De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

15 minuten leestijd

Een oecumenisch congres in Friesland?

De Provinciale kerkvergadering van Friesland heeft een plan op stapel gezet voor een oecumenisch congres in die provincie om te komen tot meerdere eenheid. De voorzitter van de PKV, ds. Miedema, heeft op een vergadering gesproken over de 'ongeloofwaardigheid van de kerken voor de buitenwacht ten gevolge van hun ongehoorzame verdeeldheid met onmiskenbare sectarische trekken'. Voorgesteld werd in zijn referaat door hem het volgende:

1. Publiekelijk uit te spreken dat wij met onze kerkelijke instituten volkomen hebben gefaald en in grove ongehoorzaamheid tot nu toe het woord van vrede en verzoening, hetgeen de waarheid is, ten onder hebben gehouden.

2. De leden onzer kerken per afkondiging, onderricht, bezoek en publikaties op te roepen het faillissement onzer kerkelijke instituten definitief te maken en als zodanig te aanvaarden.

3. Met de meeste spoed samen met ons locaal, regionaal en provinciaal kerkvergaderingen te beleggen, waarop gezocht zal worden naar de meest passende weg en vorm om de ene kerk van Christus in Friesland in het volle licht te stellen.

In het orgaan van de Confessionele vereniging, het Hervormd Weekblad van 27 april, waaraan ik deze gegevens ontleende, geeft prof. dr. G. P. van Itterzon een critisch commentaar op deze voorstellen. Hij stelt de vraag: Hoe is de schuldbelijdenis bedoeld? Aan welk faillissement heeft ds. Miedema gedacht? Een financieel faillissement? Zo ja, wat wordt er bedoeld met aanvaarding van dit faillissement? Of is er sprake van een geestelijk faillissement?

De mogelijkheid bestaat, dat ds. Miedema aan een geldelijk faillissement helemaal niet heeft gedacht en dat hij, in de lijn van zijn eerste punt, een geestelijk faillissement op het oog heeft. Maar dan wordt het alles nog veel spannender. Als wij het er zo volstrekt boos bij hebben laten liggen, dat onze kerkelijke instituten volkomen, maar dan ook volkomen hebben gefaald en als wij in grove ongehoorzaamheid de waarheid ten onder hebben ge-222 houden, komt het definitief maken van een faillissement hierop neer, dat we op het puin van onze failliete instituten een nieuwe kerk laten verrijzen. Wat in de tijd der Doleantie niet kon, is dan nu alleszins mogelijk. We maken de instituten definitief failliet, aanvaarden dat en beginnen met nieuwbouw. Alles moet ondersteboven en, als het stof van het puin is gaan liggen, komt een nieuwe kerk in Friesland van de grond.

Mag ik in gemoede vragen, of ook die andere kerken aan de ruïne van him instituten toe zijn? Het staat vrijwel vast, zegt het Weekbulletin, dat ook vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke kerk aan het congres hierover zullen deelnemen. Is dus ook de Rooms-Katholieke kerk als instituut in Friesland failliet? En is de R.K. bisschop van Groningen het hiermee eens? Zal ook hij deelnemen of vertegenwoordigers zenden om deel te nemen aan het definitief maken van het faillissement van zijn kerk?

