De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

10 minuten leestijd

Karl Barth.
In de kroniek van 19 december is reeds aandacht geschonken aan het overlijden van de grote Zwitserse theoloog, Karl Barth. Dat we er in dit nimmer op terugkomen vindt zijn oorzaak in het feit dat in verschillende periodieken artikelen verschenen zijn over de betekenis van zijn werk. Daarbij doet zich het feit voor, dat voorstanders en tegenstanders van zijn theologie hem een figuur van groot formaat noemen.
In het blad „In de Waagschaal" van 21 december schrijft Prof. Dr. K. H. Miskotte een kort „In memoriam". Miskotte is een van die theologen geweest, die zeer sterk door Barth zijn beïnvloed en gegrepen. Vele artikelen en beschouwingen zijn door Miskotte aan Barth en diens theologie gewijd. We denken b.v. aan de knappe artikelenserie in de verzamelbundel „In de Waagschaal". Daarom laat het zich verstaan dat Miskotte met grote dankbaarheid over Barth schrijft. Hij noemt Barth de „evangelist van de twintigste eeuw en hij is dat, aldus Miskotte, als theoloog in zijn kwaliteit als denker en zegger der waarheid Gods”.
Het is niet de bedoeling deze uitspraak te ontleden, we memoreren slechts het feit dat er in een tijd, waarin door velen nogal laatdunkend en wat kleinerend over Barth en diens theologie geschreven is, - we denken aan de zgn. „vernieuwingstheologen" - toch door één van de toonaangevende theologen op deze wijze over Barth geschreven wordt.
Ook ds. J. H. Velema wijdt een kort artikel aan zijn heengaan in het blad „De Wekker". Velema signaleert de verschuivingen in de waardering van Barth met name ook in de Geref. kerk, zijn invloed op de r.k. kerk, en memoreert dankbaar de grote betekenis van een man, wiens publicaties getuigen van grote denkkracht en werkkracht, van brede inzichten, waar ieder, ook tegenstanders van Barth's theologie, toch hun winst mee konden doen. „We erkennen gaarne" aldus Velema, „dat een grote in het rijk der geesten en der theologen is heengegaan”.

