UIT DE PERS
Radicaal-evangelisch?
De bovenstaande woorden zijn in allerlei beschouwingen nogal in gebruik. Allerwege voert men een pleit voor een radicaal-evangelische politiek, en voor een visie inzake het oorlogsvraagstuk, de rassenkwestie, Vietnam, Biafra die ernst maken met de eis van het Evangelie. Wie zich hierin verdiept, ontdekt dat hier geweldige vragen in het geding zijn: Wat verstaat men onder radicaal-evangelisch? Hoe is de verhouding van liefde en gerechtigheid? Is de radicaliteit die men voorstaat inderdaad die van het Evangelie van het Koninkrijk Gods, of komt hierin een dopers messianisme tevoorschijn, dat met het karakter van deze bedeling, met de macht der zonde en de verdorvenheid van mensen en machten geen rekening meer schijnt te houden?
Op de achtergrond van al deze vragen staat het probleem: Hoe verhoudt zich de boodschap van het komende Koninkrijk tot de aardse werkelijkheid? Op welke wijze neemt het gestalte aan? En wat zijn de consequenties voor het sociale en politieke handelen.
Binnen de hervormde kerk geven deze vragen nogal eens aanleiding tot discussie. Enerzijds is er een stroming die sterk de aandacht vraagt voor de horizontale verbanden waarin we leven, en bij wie men soms het gevoel heeft dat de prediking van het Evangelie opgaat in een etisch appèl ten aanzien van het sociale en politieke handelen. In dat licht hebben we dan ook te zien de vele pleidooien voor een theologie der revolutie, de verbreking van de status-quo, een dynamisch op de toekomst gerichte levenshouding.
Daartegenover werd en wordt door meerderen deze accentuering gezien als een versmalling van de Evangelieprediking. De „Open Brief" van de vierentwintig en de gesprekken die er het gevolg van zijn geweest, hebben ook hierbij de vinger gelegd. De vrees is uitgesproken - en m.i. niet ten onrechte - dat de Christus der Schriften verwisseld wordt voor een politiek, revolutionair getint Messiasideaal.
Traditioneel moralisme?
Al deze dingen komen in onze gedachten bij de lezing van een artikel in „Hervormd Nederland" van 18 januari waarin een uitvoerig verslag gegeven wordt van een nieuwsbrief van dr. C. P. van Andel, secretaris van de Raad van de zaken voor Overheid en samenleving. Dr. v. Andel verwijt de hervormde kerk hierin een afglijden naar een traditioneel moralisme. Hij schrijft o.m. het volgende:
Eén punt, dat ter zelfder tijd door de leider van de Uppsala-delegatie aan de orde werd gesteld, was de vraag of de kerk kan zwijgen op het moment, dat de regering het plan had tot een verhoging van de Nato-bijdrage met 225 miljoen gulden. Men vroeg tijd om dit plan kritisch te bespreken of althans een schrijven hierover aan de regering op te stellen. Dit telegram zou in een bescheiden vraagvorm worden opgesteld. De praeses verklaarde echter, dat er geen tijd beschikbaar was voor dit punt. Hij merkte op, dat er trouwens toch niet naar de mening van een synode geluisterd zou worden.
„Voor een kerk, die het rapport over de kernwapenen op haar naam had staan, was dit toch wel een bedenkelijke terugval.
„Toen het Interkerkelijk Vredesberaad enkele dagen later spontaan tot de verzending van een dergelijk telegram overging bleek de regering daar juist wel veel aandacht aan te willen schenken.
„In een verslag van een conferentie van het breed moderamen der synode met de 24 ondertekenaars van de open brief (de zgn. verontrusten), gehouden op 21 oktober 1968, is door de 14 woordvoerder van deze groep opgemerkt, dat een ander evangelie in de kerk dreigt binnen te komen. Hij denkt daarbij aan het dopers messianisme, waarvan o.a. Martin Luther King een vertegenwoordiger werd genoemd. Het evangelie dreigt te worden vervormd tot politieke messianiteit.
„Het rapport laat zien, dat hierop vanuit de synode zowel verzet als instemming hoorbaar werd. Uit het verslag blijkt echter niet duidelijk, wat de „synodale groep" als alternatief gesteld heeft, hoewel de inleiding van L. de Geer materiaal genoeg voor een weerwoord bevatte. Door iemand uit de synodale delegatie werd geconstateerd - wat niet weersproken werd - dat de naar voren gebrachte bezwaren door het Breed Moderamen der synode werden gedeeld. „Dit zullen toch wel de bezwaren uit de hoek van de 24 geweest zijn.