Bij de Gereformeerden is het nog niet in kannen en kruiken. Daar moeten de beide gereformeerde 'PKV's' (de Gereformeerden worden alvast in de kaders van het hervormd kerkrecht gebracht!), nl. de particuliere synode-Noord en die van Friesland-Zuid er nog over vergaderen. Dat gebeurt dan 'deze week'. Het persbulletin zegt dat ook die Gereformeerde synoden dan tot deelname kunnen beslissen, maar zullen, ze dat ook werkelijk doen? Zullen ook die Gereformeerde synoden zeggen, dat ze volkomen gefaald hebben, dat ze in grove ongehoorzaamheid de waarheid ten onder hebben gehouden, dat hun kerken failliet zijn, dat dit faillisement door de leden van hun kerken definitief moet worden gemaakt en aanvaard? En zullen alle öereformeerde kerken in Friesland dit per afkondiging enz. enz. in de gemeenten er door willen drukken? Als dit het geval mocht zijn, rijst de vraag, of 'Samen op weg' nog enige zin heeft. Dr. Van Andel, die van al deze zaken weet moet hebben, is ook de Hervormde secretaris van 'Samen op weg' (het gesprekscentrum voor een mogelijke éénwording van de Gereformeerde kerken en de Ned. Herv. Kerk). Zal, als 'Samen op weg' weer bijeenkomt, de leiding niet. moeten constateren, dat Friesland, wat de Hervormden en de Gereformeerden betreft, al uit de boot is gevallen? Of liever: dat 'Samen op weg' voor Friesland niet meer nodig is, omdat men in Friesland al aan het 'doorstoten' is gegaan, dwars door de vele belemmeringen heen en dat men daar de eenheid 'metterdaad' al aan het 'bevorderen' is? Want zijn de 'gebruikelijke weerstanden' door ds. Miedema al niet genoemd, en 'met theologische motiveringen ontzenuwd'? Zijn de Friese leden al niet bezig zich te 'gaan gedragen als leden van zich herenigende kerken’?

Prof. Van Itterzon vreest provincialisme met sectarische trekken in de voorstellen van ds. Miedema? Meent hij echt het kerkelijk vraagstuk voor Friesland te kunnen oplossen los van de rest van Nederland? Aan het slot van zijn artikel stelt Van Itterzon een aantal vragen aan het breed-moderamen onzer synode:

a. Zijn ook zij overtuigd, dat onze kerkelijke instituten volkomen hebben gefaald?

b. Hebben onze kerkelijke instituten inderdaad in grove ongehoorzaamheid de waarheid ten onder gehouden en is onze synode geroepen in dit opzicht een algemene publieke schuldbelijdenis op te stellen?

c. Zijn onze kerken financieel of geestelijk of desnoods organisatorisch failliet?

d. Moeten we de leden onzer kerken, samen met de andere kerken, oproepen het faillissement onzer kerkelijke instituten definitief te maken?

e. Wat verstaat u dan onder dat definitief maken van ons faillissement? Moeten de leden hun geldelijke bijdragen centraal èn plaatselijk inhouden, omdat de kerken toch in staat van faillissement verkeren?

f. Moet het er inderdaad op aan, dat we provinciale doleanties of afscheidingen in de hand werken en moet er straks naast de éne kerk in Friesland ook de éne kerk in Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland enz. van de grond komen?

g. Is het een kerkordelij ke zaak (of een wanordelijke? ), als kerkelijke ambtsdragers en functionarissen als zodanig kerkelijke faillissementen, als boven bedoeld, willen definitief maken, als zij provinciale afscheidingen en hergroeperingen, zij het met vrome bedoelingen, voorbereiden en dit in hun kerkelijke functie en een en ander per afkondiging enz., dus ook van de kansel, definitief willen maken?

h. Was een en ander bij het breed moderamen der generale synode bekend, voordat de mededeling van een en ander in het Weekbulletin ver­scheen?

i. Heeft dr. Van Andel en hebben de hervormde synodeleden in Friesland het breed moderamen der generale synode van alles op de hoogte gebracht?

j. Wat heeft het breed moderamen naar aanleiding van de plannen in Friesland met betrekking tot deze afscheidings- en nieuwbouw-pogingen metterdaad gedaan?

k. Mag de gehele kerk, nadat het Persbureau onzer kerk alles heeft gepubliceerd, op de hoogte komen van wat het breed moderamen in dezen eventueel heeft gedaan of nog denkt te doen?

1. Het is toch geen bemoeizucht, als leden der Ned. Herv. Kerk, die hun kerk liefhebben en dienen, in hun denken en handelen ook de broeders en zusters in Friesland gedenken, met wie we tot op heden nog steeds kerkelijk op het nauwst verbonden zijn?

