Nota betreffende de organisatie van een algemene hervormde kerkvergadering *)
Het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. Kerk heeft met veel belangstelling kennis genomen van het besluit van de generale synode om een algemene kerkvergadering te doen arrangeren, alsmede van de op 8 oktober j.l. aan de pers verstrekte opzet van het plan.
In de Toelichting die van de zijde van het breed moderamen der synode, in de zitting van juni dit jaar, gegeven werd bij de nota met betrekking tot de organisatie van deze algemene kerkvergadering wordt gezegd dat in het verleden „van verschillende zijden" aangedrongen werd op de mogelijkheid van meer inspraak bij de besluitvorming van de generale synode en bij zaken van groot kerkelijk en geestelijk belang. Er wordt bij gezegd dat deze inspraak gewenst wordt „niet alleen door jongeren maar ook door ouderen".
Een soortgelijke voorstelling van zaken kwamen wij ook tegen in het reeds genoemde uitgewerkte plan dat de pers in handen werd gegeven, want daarin lezen wij dat „van vele zijden" er bij de generale synode op aangedrongen werd gelegenheid te scheppen voor de leden der kerk om zich uit te spreken over de positie en taak van de kerk in deze tijd. Het ligt voor de hand dat door ons de vraag gesteld wordt wie het breed moderamen der synode hier op het oog heeft. Aan wie moet worden gedacht bij de woorden: van verschillende of van vele zijden?
Tijdens de op 8 oktober gehouden persconferentie heeft blijkens een verslag in Trouw (9 okt.) de secretaris-generaal, ds. F. H. Landsman de namen genoemd van de volgende groepen: mensen van Sjaloom, studenten, verontrusten en jongeren. Uit synodeverslagen kennen wij als groepen die om inspraak en medezeggenschap in de synode gevraagd hebben de jongeren die betrokken waren bij het projekt „Kerk 66/2000" en de jongeren van de aktie-groep „Uppsala-Nederland".
Het is ons onbegrijpelijk hoe de secretaris-generaal in één adem met deze jongeren-groepen ook de verontrusten heeft kunnen noemen. Bij het woord verontrusten kan niet anders gedacht zijn dan aan de groep van „de 24" die op 31 oktober 1967 de zogenaamde „Open Brief" publiceerde. Hoewel nu deze groep voor zichzelf kan spreken menen wij toch duidelijk te moeten stellen dat in dit verband door ds. Landsman haar naam ten onrechte genoemd is. Nooit heeft zij bij de synode gevraagd om zoiets als nu georganiseerd zal worden. Trouwens, hetgeen door deze groep wordt nagestreefd verschilt hemelsbreed van wat door de andere genoemde groepen begeerd wordt, ja staat daar zelfs lijnrecht tegenover.
Trekken wij de verontrusten van het rijtje der genoemden af, dan blijven slechts ten hoogste drie of vier groepen over. Wij begrijpen niet welk recht zij het breed moderamen van de synode hebben gegeven om te zeggen dat er van veIe ja van verschillende kanten gevraagd is om zoiets als nu de algemene kerkvergadering zal bieden. In elk geval valt daaronder niet dat deel van de kerk dat zich verbonden weet aan de reformatorische belijdenissen. De groepen die zo sterk hebben aangedrongen op inspraak en medezeggenschap zijn duidelijk een paar pressie-groepen die mogelijk wel enige aanhang hebben maar op geen enkele wijze het geheel van de kerk vertegenwoordigen. Zij vertegenwoordigen slechts één zeer bepaalde richting. Voorzover wij ze hebben leren kennen is het hun te doen om een humanisering en horizontalisering van geloof en kerk.
Met leedwezen constateren wij dat de generale synode, onder leiding van haar breed moderamen, door het nemen van het reeds eerder genoemde besluit blijkbaar bezweken is voor de aandrang van deze radikale groepen. Wij constateerden immers duidelijk dat dit besluit niet kan ontstaan zijn op verzoek en verlangen van heel de kerk. Zelfs wordt door dit besluit aan grote delen van de kerk onrecht gedaan. Omdat zij zulk een kerkvergadering niet alleen niet wensen, maar deze ook ingaat tegen hetgeen zij van de kerk en haar regering geloven op grond van de Schrift en de Ned. geloofsbelijdenis.
Een zeer kwalijke zaak is het ook dat het genoemde besluit niet pas genomen is nadat de andere ambtelijke vergaderingen: de kerkeraden en de classes om hun oordeel waren gevraagd. De generale synode heeft geheel eigenmachtig deze zaak geregeld. Het plan ging niet de weg van onderen naar boven, maar wordt van bovenaf de kerk opgelegd. Reeds dit begin is in strijd geweest met het gereformeerde kerkrecht.
Wat betreft de achtergrond van heel de zaak, daarover menen wij het volgende te kunnen opmerken.
