De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Woonstede Gods in de Geest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woonstede Gods in de Geest

11 minuten leestijd

De duivel is niet origineel. Men kan en mag deze korte stelling opvatten in de zin van de opsteller van de belijdenis, die in artikel 12 pertinent de dwaling van de Manicheërs verwerpt, die beweren dat de duivelen „hun oorsprong uit zichzelven hebben". Overigens is het ook geoorloofd te bedenken, dat de duivel en zijn boze handlangers nimmer oorspronkelijke ideeën verwezenlijkt. De Wittenbergse Hervormer heeft op zijn pakkende manier van formuleren wel eens gezegd, dat satan een naaper Gods is. Bewijzen van deze uitspraak zijn we allen wel eens tegengekomen.
Misschien mogen we in Lukas 11 : 24-26 ten overvloede een bevestiging of zo ge wilt een illustratie lezen. Onze Heere verhaalt dat de onreine geest van de mens is uitgevaren om een of andere duistere reden. Op zijn zwerftocht door dorre plaatsen vindt hij geen rust. Het besluit wordt geboren om naar de welbekende behuizing terug te keren. Hij kan echter niet zonder meer zijn voormalige woning betrekken. Het ontbreekt echter niet aan een plan. Met zeven andere geesten, bozer dan hij zelf is, verschaft hij zich toegang tot de woonstee. De slotconclusie, die Christus velt, is dat het laatste van die mens erger wordt dan het eerste.
Ik meen dat deze procedure allerminst origineel mag heten. Horen we niet van de eeuwige bewoner van het huis dat Hij om zeer gegronde en profijtelijke redenen op Zijn tijd is opgevaren naar de hoogste plaatsen van volkomen vruchtaarheid? Voor de paar laatste woorden van de vorige zin denken we met name aan wat de kerkvader Augustinus in dezen naar voren bracht. De Zoon Gods liet de zijnen geen wezen. IJlings kwam Hij weder. Als Zijn plaatsvervanger zond Hij de andere Trooster, die zeer typerend door een aantal godgeleerden Vicaris van Christus wordt genaamd. Het kan geen kwaad, wanneer ik het vicariaat van de grote Ambtsdrager in ons midden wat nader specificeer. De eerbiedwaardige schouwer van Patmos gewaagt van zeven Geesten, die voor Gods troon zijn. Deze zeven Geesten Gods ziet de apostel als zeven vurige lampen brandende voor de troon doch ook als zeven hoornen en zeven ogen van het Lam, die uitgezonden zijn in alle landen.
Ik meende deze alinea's als inleiding te moeten laten voorafgaan aan mijn bijdrage in de artikelenserie over een aantal hoofdmomenten van de artikelen 27 t.m. 32 over de kerk. Me dunkt dat mijn opdracht om te schrijven over de kerk en de Heilige Geest weliswaar als noodzakelijke sluitsteen niet zo gemakkelijk is. Ik bedoel binnen het raam van de afspraak dat de artikelen 27 t.m. 32 aan de orde moeten komen.
Het is een gemeenschappelijke overtuiging dat de pneumatologie — de leer van de Persoon en het werk van de Heilige Geest — niet het meest uitgewerkte onderwerp is in de Belijdenis. Ik kan dat vrij eenvoudig statistisch toelichten. Waarom zou ik me echter de moeite berokkenen. Elke lezer kan dit zelf wel. In de artikelen 27 t.m. 32 is er niet zoveel expres beleden omtrent de Geest. Veelal komt het in bijzinnen ter sprake. De gelovigen zijn „geheiligd en verzekerd door de Heilige Geest". Ze zijn „verenigd met hart en wil — aaneengekleefd staat ergens zeer plastisch in de kanttekeningen op de Staten-Vertaling — in één zelfden Geest", (art. 27). Vooral in artikel 30, waar het gaat over de regering van de kerk zouden we gaarne wat gevonden hebben over het werk van de Heilige Geest in de kerk. In de beide volgende artikelen ontbreekt eveneens een verwijzing naar wat des Geestes is.
Wanneer de sacramenten aan de orde komen zijn de gegevens rijkelijker, doch dan hebben we alweer de grens van ons bestek overschreden.
Het is echter wel nodig, wanneer we over de kerk spreken, dat we de andere belijdenisschriften met name de catechismus in het geding betrekken. Dit is aantrekkelijk, omdat de Heidelberger op een klassieke wijze over de kerk spreekt. Ik vind het altijd opnieuw een verkwikking om het antwoord op vraag 54 te lezen. Het antwoord zet zo magistraal in: Dat de Zone Gods . . .  We zien de Koning van de kerk bezig in het heilig werk in het vergaderen van Zijn gemeente. Christus doet dit door Zijn Geest en Woord.