„Voor iemand, die een klaar beleid, een duidelijke en richtinggevende leiding van de synode verwacht in deze voor de kerk zo kritieke tijd, vormen al deze op zichzelf niet zo wereldschokkende feiten toch een teleurstellend geheel. Wanneer daar nog bijgevoegd wordt de telkens weer zichtbare angst van kerkenraden en gemeente om tot een confrontatie met de politiek-sociale werkelijkheid te geraken, dan ontkomt men nauwlijks meer aan de indruk, dat de Hervormde Kerk op dit ogenblik de neiging heeft om af te glijden naar een traditioneel moralisme, dat zeker de oudere generatie nog wel een tijdje bijeen zal houden maar dat voor de komende generatie geen perspectief biedt... Waar moet het dan naar toe?”
De visie van dr. v. Andel op de vierentwintig is niet onduidelijk. Ook niet zijn verwijt aan het adres van synode en kerkeraden: Zichtbare angst tot werkelijke confrontatie, geen klaar beleid etc. Wat is dan de visie van dr. v. Andel. Hij zegt:
„Een levend, dynamisch, op de toekomst gericht, messiaans bewustzijn behoeft niet in moralisme te vervallen maar het kan wel ieder ogenblik over deze schreef gaan. Het is inderdaad een poging tot ernstig ingaan op de werkelijkheid voorzover die gekend wordt tenminste, maar in zijn methodiek van benadering kan het die werkelijkheid toch weer geweld aan doen”.
Neen, wat er gebeuren moet is dit: de kerk moet de werkelijkheid op grond van geloot en hoop doorzichtig maken.
Hier rijst direct de vraag: Wat bedoelt dr. v. Andel? De werkelijkheid doorzichtig maken op grond van geloof en hoop? Natuurlijk gaat het altijd weer om de vraag: Hoe heeft de kerk de werkelijkheid van deze wereld te zien in het licht van Gods Woord? Maar met de formulering van v. Andel is nog niet veel gezegd. Of toch wel? In het Geref. Weekblad (Kok, Kampen) haakt prof. dr. H. N. Ridderhos in zijn rubriek „Van week tot week" (in het nummer van 24 jan.) in op de beschouwingen van dr. v. Andel. Ridderbos schrijft in dit verband:
Als ik de formulering van dr. van Andel goed begrijp ('op grond van geloof en hoop') en daarbij in rekening breng, dat hij, even eerder, van een „dynamisch, op de toekomst gericht messiaans bewustzijn" spreekt, dan is het mij duidelijk, dat hij die werkelijkheid wil bezien (hebben) onder het geloofs- en verwachtings-gezichtspunt van de overwinning van de Messias. Ik denk, dat dit bijzonder juist, liever gezegd echt Christelijk, daarom ook echt kerkelijk is en een „dynamiek" verschaft, die ons anders in de wereld (de politiek etc. etc.) doet staan dan op grond van wat hij het traditionele moralisme noemt mogelijk is. Want dit bewustzijn wordt gedragen door de overtuiging, dat de wereld (óók de politieke etc.) niet van de duivel, maar van Christus is, hoe vreemd het soms moge schijnen. In die zin is het op het eerste horen stoute woord „messiaans bewustzijn" stellig ook te aanvaarden en bijbels te interpreteren. Niettemin zal hij zich dan toch nog - en hier ligt voor mijn besef in heel het geding de cardo quaestionis, de spil, waar alles om draait - nader hebben te verklaren tegenover degenen, die in of buiten de Synode en in of buiten de Hervormde Kerk - want het is ons aller zaak! - de beschuldiging van een dopers of politiek messianisme tegen hem of anderen zouden willen inbrengen.
Uiteraard wil ook Ridderbos geen pleidooi voeren voor een lijdelijk toezien, een vlucht uit de politieke werkelijkheid. We zouden er aan toe willen voegen: Dat zou allerminst reformatorisch zijn. Als we denken aan de brede aandacht die Calvijn had voor de vragen van het openbare leven. Maar wel waarschuwt Ridderbos voor de doperse tendenzen.