Het confessionele element is lange jaren in Friesland zeer sterk geweest. Dat betekende ook dat juist Friese gemeenten in de lijn van Hoedemaker heel de kerk op het oog hadden, wanneer het ging om reorganisatie en herstel. We bespeuren in het door ds. Miedema voorgestelde hoegenaamd niets van dit confessionele geluid. Geen wonder dat prof. Van Itterzon zijn vragen hierover heeft. Op deze wijze kan men het kerkelijk vraagstuk niet oplossen. De voorstellen van ds. Miedema doen sterk , denken aan bepaalde anti-institutionele opvattingen die er op kerkelijk erf leven. Inderdaad: Helderheid is gewenst.

Eenzijdige informatie

In hetzelfde nummer van dit blad spreekt drs. G. V. Leijenhorst zijn misnoegen uit over de eenzijdige informatie die in een aan alle predikanten en priesters toegezonden brochure, verstrekt is met betrekking tot de UNCTAD-zondag. Op ongenuanceerde wijze worden enkele problemen aangestipt en worden de pastores op 'n bepaalde links-politieke wijze bewerkt. Ook hier dus de door het Getuigenis afgewezen vereenzelviging. Van Leijenhorst schrijft in dit verband:

De predikanten, die op 30 april a.s. een 'zinnige viering' willen voorbereiden, weten nu waar ze terecht kunnen. Eerlijk gezegd zou ik me als pastor wat genomen voelen door op deze wijze politiek betutteld en geïndoctrineerd te worden. Dit is temeer te betreuren, omdat het in feite om een goede zaak gaat. Door de dingen zo voor te stellen, schiet men zijn doel voorbij en bereikt men, dat aan de bestaande onverschilligheid ten aanzien van het ontwikkelingswerk nog een zekere politieke reserve wordt toegevoegd. Dat kunnen de samenstellers nooit bedoeld hebben.

Naast een politieke zit er ook een kerkelijke kant aan deze zaak. Met dr. G. de Ru stel ik, dat de zonde niet huist in de structuren, maar in de harten van de mensen, van rijken en armen. Na omverwerping van de kapitalistische of welke structuur dan ook, zal men moeten erkennen, dat de zonde daarmee niet uitgebannen is. De zonde heerst in elke structuur, ook in de vriendelijk marxistische van Allende van Chili. De zonde is — zoals De Ru terecht opmerkt — structureel van aard. Zal de kerk op 30 april a.s. niet allereerst hierop de aandacht moeten richten? Mentaliteitsvemieuwing is niet zozeer een zaak van helder inzicht of van wettische dwangmiddelen. Mentaliteitsvernieuwing is voor alles een zaak van het hart. Ik kan niet inzien, dat de kerk bij de benadering van problemen als deze ergens anders zou moeten beginnen. Niet om daarin te blijven steken, maar om door te dringen tot de kern van al het kwaad en van alle ongerechtigheid in deze wereld.

Gezien tegen deze achtergrond, werkt het wel zeer bevreemdend dat in deze brochure opgewekt wordt om vanuit de kerkdienst een telegram te richten tot de voorzitters van de beide Kamers en de regering, om Chili te steunen in haar experiment tot sociale hervorming, waarmee men bij handopsteken zijn instemming kan betuigen. Concreet komt het hier op neer, dat onze regering gevraagd wordt, om de schuld van 38 miljoen gulden, die Chili aan Nederland heeft, kwijt te schelden en bovendien een extra gift van 100 miljoen zonder voorwaarde aan de Chileense overheid over te maken. 'Een ieder die nu niet bijspringt' — zo wordt gesteld — 'verliest elk recht tot een moreel oordeel als straks zou blijken, dat de strijd der armen alleen nog maar op gewelddadige wijze gevoerd kan worden’.

Na wat boven gezegd is, lijkt enig commentaar ons overbodig. Moet de Unctad-zondag een politieke manifestatie worden? Moet de kerk zich verlagen tot een politieke actiegroep en met het mes op de keel (immers een ieder die nu niet bijspringt...) haar eigenlijke opdracht en roeping verloochenen? Alle goede bedoelingen in politiek(!) opzicht ten spijt.