Stemmen uit de Geref. kerken.
Uiteraard komen in een overzicht over betekenis en invloed van Barth's theologie ook de Geref. kerken in ons land ter sprake. Wie geen vreemdeling is in het kerkelijk leven, weet hoe men ten aanzien van de waardering van Barth in de Geref. Kerken van een koerswijziging kan spreken. Werd er eerst binnen deze kerken scherp gewaarschuwd tegen Barth, geleidelijk aan werd de kritiek milder om plaats te maken voor een grondige analyse waarin naast begrip ook waardering zich uitte. Met name het boek van Prof. Berkouwer over „de Triomf der genade in de theologie van Karl Barth" 'heeft doorgewerkt in deze kerken.
Over deze houding binnen de Gerer. Kerken schrijft Prof. Dr. H. N. Ridderbos in het Geref. Weekblad van 20 december in de rubriek Van week tot week onder meer het volgende:
De Gereformeerden stonden er wantrouwend tegenover. Zij hoorden wel het zware gerommel in de verte van de Zwitserse bergen maar het geluid was voorshands moeilijk voor hen exact theologisch te localiseren. Men sprak van irrationalisme; van onbijbelse paradox-theologie; men vreesde dat Barth van het ingaan van het koninkrijk in de geschiedenis, ook als bron en uitgangspunt voor het Christelijk handelen, niets heel liet. Men was bang voor een transcendentalisme (thans misschien verticalisme geheten!) dat iedere grond weg sloeg onder de Christelijke acties en organisaties, waaraan men zijn hart verpand had. Men wantrouwde ook Barth's leer aangaande het Woord Gods. Hij wilde immers van een „gegeven" Woord Gods niet weten, sprak over de Bijbel als de plaats waar God het Woord neemt als het hem in zijn souvereine vrijheid belieft, over de Schrift, die nergens het Woord Gods is, zodat wij daarover zouden kunnen „beschikken", maar die altijd weer het Woord Gods moet worden etc. etc.
Dit wantrouwen van de Gereformeerden wordt thans door velen als (het zoveelste) bewijs gezien, hoezeer wij (of zij) toentertijd theologisch aan lagerwal waren geraakt. Sindsdien is er (na 40, 50 jaar) een grote kentering in het oordeel gekomen. Maar alvorens zich daarover op de borst te slaan, zal men twee dingen moeten bedenken. Vooreerst dat de gereformeerde theologie bij Kuyper en Bavinck opgevoed, een wellicht te geïsoleerd bestaan leidde, maar daardoor zich ook bijvoorbeeld nooit met de ervarings-theologie en het vooral in Duitsland oppermachtige liberale cultuuroptimisme had vereenzelvigd. En daartegen ging vóór alles Barths protest. Daarom schenen althans Barths geweldige aanvallen haar minder te raken. In de tweede plaats vertoonde de explosieve kracht, waarmee deze theologie der crisis gelanceerd werd, niet weinig eenzijdigheden, die pas in een later stadium geredresseerd werden. Alles was zo vertikaal, zo bliksemend, dat er van de geschiedenis, van Gods werk daarin als een voortgaande beweging, van een eschatologie als uitzicht op een te verwachten eindgebeuren, niets over scheen te blijven. En wat moest men denken van een opvatting van het Woord Gods als een louter transcendente inslag, als een slechts hic et nunc zich betuigende waarheid? Was dit geen spiritualisme, opende het niet de weg voor een nieuw subjectivisme? Want kon, bij zulk een actualistische opvatting van het Woord Gods, ieder zich niet met evenveel recht op zijn verstaan ervan beroepen?
In die geest luidde de kritiek. Een kritiek, die ook niet terstond is verstomd. Ik voeg er aan toe: een kritiek, die althans bij de eerste ontmoeting ook niet van grond ontbloot was. Toch was Barth anders, groter en vooral ook bijbelser dan zijn wantrouwende critici toen dachten. Ik bedoel dit als een algemeen oordeel. Barth in al de facetten van zijn theologisch oeuvre te beoordelen, ligt buiten mijn competentie. Ook blijven er tot in zijn laatste werken theologoumena, die ik op bijbelse gronden niet kan volgen (zijn leer van de doop bijv.). Maar anderzijds: hoe hebben zij zich vergist, die in Barth een bedreiging zagen van het reformatorische protestantisme, hem een spiritualist, ja zelfs een neo-modernist hebben genoemd. De „schuld" daarvan lag niet alleen bij de critici, óók bij Barth zelf. Want pas toen zijn theologie tot ontplooiing kwam, is zij ook evenwichtiger klassieker gebleken dan bij de eerste aanloop voor mogelijk werd gehouden. De grootheid van Barth ligt daarin, dat hij zich niet alleen laat vergelijken met een driftige, gezwollen stroom, die van de Zwitserse bergen naar beneden komt en alles wat hij op zijn weg vindt, meesleurt, maar ook met de brede rivieren, die er uit voortkomen, die de landen verbinden, de grote communicatie mogelijk maken. Hij zelf gebruikte, naar ik las, het beeld van een rivier, die al breder wordt (al de zware delen van de K.D.!), vóór zij zich in de zee stort. In ieder geval, ook al zal men in allerlei opzicht een andere, een eigen weg willen gaan en zich door deze stroom de route niet willen laten voorschrijven, het is toch de rivier die daar is en die daar stroomt en waarmee een ieder telkens geconfronteerd wordt die naar een weg zoekt die voor kerk en theologie een nieuwe toekomst opent.
Prof. Ridderbos wil geen aansluiting zoeken bij de „school" van Barth, maar noemt hem toch een van de grote doctores der kerk. Ook ds. M. P. van Dijk schrijft in hetzelfde nummer van genoemd blad in deze geest. Het verwijt dat Barth de rechtzinnigheid van de zestiende eeuw weer nieuw leven wilde inblazen, kunnen we, aldus v. Dijk alleen maar op de credit-zijde plaatsen. Bij Barth blijven immers de klassieke leerstellingen overeind, tot en met de leer van de maagdelijke geboorte.

