GEEN KOEKOEK-ÉÉN ZANG
Het zal nog wel nooit voorgekomen zijn dat alle leden van de kerk over alle onderwerpen precies gelijk dachten. Zelfs over de meest fundamentele leerstukken van de kerk is in de loop der jaren vaak fel gestreden. En het is niet voor niets dat de kerk in haar belijden een afgrendeling gegeven heeft naar de kant van allerlei ketterijen. Juist omdat zo gemakkelijk de dwaalleer in de kerk binnensluipen kan, werd in de belijdenisgeschriften onomwonden uitgesproken wat voor de kerk volkomen zekerheid had.
Thans zien we in onze kerk een fundamentele omwenteling zich voltrekken, gezien het feit dat een veelvormigheid van meningen en visies thans openlijk een kans krijgt. Op de komende A.K.V. mogen de gewone gemeenteleden hun mening geven en daarna zullen de ambtelijke vergaderingen zich buigen over datgene wat ter sprake kwam. Met andere woorden, de ambtelijke vergaderingen komen onder de pressie van allerlei geesten en meningen die in de gemeente of daarbuiten leven, in plaats dat zij zelf ambtelijke leiding geven en vanuit het woord met ambtelijke volmacht spreken: Zo zegt de Heere.
In de agenda voor de komende A.K.V. zijn de vragen en opmerkingen verwerkt die aan de orde kwamen op 47 regionale agenderingsbijeenkomsten. Het is geen koekoek-één-zang lezen we in de agenda. Integendeel, de meest uiteenlopende en elkaar uitsluitende visies staan naast elkaar. Als de A.K.V. zelf ook dit beeld zal geven, dan kan je je in gemoede afvragen wat de synode met het resultaat zal moeten doen.
Hoofdstuk I van de agenda handelt over het geloof van de kerk. Gevraagd wordt of de kerk méér dan nu het geval is, zich zal moeten bezighouden met het verstaanbaar maken en concretiseren van haar boodschap. Moet de kerk meer aandacht schenken aan actuele vragen van maatschappij en samenleving of meer accent leggen op de persoonlijke verhouding tot God? Welnu, om maar met dit laatste punt te beginnen, in de toelichting op de agenda functioneert dit punt nauwelijks. In één enkele zinsnede wordt gezegd dat de kerk tot taak heeft ons geestelijk te voeden en te zorgen voor ons zieleheil, zodat het spreken der kerk niet mag ontaarden in een standpuntsbepaling over actuele zaken, - maar daarna volgt een zeer uitgebreide opsomming van actuele zaken waarmee de kerk zich op „indringende en deskundige wijze" zou moeten bezighouden. Uit de veelheid van punten noemen we: het moderne verkeer, de luchtverontreiniging, recreatie, ruimtelijke ordening, arbeidsvraagstukken, bedreigde groepen, zoals middenstand, boerenstand etc, de welvaartsproblematiek, de NAVO, ethische vragen, bij voorbeeld inzake de abortus, homofilie en verdovende middelen, rassendiscriminatie, buitenlandse problematiek zoals, Vietman, Biafra, Griekenland, Portugal, Zuid-Amerika, de ontwikkelingssamenwerking. We namen maar enkele punten uit dit geheel van politieke en maatschappelijke vragen. Maar voldoende om zich af te vragen of nu juist in deze punten het geloof van de kerk, onder welk hoofdstuk deze punten vallen, klopt. Nog afgezien van het feit dat je je hart vast houdt als je bedenkt hoe over deze actuele vragen gesproken zal worden, moet gezegd worden dat nergens het geloof der kerk, zoals dat in de belijdenis naar voren treedt, aan de orde komt. En dan komen al deze vragen, hoe nodig daarover ook de bezinning kan zijn, in de lucht te hangen. Geen wonder dat in het tweede punt, dat gewijd is aan het geloof der kerk, de vraag naar voren komt of de thans geldende belijdenisgeschriften nog juist en toereikend zijn en tegelijkertijd, de vraag gesteld wordt of de Ned. Herv. Kerk nog een taak heeft ten opzichte van prof. dr. P. Smits te Leiden. Bij de toelichting valt dan het hoofdaccent op de wenselijkheid van een nieuwe, vernieuwde, aangepaste of aangevulde belijdenis. Gezegd wordt b.v. dat de Dordtse Leerregels, en Zondag 42 van de H.C. moeten worden herzien, dat de kerk haar boodschap niet mag uitdrukken in de taal van het verleden, maar van het heden. En t.a.v. prof. dr. P. Smits is er de suggestie dat de generale synode stappen moet ondernemen om hem de rechten van een emeritus terug te geven. Hiermee zou namelijk de voortgaande bezinning op de belijdenisgeschriften zijn gebaat. En verder is er naast de stelling dat de Ned. Herv. Kerk haar reformatorische karakter moet handhaven de suggestie dat de kerk haar reformatorisch karakter dient prijs te geven. Beide suggesties worden gedaan vanwege een gewenste bijdrage aan de eenwording der kerken.
