De algemene genade V
Als de Heere Zijn algemene genade betoont nodigt Hij de mens tot Zijn heil. Hij geeft hem brood en tevens stelt Hij hem dan de vraag: Eet gij al van het brood des levens? Hij overlaadt hem met Zijn gunstbewijzen en nodigt dringend: Zoudt gij Mij, die de milde gever van dat alles ben, niet gaan zoeken?
Maar daar is nog een ander motief tot het bewijzen van deze genade. Wij mensen zijn zo ver van de Heere afgeweken en onze val is zo diep, dat heel de schepping tengevolge van de zonde te gronde zou gaan als de Heere deze totale verwoesting niet had tegengehouden. Hij zet een rem op onze wagen, die de helling van een zeer steile berg afrijdt... Nog een ogenblik en hij is terechtgekomen in de diepe afgrond. God breidelt de volle openbaring van de zonde, zo zegt het Calvijn. Zij kan niet ongehinderd haar weg gaan en het leven op deze aarde totaal onbewoonbaar maken. Maar het breidelen van de - zonde is, laat ons dat wel bedenken, heel iets anders dan de verzoening van de zonde, dan de vernieuwing van het leven in en met Christus door de Heilige Geest. Stel het u voor, dat er geen dapperheid was in de wereld, geen offervaardigheid, dat de mens het vermogen niet had om na te denken, dan was er geen bestaan op de wereld meer mogelijk. De algemene genade is dus wel een rijke weldaad.
In deze beteugeling van de zonde vervult de overheid een zeer bijzondere taak. Zij is Gods dienares en heeft het kwaad te straffen. Zij draagt het zwaard niet tevergeefs. Als er eens geen overheid was zou heel de wereld een grote chaos worden. Moord en doodslag, diefstal en roof, waren nog meer dan thans aan de orde van de dag. Ieder deed wat goed was in zijn ogen. Zal de overheid intussen haar taak goed verrichten, dan dient zij onderworpen te zijn aan het Woord en moet zij gevoed worden door de prediking van de kerk, die trouw moet zijn aan Schrift en Belijdenis. Daarom kent de gereformeerde belijdenis geen scheiding van kerk en staat. En het is onjuist te beweren, dat wel de overheidspersonen aan het Woord onderworpen dienen te zijn maar de overheid zelf niet. Ik weet wel, dat op dit terrein voetangels en klemmen liggen. De overheid heeft lang niet altijd haar taak verstaan. Vaak heeft zij getracht de kerk haar wil op te leggen en het is voorgekomen dat kerkeraden ter verantwoording werden geroepen als de overheid meende, dat zij niet genoeg was geëerd. Kort na de reformatie waren er al veel misstanden en het was lang niet alles goud wat er blonk. Men leze het prachtige werk van dr. Evenhuis: Ook dat was Amsterdam, en men is voldoende geïnformeerd. Dat neemt niet weg, dat kerk en staat in zeer nauw verband met elkaar moeten leven en dat de overheid pas in het licht van het Woord haar taak leert kennen. Vooral in onze dagen geldt dat. Er zijn velen die met het gezag van de overheid spotten, die lachen om wat zij heeft gezegd. De mens van onze tijd waant mondig te zijn en onderwerpt zich niet aan de machten die over hem zijn gesteld. Dit brengt de ontwrichting van het maat schappelijk en staatkundig leven mee. Wie weet hoe spoedig de duisterste nacht zich zal uitspreiden over West-Europa. Het is niet te verwachten dat Nederland in die duisternis een lichtplek zal vormen. De tijd van de bezetting door de Duitsers was vreselijk en wie weet wat ons te wachten staat. Het is de Heere alleen. Die in zijn grote genade deze bange toekomst nog kan uitstellen.
Hier moeten wij denken aan een Schriftwoord, dat wij vinden in hoofdstuk 2 van de tweede brief van den apostel Paulus aan de Thessalonicensen. Daar staat in vers 3 van dat hoofdstuk, dat zal worden geopenbaard de mens der zonde, de zoon des verderfs. Schrikkelijk zal zijn woeden zijn. Hij stelt zich tegen en verheft zich boven al wat God genaamd of als God geëerd wordt, alzo dat Hij in den tempel Gods als een God zal zitten zichzelf vertonende dat hij God is. En dan lezen wij in vers 6 dat er iets is wat hem wederhoudt. Wie, wat houdt de volle machtontplooiïng van de mens der zonde tegen?
Daar wordt zeer verschillend over gedacht. Het zijn, zo zegt de één, de engelen, de hemelse strijders. Daar schuilt zeker veel waars in en het is jammer, dat over de betekenis der engelen zo weinig is nagedacht. Er staat in Psalm 34, dat de engel des Heeren zich legert rondom degenen die de Heere vrezen en rukt hen uit. Het is wel te begrijpen, dat de theologie van onzen tijd zo weinig van de dienst der engelen spreekt. Men denkt alleen horizontaal. Engelen bestaan niet zo zegt men. Zelfs God heeft men dood durven verklaren.
Anderen hebben gedacht dat de staat de volle ontwikkeling van de mens der zonde tegenhoudt. In zijn algemeenheid mag dit zeker niet worden gezegd. Zeker het is waar, dat het de roeping van de staat is voedsterheer van de Kerk te zijn en artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis kan men wel willen schrappen. Straffeloos gaat dat echter niet. Het is de roeping van de overheid de hand te houden aan de heilige kerkendienst: 'om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst om het rijk des anti-christs ten gronde te werpen en het koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen; het Woord des Evangelies overal te doen prediken opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt.’