Hetzelfde verschijnsel dat zich op het ogenblik in allerlei sectoren van de samenleving voordoet, namelijk dat het wettig gezag geen erkenning meer vindt, is ook waarneembaar op kerkelijk erf. Er waait allerwege een wind die uit de hoek van de revolutie komt. Met name bij enkele jongerengroepen die — ten onrechte — zich opwerpen als de vertegenwoordigers van dé jeugd. Hun geestelijke bagage is vaak niet veel meer dan een religieus getint humanisme, dat zich probeert te dekken met wat bijbelse en christelijke termen. Zij weten zich gesteund door enkele ouderen, die dezelfde gedachten en ideeën zijn toegedaan. Hoewel zij zeker niet allen zonder meer trouw kerkelijk zijn te noemen, willen zij toch wel in de kerk inspraak en medezeggenschap. Zij bepleiten, of beter gezegd, zij eisen een volledige herstructurering van de kerk, namelijk dat de kerk zich zal binnenste-buiten-keren. Zij willen dat niet alleen op ideëel vlak maar ook op het organisatorische en financiële. Met de geestelijke belangen en de meest wezenlijke taken van de kerk wordt door velen geen rekening gehouden.
Het komt ons voor dat het besluit dat de generale synode genomen heeft met betrekking tot het houden van een algemene kerkvergadering niet anders gezien kan worden dan als een middel om die groepen wier ideaal wij zojuist omschreven hebben een stem te geven. Een andere reden tot dit besluit is ons in elk geval niet bekend. Niets kan de synode gedwongen hebben af te wijken van de gewone weg, namelijk die der ambtelijke vergaderingen dan alleen de overweging dat ook deze groepen moeten worden gehoord, en dat aan hun eisen moet worden tegemoet gekomen. Alleen al om deze reden zien wij in het genomen besluit een heilloze zaak.
Vanzelfsprekend heeft onze critiek niet de bedoeling te ontkennen het recht der gemeente om tot zelfs in de generale synode te worden gehoord. Wij menen zelfs dat dit te weinig het geval is. Maar dan gaat het om echt de stem van de gemeente, en niet die van een of andere groep. En bovendien, hiervoor bestaat een legitieme weg. Op gemeenteavonden kunnen onder leiding van de kerkeraad aan de orde gesteld worden alle onderwerpen die de gemeenteleden van belang vinden. Zijn er die daar geen gebruik van willen maken, dan ligt het aan henzelf dat hun stem niet wordt gehoord. Via jeugdouderlingen kunnen de problemen van de jeugd een extra behandeling krijgen in de kerkeraadsvergaderingen. De taak van de classicale vergaderingen is zich gedurig weer op de hoogte te stellen van wat er leeft in de gemeenten en ambtelijke vergaderingen op haar territoir en dit uit te spreken in de meerdere vergaderingen (Kerkorde Ord. 1.5.1.). Er zou ook niets tegen zijn indien het moderamen van de generale synode weer eens — zoals in het verleden — de classicale vergaderingen bezocht om ook op deze zeer directe wijze zich te vergewissen van wat er leeft in de kerk, om dat dan in de vergaderingen der synode te brengen. Wij hebben echter de indruk dat men deze legitieme weg niet wil, omdat het doel niet minder is dan een andere kerk, aangepast aan de moderne wereld.
Wij wijzen er vervolgens ook nog op dat onze critiek allerminst bedoelt afbreuk te doen aan wat genoemd wordt de mondigheid van de gemeente. Ook wij achten die mondigheid een groot goed. Maar het gaat ons om de ware mondigheid. Die mondigheid kan toch onmogelijk dit zijn dat iedereen zonder rekening te houden met het geheel van de kerk zijn zegje doet, en zonder rekening te houden met de Schrift en de belijdenis der kerk zijn eventueel radikale en revolutionaire ideeën propageert. De bijbel leert ons over de mondigheid van de christen heel iets anders. Petrus zegt dat zij hierin bestaat dat hij altijd bereid is tot verantwoording aan een iegelijk die hem rekenschap afeist van de hoop die in hem is (1 Petrus 3 : 15). En in de Heidelbergse catechismus lezen wij van een belijden van Christus' naam en het strijden met een vrij en goed geweten tegen de zonde en de duivel, dank zij het deelhebben aan de zalving van de Heilige Geest (Vraag 33). Wij twijfelen er niet aan of deze christenen zullen zich — zoals het formulier van bevestiging van de ouderlingen en diakenen zegt — gaarne aan de goede vermaning van de ambtsdragers onderwerpen, zich gewillig begevend onder hun opzicht en regering — niet wegens een gebrek aan mondigheid maar juist als een blijk van hun mondigheid.
