De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Vragen rond het schoolgaan IV

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen rond het schoolgaan IV

In gesprek met het gezin

7 minuten leestijd

De profane vakken

Het godsdienstonderwijs moet een centraal vak zijn in de christelijke school, maar het is dit in de meeste gevallen niet. Dit was de strekking van het vorige artikel.

Door deze wankele positie blijft de positieve invloed van het godsdienstonderwijs vaak ook zeer beperkt. Ik wil hier stelling tegen nemen tegen degenen die het christelijk karakter van een school uitsluitend wegen door na te gaan welke predikanten er godsdienstonderwijs geven. Als er dan enkele predikanten uit eigen kring bij zijn, dan zou daarmee de basis van een school wel verzekerd zijn. Dit is een misvatting. Vooreerst door de beperkte invloed die een predikant met 6 a 8 uur godsdienstonderwijs kan uitoefenen. Wanneer hij in een beperkt aantal klassen, in een beperkt aantal lesuren moet oproeien tegen onbijbelse invloeden, dan kunnen er alleen wat grenscorrecties worden aangebracht.

Maar genoeg over het godsdienstonderwijs. Ik heb in het vorige artikel reeds gepleit voor godsdienstleraren die volledig aan een school verbonden zijn.

Nu de andere vakken, de z.g. profane vakken.

De instelling van de leraren in de profane vakken is zeker van evengroot belang als die van de godsdienstleraar. Dit geldt naar mijn inzicht nog méér dan vroeger, 'k Zou dat in verband willen brengen met de veranderde instelling tegenover gezagsdragers. Gezag moet funktioneel zijn, zo klinkt het. Men eist dat een gezagsdrager zijn gezag ook waar maakt. Niet het gezagsdrager-zijn dwingt respekt af, maar de wijze waarop dit uitgeoefend wordt.

We vinden dit in de kerkelijke verhoudingen. Dwong vroeger een predikant eerbied af door zijn ambtsdrager zijn, nu is dat niet vanzelfsprekend, men erkent hem voor zover hij zich waarmaakt als ambtsdrager.

Bijbels gezien liggen de gezagsverhoudingen anders, maar het is niet de bedoeling om dat in dit verband uit te diepen.

Hier hebben we het alleen te signaleren en vast te stellen dat deze instelling met name bij de jongeren ingang vindt. Niet het leraar-zijn boezemt ontzag in, maar de kwaliteiten en omgangsvormen van die leraar.

Toegepast op de schoolsituatie: niet de predikant of godsdienstleraar als zodanig doen jongelui luisteren naar zijn denkbeelden, maar de wijze waarop hij het brengt. Dat geldt evenzeer voor de ande­re vakken.

Hiermee lijkt mij ook in verband te brengen de constatering dat de levensbeschouwelijke inbreng van een leraar in de profane vakken, voor jongeren méér spreekt dan dezelfde opvatting uitgesproken door de godsdienstleraar of predikant. Deze laatste 'verkoopt' immers bijbelse opvattingen ambtshalve of, uitgedrukt in funktionele gezagsverhoudingen, ’beroepshalve’.

Wanneer de biologie-leraar een bijbelskritische beschouwing wijdt aan de evolutieleer, dan is voor jongeren dit gezaghebbender dan wanneer de godsdienstleraar hetzelfde doet.

Wanneer de geschiedenisleraar het Marxisme bijbels-kritisch doorlicht, of het belang van de Reformatie poogt aan te tonen, dan klinkt dit meer aannemelijk dan wanneer een theoloog dit doet. Het is immers het werk van de laatste om dit te doen. Hetzelfde geldt m.i. voor het getuigend en wervend woord, zomaar in een lessituatie. Het woord van de vakleraar maakt meer indruk, omdat hij het niet 'ambtshalve' hoeft te doen.

Ik dacht met het bovenstaande voldoende geïllustreerd te hebben, dat het christelijk karakter van een school bepaald wordt door het totale team en niet alleen door de godsdienstleraar. Het moet ook duidelijk zijn dat de doelstellingen van een z.g. 'open school', volledig in strijd zijn met de bijbelse opvoedingsopdracht. Men wil dan zowel Prot. chr., als R.K., als openbaar onderwijs bijeen brengen in één school met alle soorten leraren bij elkaar. Alleen voor het godsdienstonderwijs kunnen ouders kiezen voor Prot. chr., R.K. of humanistisch onderricht. Alsof dat voldoende is en alsof dit onderwijs los te maken is uit het geheel van het onder­ wijs. Een christelijke school kan pas als zodanig funkrioneren als alle leerkrachten het chr. onderwijs uit overtuiging dienen.

Terug naar de profane vakken.

Een van de doelstellingen van het voortgezet onderwijs is het kritisch denken verder te ontwikkelen. De jongeren verkeren op deze leeftijd in een fase waarin de ontwikkeling van het afstand-kunnennemen, het kritisch doorlichten van gebeurtenissen en feiten een duidelijke rol speelt.