Nooit is er „messiaanser" gesproken dan door de dopers, die met de geboden van de bergrede radicaal wilden ingaan op de politieke werkelijkheid. Maar deze radicaliteit was toch van dien aard, dat wij moeten zeggen: Wordt hier de verhouding van koninkrijk Gods en tegenwoordige wereld niet scheef getrokken? Wij zouden er nog bij willen opmerken: Het messiaanse élan dat velen vervult vertoont nogal een optimistisch-evolutionistisch karakter. Men ziet het Rijk in opmars. Maar men heeft weinig oog voor de doorwerking van de zondemacht, de rol van het daemonische in deze tegenwoordige wereld, de tweespalt die er door de wereld loopt. Zodat wij niet mogen volstaan met een triomfantelijk „Reeds" (Het gekomen Rijk!) maar ook ernst hebben te maken met het „Nog niet". We zien nog niet dat alle dingen Hem onderworpen zijn. En het Koninkrijk komt op de wijze van het zaad en de Zaaier.
Dat mag ons niet verleiden tot lijdelijk berusten, maar zal ons toch moeten bewaren voor oppervlakkige beschouwingen over een toekomstplanning, die ten onrechte gedekt wordt met de komst van het Rijk.
Israël.
Dat dit alles maar geen abstract geheel is, wordt ons duidelijk uit een artikel van ds. E. H. Nagel in de Amsterdamse kerkbode der gereformeerde kerken (overgenomen in genoemd nummer van 't G.W.). Hij schrijft over Israël en het Midden-Oosten het volgende:
Het Midden-Oosten staat weer eens in het middelpunt van de belangstelling. Het is begrijpelijk, dat wij partij kiezen in de strijd, die daar maar steeds niet wil bedaren. Voor het merendeel van ons geldt: wij staan achter Israël. Wat een wonder! De ouderen onder ons hebben met machteloze woede en lijfelijke pijn erbij gestaan, dat onze joodse landgenoten werden weggevoerd naar de vernietiging. Eindelijk kwam de bevrijding. Dat hadden de wel eens gesmade wapens dan toch bereikt: dat er een eind kwam aan dood en verderf!
De generaals rolden in een gouden tijd. Hun mémoires rolden van de pers, oorlogsromans brachten allerwege geld in het laatje. Het was voorbij. Nu verder waakzaam blijven en de vrede kan getekend worden. Dit is nog niet gebeurd. Vrede is er nog niet geweest, wél in onze contreien, maar in andere dan de onze bij lange niet. Na 1945 zijn er meer explosieven gevallen op de aarde in Vietnam dan tijdens de hele tweede wereldoorlog.
Toch geloven veel mensen wel in vrede op aarde, tegen alle ontroerende kindersnuitjes, die het „natuurlijk onzin" vinden in. Zij hebben één vijand in hun hoofd, die bedwongen zou anoeten worden en dan is het vrede.
Die laatste vijand heet: Het Communisme. Dat is de schuld van alle kwaad. De stiekeme boosdoener achter elke onrust en onlust. Oók in het Midden-Oosten.
Een briefschrijver, die ik overigens zeer hoog acht, wist dit al in 1942, het jaar van de grote kentering in Rusland, toen de Duitsers werden verslagen bij Stalingrad. Dat was helemaal niet om te juichen, vindt hij, toen werd het gevaar, dat de vrede bedreigt al openbaar. De Duitsers hadden moeten winnen, dan leefden we nu in vrede. Dan waren de communisten „ausradiert" en dus!
Israël wordt op laaghartige wijze bedreigd en het slaat fel van zich af. Dat is de meesten van ons wel uit het hart gegrepen. Wat wij in de oorlog graag hadden gedaan voor de Joden, (maar dat kon toen niet, zonder eigen leven in gevaar te brengen!) wordt nu door hen zelf ter hand genomen en hoe! Het sprookje van de weerloze Jood moet de wereld uit, verklaarde één van hun leiders. En Mose Dajan vindt vechten „exciting', dat men het weet! Ik zal zijn gelaatsuitdrukking niet gauw weer vergeten, zoals die zichtbaar werd, toen hij dit zei, op de T.V. En of ik wil of niet, ik moet erkennen, dat ik een zekere bewondering voor hem beleefde. Hij is intelligent en dapper, humoristisch en nuchter.
Wij zien het allemaal gebeuren en hebben er ons lekenoordeel over. We hebben gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, tand om tand. En we lezen, dat het zo gebeurt. En wie weet iets beters? Moest Israël zich dan laten afslachten? Je zou kunnen antwoorden: dat moeten wij, de mens van '40-'45 nodig vragen. Oog om oog, tand om tand, zo zal het wel doorgaan. Het is het enige wat er op zit.
