Toepassing I
Aandacht voor de prediking
Wij schreven tot nu toe over de methode, bedoeling en practische uitwerking van de Schriftverklaring in de prediking. Het spreekt geheel vanzelf, dat de preek met de vertolking van de tekstinhoud voor hedendaagse hoorders niet haar einde heeft gevonden. Het oude Godswoord van Jeremia, Jesaja of een Paulus heeft zijn betekenis ook voor onze tijd. Hier begint het terrein van de applicatio of toepassing. Hebben wij de zin van de tekst in moeizaam speurwerk vastgesteld, dan komt ons de vraag tegemoet: wat is de boodschap voor de gemeente van nu uit dit tekstwoord? U gevoelt, hier doet zich een wereld van vragen voor, die we maar niet zonder meer naast ons neer kunnen leggen. Teneinde ons terrein van onderzoek wat af te bakenen, behandelen we een drietal motieven, te weten a. het wezen, b. het terrein, en c. de practijk van de toepassing.
a. het wezen
Er bestaat een definitie van Comrie, die beeldend het onderscheid aangeeft tussen verklaring en toepassing van de Heilige Schrift. De uitlegging is, naar Comrie, het zetten van de letters, de toepassing is, het afdrukken van deze letters. Stelt u zich voor: in de drukkerij is de zetter bezig de boodschap van de kopij in letters ona te zetten. Hij besteedt aandacht aan de grootte van de letters, de lay-out, de bladspiegel, alles naar de regels vein de kunst van het vak. Hij weet reeds nauwkeurig wat de auteur in zijn handschrift bedoelde. Maar hij brengt het manuscript nu over in drukvorm voor de publicatie. Daardoor wordt deze overal bekend. Het ene is dus werk voor de zetterij, het andere is arbeid voor de huiskamer. De zetterij moet kunnen lezen, op zijn minst het geschrift van de auteur. De huiskamer neemt de boodschap dan over of tot zich.
Wij zouden dit willen duidelijk maken met een Bijbels voorbeeld. Denk aan het bekende verhaal van Achabs diefstal van Naboth's wijngaard. Met scherpe trekken wordt ons deze geschiedenis beschreven in de boeken der Koningen. Stelt u zich nu eens voor, dat u deze historie aan tafel hebt gelezen en uw zoon vraagt: wat hebben wij nu aan zo'n verhaal voor onze tijd? Wat heeft dit Bijbelgegeven voor deze eeuw te zeggen? Wij menen, dat wij ter beantwoording van deze vraag twee punten behoorlijk moeten onderscheiden. Vooreerst moeten we ons er rekenschap van geven wat de boodschap van dit verhaal was voor Elia en Achab. Het Woord van God immers komt rechtstreeks tot de mens door middel van de profeet Elia. Dit gebeuren wordt nauwgezet beschreven. Maar eerst wanneer dit ons helder voor ogen staat, weten wij wat dit verhaal voorts tot ons heeft te zeggen. Hoe meer we ons derhalve verdiepen in de kleur van het verhaal, de achtergrond toenmaals, des te beter worden de omtrekken voor ons. We doen dan een merkwaardige ontdekking: hoe duidelijker het Bijbelverhaal in de toenmalige tijd voor ons bekend is, des te rijker wordt de boodschap voor ons. Over Achab en Elia heen gaat het Woord ook tot ons zijn sprake voeren. Wanneer de prediker helder voor zich heeft staan wat er toen geschiedde, begint hij voorzichtig aan de opdracht: hoe leg ik deze geschiedenis neer in mijn gemeente, die daar zondagmorgen voor mij in de kerk zit? Ik kan niet volstaan met eenvoudig de gang van het verhaal weer te geven, ik moet verder gaan, zodat de kerkganger bemerken gaat in zijn geweten: deze oude geschiedenis is van belang voor hier en nu. Daar moet ik mee klaarkomen. Het Woord Gods wordt dan geactualiseerd voor het heden.
