De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Kroniek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kroniek

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Janneke Frantzen

De NRC is gestart met een serie interviews, waarin de bedoeling voorzit niet de machtige feiten weer te geven uit het begin van de eeuw, die het historieboek toch wel halen, maar wat de verslaggevers noemen de 'petit histoire', de sfeer, de poëzie van het gewone. Ik vraag me even af of het woordje poëzie niet solliciteert om de onderscheiding van aanhalingstekens. Allez. Ene mevrouw J. Lucas-Frantzen is het eerste 'slachtoffer'. Ze werd geboren 19 mei 1895 in de Pijp te Amsterdam. Ze was, sinds ze veertig jaat geleden lid werd, trouw aan de socialistische partij. Met bijzondere waardering spreekt ze over de A.J.C., de socialistische jeugdorganisatie, die velen onzer zich wel herinneren. Ze zei: 'Ik vind het jammer dat de AJC er niet meer is. Dat vond ik een heerlijke tijd. Al die jonge mensen. Eensgezind. En ik vind het nu een troep. Echt waar'. En even later: 'Maar de AJCers waren schoon. Die van nu zijn smerig’.

Het is niet mijn bedoeling om het hele overigens zeer interessante interview over een periode, die de ouderen onzer zich nog heel wel herinneren, na te tikken. Om nog even de wereld van toen te typeren vermeld ik de titel van de bijdrage in het zaterdagnummer van 5/6 1971 van NRC-Handelsblad: 'Kaantjes, jaja, die lust ik nog op het brood’.

Eén facet gaat ons bijzonder aan. In die jaren werden met name in de grote steden vele jongeren uit min of meer kerkelijk meelevende kring bekoord door het socialisme dat met zoveel enthousiasme werd gepreekt, terwijl de volkskerk wat vadsig vanwege de machtspositie van weleer bezig was te tanen. Massaal kerk-en catechisatiebezoek verstrekten nog geen aanwijzingen van de enorme verkorting van de frontlijn. Het ging ermee als toen in februari 1953 de watervloed kwam: niet de buiten-maar de binnendijken begaven het.

De vader in het verhaal, die stierf toen geinterviewde vierentwintig was, blijft erg in de schaduw. Hij had een eigen verhaal, krijgen we sterk de indruk, maar zijn levensloop lijkt moeilijk te achterhalen. Na bepaalde belevenissen was hij, zoals zijn dochter het uitdrukt 'vreselijk godsdienstig'. De kinderen moesten zondags drie keer naar de kerk. We kunnen het ons moeilijk meer voorstellen, maar wel is een bekend liedje wat volgt. 'We deden alles stiekem. Wij moesten naar de kerk, maar de meeste keren ben ik er omheen gelopen met mijn broer, hihi. We wisten wel wie er op de kansel kwam. Je ging eerst kijken en dan gingen we de kerk uit.

Hoe bedoelt u?

Er hingen bordjes aan de kant van de gezangen en psalmen die er gezongen werden. Nou, en als de kerk uitkwam stonden we weer braaf achterin.

De saamleving was niet erg sociabel in die dagen. Geen wonder dat het marxisme zijn duizenden bezig was te verslaan. Mevrouw Lucas was als jong meisje in dienstbetrekking bij een rijke mevrouw. Ze moest haar mevrouw om één lucifertje komen vragen als het gas aangestoken moest worden. Voor de afwas werd eveneens een klein beetje zeeppoeder verstrekt. Vermakelijk is het verhaal over de 'boontjes', die om vlugger het kookpunt te bereiken aan het schrikken gemaakt moesten worden. Koud water erop, dat was het procédé. De mevrouw blijkbaar meer met fortuin dan met inzicht bedeeld vatte de leus letterlijk op, zodat het jonge kind ksst-ksst moest roepen tegen de pan op het gas. Ook de vader als bakkersknecht was hele dagen in de weer. Zijn kinderen noemden hem 'werk-je-lam', omdat hij zo hard moest werken.

Hij heeft zich laten uitbuiten.

Ja, hij heeft zich laten uitbuiten, mijn vader was te veel aan die kerk gebonden. Hij dacht zeker dat alles Gods wil was.

Heeft u niet het gevoel dat zo'n man zich heel fanatiek vastklampte aan de kerk, aan het geloof, om zich het leven nog een beetje dragelijk te maken?

Ja, voor hem was het misschien een ideaal, dat geloof. Want hij kwam uit een echt vroom gezin, vreselijk vroom, uit Friesland.

Was het een 'ongelukkige' man?

Hij was gelukkig in zijn geloof.

Hij beklaagde zich niet?

Nee, beslist niet, beslist niet. En als het nodig was konden ze hem altijd roepen, want hij sprong nog over de koppen van de jonge mensen van toen heen, zal ik maar zeggen, hè, hard gewerkt heeft ie. Voor zijn gezin.

Zo gaat het nog een poosje door. We hebben het gevoel dat we hier op een breekpunt terecht komen. Het is afgeknapt. Op onze beurt zouden we vragen hebben gesteld. Was de hele opvoeding alleen maar die verplichte kerkgang van driemaal op éne zondag? Ging vader naar de kerk precies zoals hij als bakkersknecht naar zijn baas ging? Werk-je-lam.