En steeds ijler en onwezenlijker wordt de stem, die zei: Maar Ik zeg u, hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, opdat .... gij kinderen moogt zijn van uw hemelse Vader. Maar ja, wat koop je daar nou voor? In het midden en in heel de wereld?
Opvallend in dit artikel is de kijk op het Communisme. We mogen ds. Nagel niet in de schoenen schuiven wat hij niet schrijft. Toch proeft men uit zijn woorden, wat in vele beschouwingen en betogingen ons treft: een zekere naïviteit ten opzichte van de communistische landen. Heeft men dan na Tsjecho-Slowakije nog niets geleerd? Terecht haakt prof. Ridderbos in op de beschouwingen van ds. Nagel. Hij acht de slotzin van ds. Nagel („maar ja, wat koop je daar nu voor?") een te goedkope frase om het niet na te komen van de eis der weerloosheid te verklaren. Ds. Nagel wil ernst maken met de Bergrede.
Maar hoe zit het met het recht en de rechtsorde?
Gerechtigheid en liefde.
Men mag immers de liefde-eis niet los maken van de roeping het recht te handhaven. En heeft juist de politiek niet te maken met het recht en de rechtsorde? Wij citeren nogmaals Ridderbos:
Maar als wij er politiek over spreken, zullen we ook en éérst nóg iets anders moeten zeggen: dat komt ervan als er in de wereld geen recht en geen rechtsorde meer is. Want daar heeft de politiek het voorlopig vóór alles nog mee te doen! Daarin ligt ongetwijfeld ook het bewijs, hoezeer wij nog in het „nog-niet-stadium" van het koninkrijk verkeren. Maar wie meent, dat hij dat stadium kan overslaan of de afloop ervan kan verhaasten door de politiek rechtstreeks met het radicale liefdesgebod te verbinden, maakt van de wereld nog een veel grotere jungle dan zij al is. Liever dan ons daarom af te vragen of 't wel Christelijk van Mosje Dajan en van Israël is om voor het éne oog en de weinige tanden, die zij nog over hebben, het recht in eigen hand te nemen, zou onze Christelijke verontrusting zich m.i. hierop moeten richten, dat de weegschaal waarin het recht van Israël gelegen is, in handen is van degenen, die met de volkeren doen naar hun welbehagen. Dat het commimisme in dit geding de enige boosdoener is, kan men met het oog op het verleden en de droevige rol van De Gaulle in het heden, zeker niet beweren. Maar dat in een beschouwing over het pleit van Israël speciaal het communisme in bescherming genomen moet worden, ontgaat mij ook. Ja zij hebben een „vredes-plan" voor Israël! Maar of men de gieren van gisteren de rol van de duiven van morgen kan toevertrouwen? En of, als het de Russen zou gelukken op hun wijze ook Israël te „pacificeren", er ook in Tell Aviv geen jonge mensen zouden opstaan, die liever als een brandende fakkel sterven, dan in deze vrede te leven? Men kan zeggen, dat er in die uiterste geweldloosheid dan toch een macht ligt, soms sterker dan die van een kanon. Ja, als men er dan maar in één adem aan toevoegt, dat de noodzaak daartoe het gruwelijk gevolg is van het falen van een politiek, die niet als eerste opdracht heeft de liefde maar het recht op aarde te bestellen. Want zo min er in de politiek een alibi ligt om ons van de bergrede af te maken, zo min hebben wij naar mijn overtuiging de bergrede verstaan, als wij haar in mindering zouden menen te moeten brengen op de in de wereld wel bitter verzaakte maar nochtans heilige plicht van de handhaving van recht en gerechtigheid.
Een politieke visie die voluit bijbelsradicaal wil zijn zal de geboden van de Bergrede niet mogen isoleren van de roeping om het recht te bewaren. Hier liggen voor de bezinning op wat evangelische en christelijke politiek moet zijn belangrijke vragen. En al zegt de les van de geschiedenis lang niet alles, wij zullen ons toch hebben te laten waarschuwen door die stromingen die vaak op een eenzijdige en vertekende wijze pleitten voor een „bergredechristendom". Het zou de moeite waard zijn na te gaan in hoeverre de zich als actueel aandienende theologie der revolutie dopers geïnfecteerd is, en zich meer laat leiden door Thomas Münzer dan door Luther en Calvijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's