De prediker wordt dus geroepen het Woord des Heeren in contact te brengen met de hoorder, het als het ware te leggen onmiddellijk voor de deur van zijn hart. Het edel metaal uit de mijn der Heilige Schrift opgedolven, wordt nu in pasmunt uitgereikt. De waarheid, uit de tekst opgediept, wordt vloeibaar gemaakt, met de mens van nu in verbinding gebracht en aangewend op het rijke leven in al zijn schakering en standen, natuurlijk en geestelijk.
We geven nog een voorbeeld. In de brief aan de Efeziërs ontwikkelt de apostel Paulus de geweldige gedachte van de eenheid der gemeente in Christus. In verschillende schakeringen ontplooit Paulus deze gedachte meesterlijk. Maar nu moet u eens opmerken hoe toepasselijk de apostel eindigt. Deze eenheid geldt ook voor man en vrouw, ouders en kinderen, werkgevers en werknemers. De overweldigende hoofdgedachte wordt toegepast op de eenvoudigste omstandigheden.
Uiteraard veronderstelt dit van de voorganger kinderlijke gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift. De toepassing bewege zich dan ook nimmer buiten de banen van de verklaarde tekst. Ja, bewege zich concentrisch rondom het middelpunt van het verhelderde Schriftwoord. Het spreekt dan geheel vanzelf dat een goede Schriftverklaring de bron wordt van een veelkleurige toepassing, al kunnen we dit hier gemakkelijker neerschrijven dan in de practijk verwerkelijken, omdat vele uren geestesarbeid hieraan ten koste dienen te worden gelegd. Maar het is waar: alleen een verklaarde tekst kan ten volle een toegepaste tekst worden.
b. het terrein
De kwestie, die nu aan de orde komt, is: op wie of waarop vindt het Woord Gods toepassing? Wel, het Woord moet in aanraking worden gebracht met de kerkgangers, die zich in onderscheiden sferen in het leven bewegen. Evenals een vuurtoren de lichtflits over een bepaald gebied uitzendt, zo late de prediker het licht des Woords schijnen over verschillende levensterreinen.
Centraal is hier het godsdienstige, de verhouding tot God is de voornaamste en beheerst alle andere relaties, waarin een mens kan komen te staan. Elke preekstof moet worden aangewend op het godsdienstige leven. Altijd moet de prediker het Woord overzetten in het godsdienstige denken, willen en gevoelen van zijn hoorders. Omdat het hart van heel de Heilige Schrift is het heil, dat God ons bereidt in Jezus Christus en in ieder onder deel van de Heilige Schrift de slag van het hart wordt gevoeld, moet in elke preek de hoorder geplaatst worden voor het aangezicht van Jezus Christus en aangewezen worden hoe ieder in leer en leven, in denken en doen, in het verborgen en in het openbaar tegenover die Christus staat. Elke prediking is een bedienen van de sleutelen des hemelrijks: het hemelrijk wordt de gelovigen geopend, de ongelovigen toegesloten.
Daaruit volgt zonder meer het onderscheiden, of separatief, prediken.
Er moeten in de preek demarcatielijnen worden getrokken, onderscheidingen gemaakt: dood en leven, hel en hemel, zonde en genade worden voorgesteld en zo dicht mogelijk bij het bewust zijn van de hoorder gebracht. Wij hebben wel eens de indruk, dat dit oeroude besef van gereformeerde prediking begint te vervagen onder ons, omdat mede door allerlei moderne oecumenische theologieën meer de eenheidsgedachte veld wint dan het onderscheid in de gemeente van Christus. Wijlen ds. I. Kievit heeft te dien aanzien onder ons onthullend werk gedaan in een aantal geschriften, die nog onlangs werden herdrukt, en zeer zeker de moeite van het lezen en bestuderen alleszins waard zijn. Nu is het wel zo, dat ds. I. Kievit schreef tegen de achtergrond van een ethische en barthiaanse theologie, maar het neemt niet weg, dat het gevaar in de wortel hetzelfde gebleven is. Hij heeft alleen gewezen op een oergereformeerde trek, die reeds door anderen voor hem met nadruk betoogd is.