Dam tegen het liberalisme.
Dat is inderdaad geen geringe zaak. Juist in onze tijd, nu de feitelijkheid van het heilsgebeuren vervluchtigt achter een interpretatie, waarin de mens de maat aller dingen is, mogen we met dankbaarheid constateren hoe Barth de heilsfeiten in hun heilsfeitelijke aard laat gelden.
Dat is van betekenis ook voor ons, en de huidige theologie zou er goed aan doen in dit opzicht Barth's geluid tot zich te laten doordringen. Men heeft van verschillende zijde geconstateerd dat er een herleving is van het liberalisme en het vrijzinnigendom van de 19e eeuw in onze tijd. Ging de strijd van Barth juist niet daar tegen? Met een theologie, waarin de mens centraal stond, de vrome mens, de brave mens, de mens met zijn cultuur, en humaniteit, kon Barth niets beginnen. Daarom sprak Barth over de crisis waarin Gods Woord de mens werpt. Men moet b.v. eens naast elkaar lezen de tekening van het evangelisch getuigenis van iemand als Adolf von Harnack (met zijn zgn. liberale Jesusbeeld) en de striemende taal van Barth's Römerbrief. Dan merkt men hoe hier twee werelden op elkaar botsen. Enerzijds een theologie, waarin het optimisme de toon aangeeft en het genadekarakter van het heil verduisterd wordt, en daartegenover een theologie, die God God wil laten zijn en de mens als zondaar op de genade van God werpt, als de enige weg tot behoud.
Inderdaad, met Velema en Ridderbos zeggen wij, dat dit alles niet vergeten kan en mag worden en dat in dit opzicht de nalatenschap van Barth niet in het museum opgeborgen mag worden.
Dat geld trouwens ook nog in ander opzicht. Barth's theologie laat immers vele vragen open. Vragen, waarop 't antwoord van Barth niet bevredigt en waarom wij hem dan ook moeilijk kunnen volgen, juist op bijbelse gronden. Waardering voor zijn persoon en werk mag ons hiervoor niet blind maken.
We denken aan zijn Schriftbeschouwing, aan zijn verkiezingsleer, aan de kwestie, inhoeverre bij Barth de deur wordt opengezet naar een algemene verzoening en het appèl van de prediking daarom niet meer voluit kan doorklinken, omdat de ernst van het ongeloof te weinig serieus genomen wordt. We denken ook aan Barth's uiteenzetting over het werk van de Heilige Geest.
Zeker, in dit alles ligt juist voor ieder, die vast wil houden aan de belijdenis der Reformatie, zoals zij verwoord is in de Drie formulieren van enigheid en kerkelijk gezag onder ons heeft, getuige artikel 10 van de kerkorde, een enorme uitdaging. Een uitdaging die samen hangt met de vraag: Hoe staan we met dit belijden en deze belijdenis in deze tijd.
We kunnen niet maar volstaan met een herhalen van de antwoorden die gegeven zijn, maar zullen vanuit de volheid van het Schriftgetuigenis telkens weer de actualiteit van deze belijdenis voor het heden moeten laten zien.
Dat betekent op zijn minst bestudering van en confrontatie met Barth's theologie. En dat in een tijd, waarin een „nieuwe theologie" weer onze aandacht opeist. Is het teveel gezegd, als we stellen, dat er op dit punt onder ons een geweldige achterstand is?
Kijk ik naar de Geref. Kerken, dan moeten we zeggen, dat men daar de confrontatie met Barth wel degelijk heeft aangedurfd en aangepakt. Men denke slechts aan mensen als Berkouwer, Polman, M. P. van Dijk, Bakker. We zullen dat eerlijk en royaal moeten erkennen, juist als we zeggen dat de ontwikkeling binnen deze kerken ons met wat zorg vervult. En daarbij de hand in eigen boezem moeten steken vanwege onze nalatigheid in deze. Doen we dat niet, dan lopen we in onze critiek op de kerkelijke ontwikkeling licht gevaar in een heilloos negatieve houding te blijven steken.
Daarom - en daarmee moge ik dit persoverzicht ditmaal beëindigen - is bestudering van Barth's nalatenschap ook een voluit actuele zaak. Want het brengt ons in aanraking juist met die punten die vandaag in het geding zijn en die ook inzake de verhouding tussen de Geref. en Hervormde Kerk meespreken. We denken b.v. aan de vragen rondom de Schrift, aan de kwestie van heilsfeit en heilsorde, aan de vragen rondom het werk van de Heilige Geest.
Wij pleiten niet voor een studeerkamer debat, en nog minder voor een steriel theologiseren vanuit een ivoren wetenschappelijke toren. Maar wij mogen wel vragen om en ons inzetten voor een theologische bezinning, die in gehoorzaamheid aan de Schrift kerk en prediking wil dienen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1969

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's