het niet het gevaar in alle kerkgemeenschappen waar uitsluitend alle nadruk gelegd wordt op de sacramenten, liturgie en 't priesterschap? Met de archi-mandriet van de patriarch van Antiochië te Damascus sprekend over het mysterie van de eucharistie, zei hij: deze „goddelijke liturgie" is de belangrijkste van alle diensten. Het is de herleving van het offer van Golgotha en de opstanding van Christus. Reagerend op het woord „herleving" zei hij verder: nee, het is geen herinnering aan, maar een herleving van het offer, dat in de eeuwigheid geschiedt, zodat de liturgie er een hernieuwde ervaring van is. Bij de eucharistie valt de tijd weg en treedt de eeuwigheid in.
De leden der kerken kennen dan ook geen aan de Heilige Schrift georiënteerd geestelijk leven.
Nationale trekken.
Verder is niet alleen voor velen het formele en magische karakter van de eredienst een kwaad, maar ook het feit, dat de dienst zowel in de Armeens-Orthodoxe ais in de Syrisch-Orthodoxe (Jacobietische) kerk, als in alle andere orthodoxe kerken van het Midden-Oosten de indruk geeft van niet alleen een godsdienstige, maar ook een nationale plechtigheid te zijn. Het is de kerk, die de Syrisch-sprekenden en de Armeenssprekenden bij elkaar houdt. Dit is ook mede oorzaak van het bestaan van verschillen in de liturgieën in de verscheidenheid van kerken. Alle grijpen terug op de eerste eeuwen van het christendom doch de verschillen ontstonden, door wat de kerken in de tijden hadden te doorstaan. Uitgangspunt is dat de leden zich in de kerk thuis moeten voelen.
Zo heeft b.v. de Nestoriaanse Katholikos door zijn vasthouden aan dit nationale aspect van zijn kerk en daardoor het beklemtonen van de politieke zijde van zijn functie zijn verblijfsvergunning in Irak verloren.
De Schrift en het geestelijk leven.
De materialistische levenshouding van de kerken gaat gepaard met een opvallend gebrek aan begrip voor de waarheden van het geloof. Het Christen-zijn gaat min of meer geheel op in het leven uit de cultus van de kerk. Door de kerk heeft men een plaats in het eeuwig rijk van God na dit leven.
De Heilige Schrift is voor de leden een onbekend boek. De Schrift komt alleen aan het woord in de liturgie en dan uitsluitend op formele en magische wijze. Het geestelijk verval in deze kerken is een schreeuwend voorbeeld van geestelijk gevaar, wanneer aan God de Heilige Geest het wapen ontnomen wordt waardoor Hij in ons werkt die heerlijke gave Gods van 't geloof (H.C. Zondag 25). Wanneer de Heilige Schrift als hét sprekende Woord van God aan de gemeente ontvalt.
Vanaf de totstandkoming van de Oosters Orthodoxe kerk beschikte zij over een voor die kerken leesbare Bijbel, de Septuaginta met nog enkele andere vertalingen n.l. die van Symmachus en Theodotion. De Syrisch-Orthodoxe kerk kreeg al in de vijfde eeuw haar Bijbel in de landstaal, de z.g.n. Peschitta (eenvoudige). En wat de Armeense kerk aangaat mag zeker niet ongenoemd blijven de in het Armeens vertaalde bijbel door Mesrob en Sahag pl.m. 375. Voor ons is aardig daarbij te weten, dat de eerste gedrukte oplaag van deze Armeense Bijbelvertaling door Nederland werd verzorgd en in 1648 in Amsterdam van de pers kwam.
De vertaling van de Bijbel in de landstaal heeft juist onder de zegen des Heren zo krachtig meegewerkt bij de overgang van het volk tot het christendom. In de meeste Armeense kerken ziet men een grote romantische schilderij waarop zowel de overgang van koning Tiridates als ook de vertaling van de bijbel door Mesrob en Sahag is afgebeeld. Hoe schril staat daar nu tegenover het geringe Schriftgebruik van de leden van die kerk nu.
Vervolgingen.
Het Armeense volk heeft de eeuwen door verschrikkelijke vervolgingen geleden. Tijdens de eerste overgangen naar het christendom in de vijfde eeuw, had het al een bloedige strijd te voeren tegen het toen oppermachtige Perzische Mardeisme. De prediking van 't Woord vervulde toen echter zo de harten, dat men geld en goed overhad voor de handhaving van het christelijk geloof. Bekend uit die strijd is de toen afgelegde verklaring: „Wij erkennen het Evangelie Gods als onze vader en de ene kerk van Jezus Christus als onze moeder."
De eeuwen door tot in de twintigste eeuw toe zijn er ware slachtingen geweest onder de Armeniërs. Zou er een lijst opgemaakt worden van zwaar om des geloofs vervolgde volken, dan zou zeker het Armeense volk een plaats bovenaan die lijst gegeven moeten worden.
Sedert 1514 was het grootste deel van Klein-Azië waar het christenvolk der Armeniërs woonde aan de Turken onderworpen. Deze waren er steeds op uit ze te onderdrukken en zo mogelijk uit te roeien.
In 1821 werd er door de Turken een waar bloedbad aangericht onder de christenen van Constantinopel. In 1860 werd er een gruwelijke vervolging ingezet tegen de naar Syrië uitgeweken Armeniërs. 16000 werden er gedood en na de slachting zwierven meer dan 150000 Armeense christenen in Syrië en Mesopothamië rond.
Na de tweede Krim-oorlog in 1878 legde de Tsaar van Rusland de Turken de verplichting op, in de door de Armeniërs bewoonde provincies hervormingen en verbeteringen op cultureel en materieel gebied aan te brengen, en de veiligheid van de christenen tegen de Koerden te verzekeren. De uitvoering werd het tegenovergestelde. De Koerden-stammen werden door de Turken bewapend zodat in 1896-97 weer duizenden Christenen omgebracht werden.
In 1909 brak weer een nieuwe vervolging en uitmoording uit. De kerken waren in Adana in synode bijeen. Deze gelegenheid werd aangegrepen om tientallen predikanten en evangelisten te doden. Christelijke scholen werden in brand gestoken. In de omgeving van Tarsus, de plaats waar Paulus werd geboren, werden drie en dertig van de zeven en dertig kerken en gemeenten weggevaagd.
Tijdens de eerste wereldoorlog had een grote deportatie van op Turks gebied wonende Armeniërs plaats. Zij werden naar de randgebieden van het Ottomaanse Rijk, Syrië, Mesopotamië en Arabië verjaagd. Van de drie miljoen Armeniërs die daar bij betrokken waren, vond minstens een miljoen de dood door honger en massamoord. Tien duizenden werden doodgeschoten, andere tienduizenden verdronken in de Euphraat en weer anderen werden in huizen opgesloten en met huis en al levend verbrand.
In 1928 schrijft een Amerikaans zendeling die van 1879 tot 1924 daar in dienst van het Evangelie werkte: „Na 45 jaar is niet één van de 30 gemeenten overgebleven waar ik gewerkt heb."
Woudenberg. H.Pol
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's