Natuurlijk wordt hier bedoeld een levende separatieve prediking, aangezien er ook helaas is een prediking, die weliswaar uiterst orthodox is naar het aanzien, maar in feite verdroogd en verglaasd omdat wekelijks dezelfde toepassing in hetzelfde stramien van woorden voor de hoorders wordt herhaald.
Maar ter zake. De eerste grote onderscheiding is die van bekeerden en onbekeerden. Die ontzaglijke onderscheiding moet zo concreet worden getekend, dat ieder bij nauwgezette overweging kan weten, hoe hij tegenover Christus staat. Er zijn in de gemeente van Jezus Christus onbekeerden. De Heilige Schrift leert het ons en de ervaring bevestigt het. De prediker tracht bij hun ziel aan boord te komen en hen tot de overtuiging van de zware zonde van het onbekeerd zijn te brengen. De manier waarop hij dit doet, is zeer verschillend en hangt af van de speciale waarheid die hij op dit moment verkondigt. Ook leent de ene tekst er zich beter toe om dit heel kort, de andere om het breed te doen. Hier is veel variatie. Maar gebeuren moet het, zal hij getrouw zijn.
Al naar gelang van de tekst moet het Woord dan toegepast worden op de leden der gemeente, die in hun wandel tonen de wereld meer lief te hebben dan de dienst des Heeren. Ook hier ontsluit zich een wijd veld van toepassing. Immers, ook in het ongeloof is alles niet eender. Er zijn brute werelddienaars; gemeenteleden, die niet verre zijn van het Koninkrijk Gods; er zijn er, die de grote beslissing des geloofs uitstellen; die niet willen breken met de zonde; geveinsden, lauwen, traditionelen. Voor deze mensen en dergelijke meer moet de prediking ontdekkend wezen. Het karakter van hun zonde moet blootgelegd worden. De zondevezelen moeten worden aan de kaak gesteld. Te krachtiger kan die roepstem wezen, omdat de Heilige Doop verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid en de God aller genade beloofd heeft op het ootmoedig gebed alles wat ons ontbreekt te wil len schenken. Vooral in onze tijd, waarin sommigen zo zelden zich plaatsen voor de heiligheid en rechtvaardigheid Gods, en kennis van zonde en diep schuldbewustzijn bij menigeen ontbreekt, is ontdekkende prediking beslist noodzakelijk. Onder Gods zegen zal deze prediking vrucht afwerpen, wanneer de dienaar des Woords niet in algemeenheden blijft hangen, maar in de ziel van de onbekeerde, nu eens van dit, dan weer van een ander type, afdaalt en in fijne analyse van zijn zogenaamde godsdienstige leven de zonde wortels blootlegt, de dodelijke ziekte aanwijst, om dan naar Jezus te voeren als degene, die al onze krankheden geneest en het leven van het verderf verlost.
Wij moeten eerlijkheidshalve erkennen dat een zodanige prediking in ons midden gebracht allerminst welkom is. Al zouden wij nog zo gereformeerd zijn in levensovertuiging, wanneer de ploegschaar van het Woord door ons leven heenscheurt, o, dat wekt verzet! Temeer omdat het allerminst denkbeeldig is, dat we ons zo hebben verschanst in ons vóór-de-waarheid zijn, dat we helemaal niet dóór hebben dat ook onze ideeën over iets of iemand schipbreuk moeten lijden voor de allesoverwinnende aanspraak van het Woord Gods. Daar raken we een zonde aan, die doorgaans moeilijk wordt ontdekt omdat ze zich zo vroom voordoet. Maar het is de zonde van 'ergens in zitten'. Goethe, de grote klassieke Duitse dichter, spreekt ergens van mensen, die zich in een fijn weefsel inspinnen. Heel sierlijk zitten ze daarbinnen in, als een spin in een web.
Maar o wee, wanneer
'daarin komt een bezem voort
'dan zeggen ze: het is ongehoord:
'men heeft het schone paleis verstoord.’
De lezer voorvoelt onze bedoeling. Het Woord slaat ook onze 'denk'beelden stuk. En het kon wel eens wezen, dat wij op ons erf nogal heel wat weefsels spinnen en huisjes bouwen, die niet mogen bestaan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's