In de begeleiding van onze jongeren op middelbare scholen kan deze trek een invalspoort zijn. Want veel van wat aan theorieën geboden wordt, is besmettend en ideologisch van aard. In de pastorale begeleiding kan het voor jongeren onthullend zijn te ontdekken dat overgedragen theorieën die a.h.w. zijn opgedrongen niet zo vanzelfsprekend zijn, als men op de scholen doet voorkomen. Hoeveel er in de evolutieleer hypothetisch is, moge blijken uit de artikelen die, er in dit blad reeds over zijn verschenen. De evolutiehypothese wordt als leer gebracht, als feitelijk geïnterpreteerd door vele leraren, maar is in wezen gebaseerd op een aantal vooronderstellingen die helemaal niet zo vanzelfsprekend zijn.

Het Marxistisch-Leninistisch maatschappijbeeld dat ook in onderwijskringen gepropageerd wordt, is niet zo onschuldig als men ook informatie uit de communistische landen verstrekt en de onderdrukking van de christenen niet verzwijgt. Het goddeloze levensbesef dat uit veel moderne literaire produkten spreekt, wordt duidelijk als men de zinloosheid van het leven in de cultuur zonder God laat spreken.

Dit zijn in wezen taken van de christelijke school. Deze heeft er voor te waken dat het christelijk geloof niet goedkoop wordt ingeruild voor een ideologie. Door in te haken op het kritisch denken scherpt men in opvoeding en onderwijs het onderscheidingsvermogen.

Als de school hierbij verstek laat gaan of het tegendeel bevordert, komt deze opdracht vooral toe aan ouders en kerkelijke gemeente in catechese en jeugdwerk. Veel ouders durven er nauwelijks aan te beginnen omdat ze naar hun gevoelen ondeskundig zijn. Toch doen zij er goed aan zich niet te laten afschrikken door het aangevoerde feitenmateriaal en steeds te bedenken dat het om veronderstellingen gaat, die ook geloof vragen, zoals ook de bijbelse waarheid geloof  vraagt, maar dan met het gehele hart.

Een tweede richtlijn in de opvoeding betreft de instelling: laten wij ons in de verdedigingspositie brengen, alsof het christelijk geloof veel moeite heeft om overeind te blijven in de discussie met moderne ideologieën, alsof het feitelijk een achterhaalde zaak is, of zijn we bewust van de dynamiek van dit geloof dat zelfs bergen verzet. Het is goed om ons niet terug te laten dringen, maar om ons steeds bewust te zijn van de oneindige waarde van de bijbelse leer. Als jongeren daarvan iets zien in ons persoonlijk leven, spreekt dit meer dan alle discussies.

Overigens ligt hier een duidelijke taak voor de kerkelijke gemeente. Op de catechisatie komen deze zaken aan de orde, hoewel niet gespecialiseerd in de vragen van de middelbare scholier. De grondvragen van de confrontatie met andere godsdiensten en ideologieën echter wel. Het jeugd-en vormingswerk kan eveneens positief werk verrichten. Er is door de H.G.J.B. al heel wat materiaal ter beschikking gesteld dat hierbij uitstekend gebruikt kan worden. Jongeren stimuleren tot deelname aan het jeugdwerk is geboden, ook met het oog op deze begeleiding. Verbondenheid met de gemeente en betrokken raken bij haar aktiviteiten bieden een noodzakelijk tegenwicht.

Belangrijke steun kunnen jongeren hebben aan iemand vanuit de school zelf, b.v. een leraar die de vragen verstaat en op bijbelse wijze wil begeleiden. Hij kan vertrouwensman worden bij uitstek, zeker op een leeftijd waarop de ouders niet meer de eersten zijn waar men met vragen heengaat.

Het gebeurt vaak dat een positief ingestelde leraar tot groter steun van de kerkelijke jeugd is, dan hijzelf vermoedt. Ze vinden in hem een medestander binnen dezelfde schoolsituatie.

Wanneer onze jongeren deze vertrouwensman vinden, kan dat een grote rol blijven spelen in hun schoolontwikkeling. Het is goed als ouders nagaan of deze mogelijkheid voor hun kinderen op de betreffende school te vinden is. Begeleiding vanuit de kring van de school zélf is een belangrijk goed.

Ideaal van het christelijk onderwijs is wanneer school en gezin elkaar volledig kunnen vertrouwen, op elkaar aankunnen in de moeilijke taak van opvoeding.

Laten we tenslotte bedenken dat in de crisis van het huidige christelijk voortgezet onderwijs het minimum aan geestelijke begeleiding in de figuur van één of enkele bijbelgetrouwe leraren reeds een winstpunt is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Vragen rond het schoolgaan IV

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's