Wanneer we dit agendapunt over het hart van de zaak, te weten het geloof van de kerk, bezien, dan moeten we met verbijstering constateren hoe ver onze kerk is afgeraakt van de religie van de belijdenis. Christus wordt nergens genoemd, zomin de Vader en de Heilige Geest. Het geheel ademt een door en door wereldse geest. Nergens komt het vreemdelingschap van de gemeente van Christus in deze wereld uit de verf. Deze agenda zou inderdaad, zoals de „24" onlangs in hun schrijven stelden, de agenda van één of andere vakvereniging kunnen zijn. Wanneer onze kerk thans zou moeten komen tot een nieuwe belijdenis dan kan op grond van deze agenda wel geconcludeerd worden dat zo'n belijdenis een breuk met het verleden zou betekenen en als zodanig een miskenning van het werk van de Heilige Geest. De Kerk in het verleden kwam tot een duidelijk bijbels belijden over de orde des heils, over het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, uitgewerkt in het leven van de echte gemeente. Daarbij mag het wel opvallend genoemd worden dat de Kerk toen zo'n grote soberheid heeft betracht inzake het concretiseren van haar geloof inzake actuele vragen. Wie daartegenover stelt, dat vroeger de actuele vragen niet zo brandend waren als nu, overschat de eigen tijd. De actuele vragen waren er ook vroeger. Maar de kerk heeft boven het eigentijdse uitgegrepen en het wezenlijke van haar kerk zijn gevat in formuleringen die eeuwigheidsperspectief hebben. In onze belijdenis wordt gesproken vanuit het overweldigende van het werk Gods. Te vrezen is dat in een nieuwe belijdenis het hoofdaccent vallen zal op de mens en zijn daden. De agenda van de A.K.V. doet de gedachte opkomen dat de alledaagsheid en de horizontaliteit het kenmerk zullen zijn van het geloof der kerk en dat het mysterie van Gods heilswerk en de rijkdom, van het leven des geloofs zullen ontbreken. Een kerk die zó over haar geloof spreekt als in deze agenda wordt gesuggereerd zal niet meer zijn dan een vereniging tot nut van het algemeen, maar geen hoedster van het geheimenis, zoals dat in het Woord is geopenbaard.
