De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Kerk naar binnen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk naar binnen

Getuigende kerk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als het met het Getuigenis van de kerk naar buiten niet goed is, dan is er met de verkondiging naar binnen ook het een en ander mis. Dat was de directe aanleiding voor de opstelling van het Getuigenis. De nood is ons opgelegd, staat in het begin van het Getuigenis te lezen, omdat de gemeente van Christus moedeloos, onzeker, twijfelend en wankelmoedig dreigt te worden vanwege het feit dat zij op en neer, heen en weer geslingerd wordt onder invloed van allerlei wind van leer (Ef. 4 : 14). Op vele plaatsen wordt in de prediking aan de twijfel de voorkeur gegeven boven de zekerheid, aan de discussie boven de leer, aan informatie boven verkondiging. Ik wees er al op dat prof. Augustijn stelde dat je in een tijd van onduidelijkheid niet al te duidelijk moet zijn. Maar dan moeten we zeggen, er zijn dingen die toch volkomen zekerheid hebben. Dat heeft niets met zelfverzekerdheid te maken als je daarvoor opkomt. Dat wil ook niet zeggen dat je geen begrip moet hebben voor mensen die het niet geloven kunnen of dat je de aanvechtingen en de twijfels, die het echte geloof bespringen, zou bagatelliseren vanuit een triumfalisme dat alleen maar gearriveerde christenen kweekt. Maar de kerk mag in haar verkondiging geen voet geven aan de twijfel. De kerk moet aansluiten bij dat wat vanuit de Schrift, vanuit God en Zijn Christus vast en zeker is, wat als zodanig ook in het geloof ervaren wordt. Men heeft onze kringen vroeger wel verweten dat in de prediking wel eens teveel voet gegeven werd aan de twijfel. Ik geloof dat dat in vele gevallen verkeerd werd verstaan. Er is namelijk als het goed is wel terdege oog voor vertwijfelde vragen, als er maar antwoorden op gegeven worden vanuit de vastheid van het evangelie. Thans zien we echter in vele delen van de kerk gebeuren dat men in de prediking geen oog heeft voor vertwijfelde vragen inzake de heilszekerheid, terwijl anderzijds de twijfel wordt gezaaid door de vastheden van het woord van God in te ruilen voor het drijfzand van menselijke meningen en opvattingen. In feite wordt de mens dan op zichzelf teruggeworpen en wordt hem een juk opgelegd dat te zwaar is om te dragen. De gemeente komt dan weer onder de wet in plaats van onder de genade. In het Getuigenis ging het erom de gemeente te wijzen op de genade, op het enige fundament dat echte vastheid geeft. Er is in de kerken meer en meer een prediking veld gaan winnen, die geen oog meer heeft voor de bekommernis om eigen heil. Dat wordt aangemerkt als een vorm van zelfzucht, van egoïsme. Religie en geloofsworsteling worden afgedaan als te behoren tot een achterhaald stadium van de religie. Daartegen kwam het Getuigenis op. Daarmee hangt verder ook een wereld van zaken samen. Daarmee hangt bij voorbeeld samen hoe over God gedacht wordt. God is in veler prediking niet meer de Heilige, die in het Hoge en Verhevene woont, voor Wiens aangezicht wij niet kunnen bestaan. Maar God is getrokken in het alledaagse van ons menselijk leven. Het gaat daarom ook niet meer om de verzoening van de mens met God, en om de geloofstoeëigening daarvan door het werk van de Heilige Geest in de harten. Neen God ontmoet je in de medemens en verzoening speelt zich alleen in de onderlinge verhoudingen af, tussen mens en mens, tussen de volkeren, tussen de rassen. Alles heeft hier met alles te maken. Dr. Graafland zegt in zijn boekje Toenadering tot Rome: Men stuit telkens op de mening dat de rechtvaardiging van de goddeloze nu in ieder geval niet meer kan worden beschouwd als het artikel waarmee de kerk staat of valt. Het is ook al eens anders gezegd. Men meent dan dat onze tijd ons stelt voor een andere vraagstelling, voor een andere geloofsproblematiek. Het zou niet meer gaan om de vraag: Hoe krijg ik een genadig God? Maar, is er wel een God? En wie is dan deze God. In ieder geval doet men zijn best om aan te tonen dat het Reformatorisch belijden verouderd is.’