Neen deze taal van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis is geen taal vol van romantiek .. . het is de taal, des geloofs en meer dan eens heeft na de reformatie de overheid zich op uitnemende wijze van deze haar roeping gekweten hoewel het moet worden gezegd dat zij ook meer dan eens faalde. Zeer vaak heeft zij getracht de kerk haar wil op te leggen maar dat geschiedde van de zijde van mensen, die niet de gereformeerde prediking begeerden. Het libertinisme maakte zich kort na de reformatie vooral in de regentenfamilies breed in Nederland. Een schoon voorbeeld van het beoefenen der gereformeerde staatskunde zien wij in het optreden van de Koning-Stadhouder Willem III. Ik raad de oudere en de jongere lezers aan de ontroerende geschiedenis van deze edele vorst uit ons Oranjehuis te gaan lezen. Neem bijvoorbeeld de werken van Majorie Bowen. Lees het goede werk van dr. H. Bremmer dat getiteld is: Van opstand tot koninkrijk. Daarin staat een prachtig opstel over deze grote figuur uit het huis van Oranje. Ons volk moet weer lezen. Moet méér lezen. Laat gerust een paar vergaderingen schieten en denk vooral niet dat u verplicht bent heel de week visites te ontvangen en af te leggen. Het kan ons alleen maar ten goede komen als we ons verdiepen in goede lectuur. Zeker de overheid kan de ontwikkeling van de zonde enigermate tegen houden. Het kan, maar het gebeurt lang niet altijd. De Romeinse overheid uit de dagen van Paulus heeft de kerk vaak veel leed berokkend. Denk aan de vervolgingen die zij moest ondergaan in de tijd van Nero en wat dunkt u van Filips II, van Lodewijk de veertiende, die uit politieke motieven de protestanten schandelijk heeft vervolgd. Laten wij ook Hitler niet vergeten. Als hij de overwinning had behaald, had het er voor de kerk niet goed uitgezien. Hoe schrikkelijk is het optreden van de communisten. Het is onbegrijpelijk en geeft te denken dat sommige hoogleraren in de theologie deze helse macht de hand boven het hoofd houden. Voor de radio zegt men, dat men met de heren, achter het ijzeren gordijn, eigenlijk een is en de opstellers van het Getuigenis worden door hen als een stel achterlijke lieden behandeld. De staat kan het de kerk benauwd maken. Haar veel leed doen. De staat kan de mens der zonde, de zoon des verderfs, een injectie geven zodat hij zich furieus stort op de kudde van de goede Herder en haar tracht te verslinden.
Daarom voel ik er veel voor om te zeggen dat de volle openbaring van de mens der zonde weerhouden wordt door het Woord, door de prediking van het Woord en dit is waarlijk niet alleen mijn opvatting. Als de kerk het Woord recht predikt gaat er van haar een machtige invloed uit op de samenleving. De dominee, bij wie ik in mijn jeugd op catechisatie was zei wel eens, dat het licht der waarheid heerlijk straalde binnen de muren van het kerkgebouw. Maar in die muren zitten vensters, zijn deuren. Door deuren en vensters straalt het licht naar buiten. Daar doet het in de meeste gevallen geen zaligmakend werk maar er komt onderscheid tussen kwaad en goed. De mens gaat beseffen dat hij niet alles mag. De ethiek komt onder invloed van het Woord.
Wie dat verstaat gaat begrijpen wat in onze tijd plaats vindt. Het Woord raakt binnen de kerk zoek. Het wordt onderworpen aan de kritiek. Adam en Eva hebben nooit geleefd. Een hoogleraar aan de Vrije Universiteit zegt, dat Adam een leermodel is, een schoolvoorbeeld, dat ons doet zien, dat de zonde op deze wijze ingang vindt in ieders hart. De prediking verschraalt. Hoeveel predikanten krijgen het tot vervelens toe niet te horen, dat zij vooral niet langer dan twintig minuten mogen preken en dat wordt je dan gezegd door mensen, die wel drie a vier uur zitten te kijken naar het scherm van de t.v. Wat gaan velen niet schandelijk slecht naar de kerk en wat weten zij weinig van de Schrift. Op veel plaatsen is het catechisatiebezoek slecht en veel predikanten zwichten helaas voor de drang om toch maar niets te laten leren. Dit heeft het droevig gevolg, dat het licht van de algemene genade zich terugtrekt. Wij worden een volk zonder Woord, zonder ethiek. Wij horen van ontstellende losbandigheid in kringen waar vroeger ingetogenheid werd gevonden.
Het Woord heeft invloed op het volksleven, houdt de ontwikkeling van het kwaad tegen. Dezer dagen werd ik in een boek nog eens weer herinnerd aan wat ik al meer had gehoord, namelijk dat het aan de Rooms-Katholieken en de Joden vroeger te zien was, dat zij leefden in een Calvinistisch land. Er lag van ouds op de Rooms-Katholieken in Nederland een ander stempel dan in andere delen van de wereld. Dat heeft het Woord gedaan. Nu wij het Woord kwijtraken verandert er ook in genoemde kringen veel en zo wordt Nederland een onchristelijk land. Een land van losse zeden. Een land waar ieder doet wat hij zelf goed vindt. Een land, dat rijpt voor het gericht.
Er is maar één weg, dat de kerk van het Woord dat zij zo heeft verstaan, dat het haar dwars door de ziel ging getuigt, blijft getuigen. Al halen de mensen ook de schouders op. Al zeggen zij dan ook, dat zij de tijd niet verstaat en achterblijft bij de ontwikkeling der dingen. Een kerk die leeft uit het Woord en dat Woord predikt zonder aanzien des persoons zal voor ons volk tot grote zegen zijn.
Zij het ons gebed: Heere bekeer ons tot U, doe ons Uw Woord verstaan. Dan zullen wij niet zwijgen maar getuigen... En er zal toekomst zijn voor ons Nederlandse volk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's