De problematiek van de ontwikkelingshulp, de vragen van rijkdom en armoe op wereldniveau zijn belangrijk genoeg om er onze aandacht aan te geven. Maar dan niet op deze wijze, waarop de kerk verlaagd wordt tot een politieke pressiegroep en de evangelieverkondiging misbruikt wordt voor politieke indoctrinatie. En dan zijn er nog die beweren, dat het Getuigenis op deze punten totaal overbodig was!

Wanneer zullen de kerken eens luisteren en zich zetten aan haar wezenlijke opdracht en roeping: Predik het Evangelie!?

Homofilie en homosexualiteit

In het Reformatorisch Dagblad van 22 april schreef drs. S. T. v. Malkenhorst-Visser een artikel over bovengenoemd onderwerp, waar we graag enkele passages uit overnemen. Zij wijst erop hoe allerlei uitspraken over dit onderwerp de mens zelf tot norm stellen, en als enig advies kennen: Leef naar je geaardheid. Ook binnen de kerk overheerst vaak de tijdgeest het getuigenis van Gods Woord. Homofiele relaties worden met een beroep op de menselijke geaardheid gebillijkt. Gesteld wordt dat we naar wegen moeten zoeken waarop homofielen hun geaardheid kunnen uitleven, mits men anderen geen schade berokkent.

Mevr. Van Malkenhorst heeft overigens een open oog voor de zwaarte van het probleem. Zij pleit voor openheid in de gezinnen, voor een liefdevolle benadering van ouders, die bemerken, dat hun kind homofiel is. Datzelfde geldt ook voor omgeving waarin de homofiele mens leeft. Stoten we de homofiele naaste uit, hebben we geen begrip voor zijn nood, en is er geen saamhorigheid van het uit samenzondaar zijn voor God, dan leveren we hem zelf uit aan allerlei centra en bars, waar men de homofielen maar al te zeer opneemt, hen de raad geeft en mogelijkheden biedt te leven naar hun geaardheid. Wat staat ons te doen? Mevr. Van Malkenhorst schrijft in dit verband:

Wanneer we als christenen in de bijbelse liefde naast mogelijke genezingen als enige juiste weg de onthouding aanraden, behoren we tot een duidelijke minderheidsgroep. Zo'n groep heeft altijd de neiging te zwijgen. Laten we dat niet doen, maar een duidelijk Bijbels getuigenis laten horen. Met een zekere instemming las ik dan ook dat drs. J. Vlaardingerbroek aan het eind van zijn bijdrage in het gereformeerde rapport concludeert: ’Op grond van al het bovenstaande is duidelijk dat men het OT niet zo makkelijk aan z'n kant krijgt, wanneer men homofiele omgang niet-afkeurenswaardig vindt. De oud-testamentische gegevens wijzen, wat het pastoraat aan homofielen betreft meer in de richting van strijd tegen z'n uit de gegeven aanleg voortkomende neigingen dan van 't zoeken van een homofiele relatie’.

Maar de wijze waarop drs. S. W. R. Polman daarna de nieuw-testamentische gegevens interpreteert, is duidelijk gestempeld door de moderne theologische opvattingen. Kenmerkend hiervoor vind ik bijvoorbeeld zijn uitspraak 'Dat er in de homoseksualiteit een discrepantie blijft, die als zodanig in spanning staat met het 'zeer goed' van het scheppingsverhaal, behoort tot het 'bittere raadsel van de goede schepping'. De oplossing van dit raadsel mag niet op de betrokkenen alleen afgewenteld worden'. Allereerst dit: na het 'zeer goed' van het scheppingsverhaal is er óók de zondeval. Wij allen komen als zondaren op de wereld, zodat niemand van ons het recht heeft te zeggen dat hij nu eenmaal zo is, daar niet om gevraagd heeft en er dus niets aan kan doen. Wij allen staan verantwoordelijk voor ons eigen zondaar-zijn. Niet het bittere raadsel van de goede schepping vraagt onze aandacht, maar het feit dat wij allen zondaren zijn voor God en de Heere Jezus Christus nodig hebben als Voorspraak, Borg en Plaatsbekleder om met God verzoend te worden.