In hoofdstuk II komen de opdracht, concrete taken en werkzaamheden van de kerk aan de orde. Er moet haast gemaakt worden met de éne evangelische kerk. De éénwording met de Gereformeerde kerken heeft hoogste prioriteit. Naast de mening dat ten aanzien van de betrekkingen tot de R.K. kerk een zekere behoedzaamheid in acht moet worden genomen, staat dat de R.K. kerk voluit deel is van de kerk van Christus, zodat de eenheid met haar sneller verwerkt moet worden dan nu het geval lijkt. Verder wordt gezegd dat de avondmaalsvieringen meer open moeten zijn, ook voor jongeren en leden van andere kerken. Openbare belijdenis mag geen voorwaarde zijn, voor deelname aan het avondmaal. Bij het avondmaal dient de nadruk te vallen op het „rantsoen voor onderweg" en niet uitsluitend meer op het gedenken van het sterven van Christus. Er moet gelegenheid zijn tot gesprek tijdens en na de kerkdienst. De preek moet vervangen worden door discussie. Maatschappelijke problemen mogen niet vermeden worden. Eens per maand moet de prediking opgedragen zijn aan een beroepsgroep uit de gemeente. Er moeten zoveel mogelijk gemeente-leden bij de kerkdiensten betrokken worden. Verder komt aan de orde dienstverlening aan mensen die hulp behoeven, geestelijke verzorging van dienstweigeraars, schuldbekentenis inzake discriminatie van homofielen. Kan er plaats zijn in de gemeente voor een homofiele predikant, zo wordt gevraagd. En verder: Is de gemeente bereid de pastorie voor een vriendenpaar te stofferen?
Ook hier maar weer enkele punten uit de veelheid van zaken. Af en toe lezen we in de toelichting een opmerking dat de prediking profetisch moet zijn, dat de Geest moet spreken. Maar ook hier weer, de nadruk ligt op menselijke activiteit. Waarbij nog komt dat de zonde openlijk in bescherming wordt genomen. Gezegd wordt bij de toelichting op het tweede agendapunt dat dit hoofdstuk logisch voortkomt uit het vorige. Immers, zo wordt opgemerkt, de belijdenis ontstaat uit de vragen die de kerk zichzelf stelt en uit haar standpunt in concrete situaties. Ook hier weer de normverlegging. De belijdenis van de kerk ontstaat immers niet uit vragen die de kerk zichzelf stelt, maar uit vragen die door God gesteld worden. Jezus, dus God zelf, vroeg aan de Farizëen: Wat dunkt u van de Christus? (Matth. 22 : 42). Uit die vraag, die ook nu van Godswege wordt gesteld, dient het belijden der kerk voort te komen. En als dan in de toelichting op de agenda gesuggereerd wordt dat het gesprek met prof. dr. P. Smits weer op gang moet komen vanwege de noodzakelijke voortgang in het belijden, dan is duidelijk dat deze vraag van Christus kennelijk niet relevant wordt geacht. Of heeft prof. Smits zijn smalende uitlatingen over de verzoening herroepen?
Nog één punt tenslotte uit deze paragraaf over de taken van de kerk. Gevraagd wordt op welke wijze de kerk, voor haar onderricht en voor het geven van informatie, gebruik kan maken van de massamedia. In de toelichting wordt o.a. opgemerkt dat de kerk aandacht moet schenken aan de radio en t.v.-uitzendingen van het IKOR. Op het moment dat ik dit schrijf is het IKOR, samen met C.V.K. juist weer in het nieuws, vanwege een uit te zenden televisiespel „De Zoon des mensen". In Hervormd Nederland van 14 maart schreef IKOR-directeur W. J. Koole een hooggestemd artikel over dit spel. Ik citeer: „Als je onze Heiland menselijk wilt maken, moet je Hem de kwelling meegeven van een vreemde nerveuze twijfel aan zichzelf en daar een sympathieke kortaangebondenheid aan toevoegen; laat Hem de volkstaal spreken en sloffend lopen en er kan je niets gebeuren. Potters Jezus (Potter is de samensteller van het stuk, J. v. d. G.) is een rauw samenraapsel van zulke „menselijke" gehouden stereotypen". Ik meen dat commentaar hier overbodig is. De Kerk moet aandacht besteden aan de uitzendingen van het IKOR zegt de agenda. Dat zou inderdaad nodig zijn, maar dan in andere zin dan hier bedoeld is.
Volgende week willen we nog aandacht besteden aan de laatste hoofdstukken van de agenda van de A.K.V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1970
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 maart 1970
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's