We kunnen nog een heel gewichtig gegeven aandragen. Bevestigd wordt het Schriftwoord, dat de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, nodig zijn. Ik bedoel dit, dat Zondag 8 van de catechismus zich aan ons voordoet als een vrij zakelijke indeling van wat in de zondagen 9 tot 22 aan de orde wordt gesteld. Indien we ons echter terdege rekenschap geven van wat deze zondag belijdt, moeten we onze eerste indruk naarstig herzien. Want wat moeten we dwingend verstaan onder het werk van de Heilige Geest? Niet alleen de gemeenschap der heiligen, de vergeving der zonden, de opstanding des vleses, het eeuwige leven, maar allereerst ook de vergadering van de éne heilige algemene christelijke kerk. Dit is een zeer fundamentele uitspraak.
Vanuit het Nieuwe Testament kost het weinig moeite om aan te duiden hoe zeer de Heilige Geest een beslissend ambt vervult in het leven van de uitverkoren gemeente. Allereerst denk ik aan wat we lezen in de Handelingen der apostelen, dat schone document van de allervroegste kerkgeschiedenis, dat een synodaal besluit wordt gemotiveerd met de inhoudsvolle formule: „Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht”.
Deze omschrijving kan ons heilig jaloers maken. Want hoe noodzakelijk is het bij de voortduur, dat bij alle beslissingen in de harten leeft het waarachtig besef, dat het goeddunken van de Heilige Geest de doorslaggevende factor behoort te wezen. Wanneer we studie maken van de talloze leerbeslissingen, die door christelijke kerken alom en altijd getroffen zijn, dan zal het op groot bezwaar stuiten om deze in te leiden met de woorden: „Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht". Het inroepen van de verlichting en leiding van de Heilige Geest mag niet een formele bede zijn. Het staat zo ontroerend in het gebed vóór de handelingen des kerkeraads, dat we aantreffen in onze liturgie: „Zo bidden wij U, o getrouwe God en Vader, dat Gij, naar Uwe belofte, wezen wilt in het midden van onze tegenwoordige vergadering mét Uw Heilige Geest, die ons in alle waarheid leide". God is in het midden van haar. Dat moet Sions lof en sterkte zijn bij de voortduur.
Ik wil nog enkele uitspraken uit het Nieuwe Testament aanhalen, die het bovenstaande versterken. Ik vind dan op mijn weg de markante woorden uit Handelingen 13: En als zij de Heere dienden en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert mij af beide Barnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik ze geroepen heb". Nog een beslissende ingreep van de Heilige Geest. Handelingen 16 : 6: En als zij Frygië en het land van Galatië doorgereisd hadden, werden zij van de Heilige Geest verhinderd het woord in Azië te spreken". Afgezien van het bevreemdende, dat de Heilige Geest verhindert het Evangelie te prediken, wat een speciale bespreking zou vergen, willen we vaststellen dat de Heilige Geest zeer kennelijk leiding geeft aan het plan de campagne van de verkondiging des Woords. De Heilige Geest is de grote strateeg.
Hoewel het geen moeite zou kosten aanzienlijk meer materiaal aan te dragen, meen ik dat de aanhalingen ruimschoots voldoende zijn om mijn stelling te funderen, dat de Heilige Geest recht heeft en bereidwillig is om in de gemeente op te treden als de Gevolmachtigde, door Wie de Heere Zijn Kerk regeert.
Ter afronding zou ik nog willen attenderen op wat we lezen in de eerste hoofdstukken van de Openbaring van Johannes. In de inleiding op dit artikel kwam al iets ter sprake. We moeten ons echter rekenschap geven van het vermaan, dat wie oren heeft moet horen wat de Geest tot de gemeenten zegt.
Tenslotte is het voor de geïnteresseerde lezer een boeiende bezigheid om al wat we tot dusver hebben gememoreerd in het tweede hoofdstuk na te trekken.
De apostel schrijft: „De Heere is de Geest". Zo is het inderdaad. Indien we nadenken over het koningschap van de Koning der kerk, Christus Jezus, moeten we alle ruimte geven aan de leiding en arbeid van de Heilige Geest.
Deze zaak is te belangrijk om het niet eens zeer nadrukkelijk en opzettelijk naar voren te brengen. Tot grote schade is deze eeuwige waarheid al te vaak in de loop van de kerkhistorie verwaarloosd.
Wel is zeer uitvoerig en gedetailleerd nagedacht en gesproken over het werk van de Heilige Geest in de afzonderlijke gelovige. Nauwkeurig is getracht het onderscheid aan te geven tussen de algemene en bijzondere werkingen van de Geest. Geen moment wil ik deze aangelegenheid op de achtergrond dringen.