Wanneer we hiervan doordrongen zijn is er ten tweede geen sprake van dat we het zondig-zijn alleen afwentelen op de homofielen. De mens is naar Gods Beeld geschapen, maar als het goed is zullen wij allen ons mens-zijn ervaren als een gevolg van de breuk die er gekomen is tussen God en de mensen. Oók de homofielen. Hun kruis is bijzonder zwaar, maar de ware gelovige, wie hij ook is, vindt de kracht in de Heere Jezus om zijn kruis te dragen. Daarop mogen en moeten we wijzen. Dit is geen liefdeloosheid, zoals vaak verweten wordt, maar ware christelijke liefde. Helaas heeft de kerk in het verleden de homofiele mens aan zijn lot overgelaten en soms gebeurt dit nog. Dat is zuiver onchristelijk. Maar nu dreigen veel christenen weer de boot te missen door hun homofiele naaste niet te wijzen op de enige verlossing: het kruis op Golgotha. God haat de zonde, maar Hij heeft de zondaar lief.

Ik dacht daarom te mogen zeggen dat de Heere de homofiele mens nooit zal verwerpen om zijn geaardheid. Maar Hij keurt de zonde af, ook de homoseksualitit. Gods genade is echter zo groot dat Hij al onze zonden wil vergeven, ook de homoseksualiteit. Die vergeving te kennen betekent: niet volharden en doorgaan met onze zondige daden, maar een voortdurend daartegen strijden. Dan vinden we de overwinning niet in onszelf, maar in het Borgwerk van de Heere Jezus. Wil de homofiele mens als christen leven, dan zal hij het kruis van de onthouding op zich nemen en Christus volgen.

Dit kruis mag echter niet verzwaard worden door de houding van mede-christenen. Dat is in het verleden maar al te vaak gebeurd. Wanneer wij met harde veroordeling ons van onze homofiele naaste afkeren, dan vergroten wij zijn eenzaamheid en kunnen hem daarmee tot wanhoop brengen, ja zelfs tot zelfmoord. En dan zijn wij de moordenaars. Wij hebben hem gestenigd met onze stenen van onbegrip, afschuw en minachting. Laten we dan denken aan die zondige vrouw, die bij de Heere Jezus was gebracht en volgens de Joodse wet gestenigd moest worden. Het antwoord van Christus aan de omstanders is: wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen. En tegen de vrouw zegt Hij: Ik veroordeel u niet, maar ga heen en zondig niet meer.

Het is goed dat te midden van allerlei, in wezen humanistische geluiden, ook deze stem klinkt. Temeer, omdat mevr. Van Malkenhorst de zwaarte van de problematiek niet wegwuift, maar niettemin weigert te capituleren voor een benadering die de mens met zijn geaardheid tot norm maakt, in plaats van de Schrift. Een bijbels pastoraat in deze zal toch ook van de Schrift hebben uit te gaan.

Mij trof in de beschouwingen van mevr. Van Malkenhorst dat zij de liefde jegens de naaste niet uitspeelt tegen het gebod van God. En evenmin behoeft een pastorale aanpak, waarbij de liefde van Christus ons dringt, te betekenen dat we de zonde niet bij de naam zouden noemen. Overigens is het een nare zaak dat binnen de kerken de Schriftgegevens zo verschillend gewaardeerd worden in deze. De factor 'tijdgebondenheid' die men hier graag laat meespreken, blijkt dan in de practijk te betekenen dat allerlei uitspraken uit Oud en Nieuw-Testament van zijn kracht beroofd worden. Veler Schriftinterpretatie inzake homofilie staat inderdaad niet los van de modern-theologische benadering van het Schriftvraagstuk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 mei 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's