De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

4 minuten leestijd

Kontexte Band 5, hrsg. von Hans Jürgen Schultz, Kreuz-Verlag Stuttgart-Berlin 1969; 123 S., kart. DM 8, 50.

Deze band is geheel gewijd aan de dialoog: op het gebied van de geneeskunde, politiek, sociaal, godsdiensthistorisch, als litteraire stijlsoort en als vertaalmethode enz. enz. Zij begint met een gesprek tussen de interviewer en leider van de kerkelijke omroep in de Süddeutische Rundfunk Hans Jürgen Schultz en prof. Max Horkheimer over de dialoog.

Dit stuk dat als praemisse dient voor de verschillende bijdragen, gaat ervan uit, dat tot de dialoog het onverwachte behoort. Niet van voren af aan staat vast, wat aan het eind van de dialoog als het juiste, als de waarheid blijkt. Daarom laat volgens Buber een gesprek in de zin van de dialoog noch een overwinnaar noch een overwonnene achter, maar beide partners komen in een nieuwe betrekking te staan. Het behoort tot de weg tot de waarheid, dat uit these en antithese het hogere inzicht (synthese) voortkomt (Hegel), dat overigens ook weer aangevochten moet worden enz. De monostruktuur der waarheid wordt doorbroken door het dialogisch principe.

De algemene konklusie, dat niemand gelijk heeft, dat waarheid een relationeel gebeuren is, dat er ook niet één waarheid en zeker niet één waarheidsstruktuur is, komt hier sterk naar voren. En het is me dunkt een volkomen sekulaire oplossing: iets in de geest van Pilatus: „Wat is waarheid!" Vergete men toch niet te snel, ook niet in filosofische of methodische bijdragen als deze, dat behalve waarheid als gebeuren en ontmoeting, waarheid als betweterig en „Rechthaberei", er ook nog de mogelijkheid is, waarbij de waarheid persoon is, openbaring is, geen puur aards-relationeel voorlopig eindpunt in menselijke ontmoetingen blijft.

Dr. G. C. van Niftrik, De hemel (over de ruimtelijkheid van God), uitg. Callenbach, Nijkerk 1968, 175 blz., ing. ƒ14,90.

De schrijver heeft zich, mede door een persoonlijke ervaring hiertoe aangespoord, bezonnen op het bestaan van de hemel en het resultaat van die bezinning bij geschrifte aan een breed publiek voorgelegd: theologisch geïnteresseerden; gemeenteleden, die met de kosmische konsekwenties van God-is-dood-theologie gekonfronteerd worden; degenen die bij het NIPO-onderzoek inzake het geloof in een existerende hemel en hel betrokken waren enz. Het is een persoonlijk werk geworden, dat toch de aanduiding „een dogmatische studie" (titelpagina) zeer siert. Zoals destijds de godsdiensthistorische studie Leven uit de dood van Kristensen, na het overlijden van zijn eerste echtgenote een alleszins wetenschappelijk èn persoonlijk boek werd.

In hfdst. 2 — heerlijkheid en gevaren van de ruimte — gaat Van Niftrik in op het veranderde wereldbeeld in de geschiedenis, ook van de Kerk, en op de wezenlijke dogmatische pro's en contra's rond de hemel en de ruimtelijkheid in de theologie. Hij noemt een oekumenisch aspekt, de tegenstelling tussen grieks en joods-christelijk-bijbels denken, de konservatief-politieke sfeer bij aanvaarding van de „hemel", en de bezwaren van Tillich.

Daarin en daartegenover houdt hij wel het primaat van geschiedenis en tijd in Gods heilshandelen staande, doch belijdt tegelijk dat God, Die ruimte is en schept, als de God der geschiedenis ook met de ruimte bezig is. Daardoor krijgt de ruimte een andere gestalte, daardoor wordt de hemel de liefderuimte van God.

Voor de Amsterdamse hoogleraar is werkelijkheid dan ook meer dan het wetenschappelijk konstateerbare. Hij spreekt in dat verband over de relatie van beeld en werkelijkheid. Maar daar had direkt bij gezegd kunnen worden, dat er ook een relatie is tussen woord en werkelijkheid. Zelfs dat het Woord in al zijn woorden door de Geest Gods eigen werkelijkheid schept. In de teksten, die hij aanhaalt (blz. 18—20) gaat het niet alleen om bijbelse beelden, maar vooral om bijbelse woorden die een eigen kracht hebben in de dienst aan en de bediening van God. Op blz. 23 had wellicht iets gezegd kunnen worden over de Nieuwtestamentische ruimtelijkheid, die gelijk opgaat met het voortgaan van Gods heil uit Israël tot de „einden der aarde", met een apokalyptisch einde, waarbij de stad Gods uit de hemel neerdaalt. Echter, in dit boek staat veel meer, dan wij hier kunnen noemen. En dat „meer" (o.a. over sterven en overwinning op de dood) wettigt de premisse aan het begin, dat vooral ook het pastoraat aan de gemeente bij dit thema belang heeft.

O.i. kiest Van Niftrik een veilig midden tussen een verhistoriseerde Godsidee, alleen voor en op de aarde geldig, en een naturalistische ruimtelijkheid, waarvoor God en Zijn heil niet bepalend zijn. Zeer, zeer aanbevolen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's