Hier geldt dat we het ene moeten doen en het andere niet nalaten. Ongetwijfeld moet het een uitdaging voor ons zijn om even nauwgezet na te denken over het werk van de Heilige Geest in de vergadering der gelovigen als dat we dit werk hebben omschreven in de individuele gelovige. De gedachte wil er namelijk niet in dat de Heilige Geest wel alles gelegen is aan het deel en niet aan het geheel. Ook zelfs meen ik niet dat we ervan mogen uitgaan, dat de Heilige Geest uitsluitend via de delen (de leden) op het geheel Zijn werking doet uitgaan. In dagen van verval en van grote aardsgezindheid van de kerk zal het echter wel een heel belangrijke invalspoort zijn. De reeds aangehaalde Schriftplaatsen echter maken volkomen duidelijk, dat de Geest de ambtelijke vergaderingen wil voorzitten en de ambtsdragers wil leiden in alle waarheid. In de kerkelijke strijd moeten we allereerst opkomen voor de rechtmatige plaats van de Heilige Geest aan het hoofd van de gemeente.
Iemand werpt het bezwaar op dat we vrij weerloos zijn tegen geestdrijverij, wanneer we de accenten leggen zoals tot dusver gebeurde. Dat is allerminst denkbeeldig. Ik herinner aan het optreden van Pinkstergroepen in allerlei schakeringen. Het Spiritualisme is vele malen een dodelijke bedreiging geweest.
Daarom hechten we aan de klassieke tweeslag: Geest en Woord. Maar dan moeten we ook werkelijk aan deze tweeeenheid vasthouden.
Immers we kunnen niet ontkennen, dat soms wel eens al te eenzijdig de nadruk gelegd wordt op het Woord als enig kompas, waarbij men dan stilzwijgend ervan uitging dat men door beroep op Gods Woord vanzelfsprekend ook de Heilige Geest aan zijn zijde had. Zo automatisch echter verloopt dit niet. De eenzijdige nadruk op enkel Gods Woord kan gevaren oproepen van dezelfde orde als het spiritualisme. In dit geval Intellectualisme, Rationalisme, dode orthodoxie. Ik heb neiging om als pendant van Spiritualisme te spreken van Verbalisme. Want vaak krijgen we de indruk van vele synoden, dat ze bedoelen: Het heeft ons en de Heilige Geest goedgedacht. Alsof de kerk het monopolie heeft van de Geest.
Met een beeld kan ik misschien de situatie verduidelijken. Ik heb namelijk uiteengezet, dat we alle aandacht, biddende aandacht, moeten hebben voor het leer- en regeer-ambt van de Heilige Geest in de kerk, opdat die een pilaar en vastigheid der waarheid zij in het midden van deze wankelende wereld.
In een monarchie kent men het systeem, dat een regerend vorst gebonden is aan de grondwet. We spreken in dat geval van een constitutionele monarchie. Het gaat thans niet over de verdeling van bevoegdheden in een constitutie. Wat dat betreft is de macht van de Heilige Geest aanzienlijk groter dan die van een vorst in een huidige constitutionele monarchie.
Maar ik wil dit betogen, dat de Heilige Geest zich gebonden weet en ook gebonden wil zijn aan het Woord. Dat kan niet anders. De Heilige Geest neemt het uit Christus en verkondigt het der gemeente en de Schriften getuigen van Christus.
Het kan niet anders want de Heilige Geest is de auteur van het Woord. Vanzelfsprekend moeten we dan ook aan de auteur van Gods Woord alle recht en ruimte gunnen om dit Woord te hanteren in de kerk.
Op deze wijze is de geestelijke grootheid van Gods kerk hier op aarde verzekerd. Ik haalde reeds een zin aan uit het gebed vóór de handelingen van de kerkeraad. De volgende zin luidt aldus: „Neem ook van ons weg alle misverstand en verkeerde bewegingen des vleses, en geef, dat Uw heilig Woord de enige regel en richtsnoer zij van al onze beraadslagingen, opdat zij mogen strekken tot ere Uws Naams, tot stichting Uwer gemeente, en tot ontlasting van onze eigene consciëntiën, door Christus Jezus, Uwen Zoon, die met U en den Heiligen Geest, de enige en waarachtige God, eeuwiglijk zijt te loven en te prijzen. Amen.”
Welzalig de gemeente, waar de opgevaren Christus is wedergekeerd met de zeven Geesten, die voor de troon zijn om de kerk te maken tot een woonstede Gods in de Geest.
Gouda                                                                                           H. G. Abma

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1969

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Woonstede Gods in de Geest

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1969

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's