Wat ons bijzonder tegen de borst stuit en zelfs ons krenkt in ons geloof en belijden is, dat door de organisatie van een algemene kerkvergadering deze goede orde van God ondersteboven gekeerd wordt. Al wordt naar het schijnt de regering der kerk via de ambten en de ambtelijke vergaderingen geheel intact gelaten, in feite wordt dan toch maar daarnaast een andere, een nieuwe structuur gecreëerd, die vloekt met de van God gegevene. Zelfs al zou — wat niet te verwachten is — deze nevenstructuur zonder invloed blijven op die der ambtelijke vergaderingen, dan nog zou zij alleen al als neven-structuur verwerpelijk zijn. Doch te vrezen is dat deze nevenstructuur als een woekerplant die der ambtelijke vergaderingen zal gaan overheersen.
De synode heeft met het nemen van haar besluit een weg gekozen die geheel nieuw is. Die ook een blaam werpt op haarzelf en op alle andere ambtelijke vergaderingen. Blijkbaar zijn deze vergaderingen niet meer in staat om hun meest elementaire opdracht te vervullen, namelijk de kerk te regeren.
In deze richting deed ons ook denken het werkplan dat in juni dit jaar de synode door haar breed moderamen werd voorgelegd, en waarin wij tegenkwamen de zin: „De Nederlandse Hervormde Kerk moet de malaise van versnippering van niet meer functionerende en niet als vertegenwoordiging ervaren ambtelijke vergaderingen overwinnen" (bl. 1). In dezelfde richting doet ons ook denken hetgeen ds. Landsman heeft gezegd op de reeds eerder vermelde persconferentie, waar hij vaststelde dat de ambtelijke vergaderingen misschien wel zijn vastgelopen in een zekere routine, in welk verband dan ook nog het woord „bedrijfsblindheid" viel.
Wij menen dat deze kwalificaties in ieder geval geen recht doen aan alle ambtelijke vergaderingen. Bovendien, indien er aan het functioneren van een bepaald orgaan in de kerk het een en ander mankeert, dan geeft dat nog niet het recht er een ander naast te zetten, maar zullen de daartoe geëigende middelen tot verbetering benut moeten worden. Men mag de heerschappij van Christus door zijn Woord en Geest, door middel van de ambten niet loslaten — al was het slechts voor een bepaalde tijd of voor een bepaald geval — ten behoeve van een louter wereldse democratie.
De vastgestelde algemene kerkvergadering heeft volgens de opzet van het plan tot doel dat er in de kerk op brede schaal gesproken zal worden over de opdracht en het wezen van de kerk in de huidige maatschappij en over de taak van de kerk in de toekomst. Deze formulering doet ons denken aan een zeer bepaald soort agenda. Wij vermoeden dat andere agendapunten als die van het functioneren van de belijdenis in de kerk weinig of geen kans maken. Waar dan nog bij komt dat in heel de opzet zelfs met geen woord wordt aangeduid of er ook een regel zal zijn voor het spreken en handelen en welke die regel zal zijn. Terwijl in de ambtelijke vergaderingen ieder er op aangesproken kan worden, dat hij gebonden is aan de Schrift en de belijdenis der kerk, zal blijkbaar op de algemene kerkvergadering en de vergaderingen die haar voorbereiden ieder mogen zeggen al wat hij wil. Laat dit mogen behoren tot de moderne democratie, het behoort in elk geval niet thuis in de kerk van Christus.
Wat wij bepleiten is dat de kerk opnieuw zich bewust wordt dat Christus haar enige Koning en Here is, dat Hij haar regeert door Woord en Geest en daartoe ambtsdragers in dienst neemt. Wat wij verlangen is dat de ware godsdienst in stand gehouden wordt en dat de ware leer voortgang heeft en dat op een geestelijke wijze geregeerd wordt, waardoor alle dingen in goede orde geschieden (art. 30 Ned. geloofsbelijdenis). Wat wij eisen is dat deze heilige verordening van God niet geschonden wordt of in verachting raakt. En tot onze gemeenteleden zeggen wij „dat een ieder voor de dienaren des Woords en de ouderlingen der kerk bijzondere achting moet hebben, en met hen in vrede moet leven, zonder morren, twist en tweedracht, zoveel als mogelijk is" (art. 31 Ned. geloofsbelijdenis).
Om al de bovengenoemde redenen menen wij als hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk al onze leden, maar verder ook alle kerkeraden en andere ambtelijke vergaderingen te moeten adviseren en te moeten verzoeken zich van elke medewerking aan de organisatie van de te houden algemene hervormde kerkvergadering te onthouden.
Namens het hoofdbestuur
G. Boer h.t. voorzitter
H. Bout h.t. secretaris
*) Gezien de grote vraag naar deze Nota is de eerste druk uitverkocht. De 2e druk is op de pers. Kerkeraden en gemeenteleden kunnen deze Nota bestellen bij drukkerij Zuijderduijn te Woerden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1969
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's