Heeft de kerk in die dagen treinen, heel wat treinen, gemist? Het is van heel groot belang dat we ons in deze vraagstelling verdiepen, want, al is het niet zo massaal, ook vandaag hebben we alles te maken met de kwestie hoe het geloof wordt overgedragen van generatie op generatie. Lag het aan die maatschappelijke toestanden toen en had de kerk te weinig begrip voor de nieuwe tijd die baan brak en voor de jongeren, die die tijdgeest gulzig indronken? Als we de Bijbel lezen lijkt het zo vanzelfsprekend: het ongeveinsd geloof, dat eerst gewoond heeft in uwe grootmoeder Loïs en uwe moeder Eunice en ik ben verzekerd dat het ook in u woont.

Moet het geloof voor de overdracht meer aangepast worden? Zoals Kuitert doet en Augustijn, en Krop met zijn opvattingen over dood en opstanding en Sölle in Duitsland en Robinson in Engeland, die god slechts vindt in de onderlinge communicatie. Is het nog geloof wat deze leidslieden willen overdragen? Het Evangelie van de kracht Gods, Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus voor de tijden der eeuwen, doch nu geopenbaard is door de verschijning van onze Zaligmaker Jezus Christus, Die de dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie. Wat gegeven is voor de tijden deV eeuwen, is ook door de tijden der eeuwen.

Ik ben bang, dat we na een lange omweg telkens weer op hetzelfde punt terugkomen. Weer bij het 'uitbraaksel'. Uit het Amsterdams relaas heb ik begrepen, dat de bakkersknecht niet per vormen het geloof wist over te dragen op zijn dochter, die in haar jonge jaren gegrepen werd door het 'evangelie' van het frisse socialisme. Zo'n socialisme slijt ook mettertijd, dat hebben we uit de reportage wel begrepen, doch daarover hebben we het thans niet.

Het gaat over de vraag of we niet op hetzelfde punt uitkomen na een lange omweg. We hadden eens de goede en godsdienstige mens. Hij beviel ons niet, fari­zeeër als hij was of dreigde te worden. We meenden dat het lag aan dat godsdienstige en daarom hebben we het met mythe en al weggewerkt of liever in dat goede ondergespit. Is die brave borst, die goede zonder meer, ook niet een geseculariseerde farizeeër op zijn beurt? Die ons gauw de keel uithangt. Van de weeromstuit brengen we er wat avontuur en onverschilligheid in. De schone maar saaie AJC-er wordt een langharige viespeuk, die de kantjes van de normen er afloopt. Dat verveelt ook gauw genoeg en wat zullen we dan voor type krijgen?

Het geloof hoeft niet met de mode mee te doen en ademloos achter de tijdgeest aan te hollen. Geesten zijn toch al griezelig genoeg. Ongeveinsd geloof, lazen we. Van ouder op kind, omdat het kwaliteiten bezit en hemelse krachten, omdat in zwakheid Gods kracht zich voltrekt. Het geloof, waardoor Christus gestalte krijgt in mensen, die willen dienen en deugen in deze wereld. Zie, hoe ge het geloof overdraagt. Levend en ongeschonden. Opdat uw jongeren het ook kennen.

Prof. Smits

Ik had het over Kuitert, Augustijn, Sölle, Robinson, Krop en zovelen, die het geloof terwille van de aanvaardbaarheid wereldgelijkvormig knippen. Ik had prof. Smits ook kunnen noemen, vooral omdat hij dezer dagen de rechten als van een emeritus heeft herkregen. Inderdaad was er destijds geen tuchtzaak tegen hem aanhangig als gevolg waarvan hij zijn rechten verbeurde. Hij wilde op zijn beurt zelf geen Fikkie zijn, die gehoorzaam aan komt draven als hij gefloten wordt. Daarom vloden zijn rechten. Het was een communicatiestoornis. Naar modern geloofsinzicht was dat toch juist wel een zware reden voor een leertuchtproces, nademaal in de communicatie we alleen maar god vinden. Het hondje heeft nu lang genoeg buiten de deur rond gelopen, we laten hem nu weer binnen. Zo moeten we het ten naaste bij vertalen, dunkt me.

Prof. Itterzon

Een andere professor verwierf zijn professorale emeritaatsrechten. Prof. Van Itterzon gispte in zijn afscheidscollege het gebrek aan leiding in de kerk en toonde begrip voor de uitspraak, dat de kerk elk die waarschuwt voor verslapping in het belijden bejegent als een hond, die men maar laat blaffen. De kerk gaat maar cynisch met zijn hooggeleerden en hoogeerwaarden om.

Augsburg

Waar eens in juni 1530 op de rijksdag keizer Karel V en landsvorsten bijeen kwamen om de confessionele geschillen te verevenen: 'het ging om drie doeleinden namelijk om eens iegelijks goede gevoelen, opinie en mening in liefde en welwillendheid te horen; om wat wederzijds niet goed uitgelegd was of verkeerd behandeld af te doen en om de aanvaarding van allen van een enige en ware religie' en waar bij die gelegenheid de lutheranen voor de dag kwamen met hun beroemde Augsburgse confessie, daar is zovele eeuwen later anno 1971 in een gemeenschappelijke kerkedag van roomskatholieken en protestanten opnieuw een poging gedaan om elkaar te horen, om geschillen weg te ruimen en om elkaar te vinden in enigheid van het ware geloof.

Blijkens het verslag was men één in de gezamenlijke poging elementen en strukturen op te sporen, die de gescheidenheid in stand houden en de weg naar de eenheid blokkeren. De oplossing is up to date. Strukturen zijn de boosdoeners. Als we die maar ktuinen wijzigen. Scheurt uw hart en niet uw klederen, zei Joel. Het zou wel zin hebben te profeteren, dat we mensenharten en niet strukturen moeten bekeren. Maar het zal wel zijn het geblaf eens honds, zo te spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Kroniek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1971

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's