De hele confessie in het geding

Wat dr. Graafland hier zegt laat ook duidelijk zien hoe het één met het ander samenhangt. Ten aanzien van de vraag naar God, wie hij is en waar Hij is, hebben moderne theologen de oplossing gevonden in het antwoord: Hij is in de medemens. Maar daarmee is dan de hele confessie in het geding. Nu weet ik wel dat in deze uitgesproken radicale gedachtengang slechts een bepaalde sector binnen de kerken denkt. Maar het zijn baanbrekende moderne theologen geweest die deze visie hebben uitgedragen en de consequenties ervan zijn in een veel breder veld van de prediking merkbaar dan menigeen vermoedt. Het bijbelse spreken over de verzoening door voldoening, over het stillen van de toorn van God over de zonde door het offer van Christus aan het kruis van Golgotha, over de rechtvaardiging van de goddeloze, het hart van het reformatorische belijden, wordt steeds minder gevonden. Daarom vinden Rome en de Reformatie elkaar in onze tijd zo gemakkelijk. Men vindt elkaar niet in de eenheid van hetzelfde Reformatorisch belijden, maar in een gemeenschappelijk gemis aan levende kennis van déze grondnotie van de bijbelse relijgie, namelijk dat God goddelozen rechtvaardigt om niet, zoals Luther dat zo duidelijk heeft herontdekt vanuit de Schriften. Dat gemis aan bijbels belijden kom je aan alle kanten b.v. tegen in de proeve van beginselverklaring van de Raad van Kerken, van de hand van de secretaris van deze Raad, de R.K. prof. Fiolet. Daarin krijgt de theologie, die in het Getuigenis werd afgewezen, vlees en bloed. Daar is alles gezet op de kaart van de medemenselijkheid. Het diepe stuk van de rechtvaardiging komt niet aan de orde, wèl de mens en zijn daden! Daarom stelde het Getuigenis: 'De rechtvaardiging van de goddeloze gaat aan de heiliging en de goede werken vooraf; de rechtvaardiging, de vergeving van de zonden kan en mag niet door maatschappelijke en politieke geëngageerdheid worden verslonden.' Als we het stuk van de rechtvaardiging door het geloof kwijt raken staan we als kerk namelijk al gauw bij uitgedroogde bronnen. Het is overigens treffend dat na het Getuigenis zo duidelijk aan het licht kwam dat het Getuigenis hier zaken aan de orde gesteld heeft die in alle kerken een rol spelen. Er blijkt een geloofscrisis aan de gang te zijn, die een crisis in de verkondiging tot achtergrond heeft. De opstellers van het Getuigenis hebben elk voor zich b.v. ook brieven ontvangen uit allerlei kerken, ook van Rooms Katholieken, die schreven dat het in hun kerk in feite om hetzelfde gaat, namelijk een ontgroeien aan de religie door een sterk oprukkende nieuwe vrijzinnigheid. Dat het Getuigenis de religie van het belijden weer opnieuw centraal heeft gesteld is dan ook de reden dat het zo'n sterke respons gekregen heeft, ook in kringen waar men dat allerminst zou hebben verwacht.

We zien dat de kerk op retour is, dat de kerkgang terugloopt en de offervaardigheid afneemt. Maar zou het niet zijn omdat de kerk de mensen tekort doet in de prediking? Omdat de religie niet meer aan bod komt?

Prof. Bakhuizen van den Brink zei op de Hervormde predikanten vergadering dat we als kerk op de verkeerde weg zijn en dat we weer oog zullen moeten krijgen voor de verborgen omgang van Psalm 25.

Grenzen van de Kerk

Nu heeft men de opstellers van het Getuigenis de laatste tijd allerlei verwijten gemaakt. Het Getuigenis was smijten met stukken leer, het was kweken van onverdraagzaamheid, het was een stuk ketterjagerij, het was gestolde belijdenisgetrouwheid. Het is duidelijk dat het hier gaat om de grenzen van de pluriformiteit, van de veelvormigheid en veelkleurigheid van de kerk. Het Getuigenis wilde inderdaad grenzen aangeven. Het Getuigenis wilde enerzijds belijden pro, vóór het geloof van de eeuwen, maar daarmee ook onvoorwaardelijk afwijzen wat het belijden der kerk weerspreekt. Dat is de opdracht van de Kerk. Dat zegt onze Kerk in artikel X van de kerkorde. De kerk heeft grenzen. Dat heeft de kerk in de loop van de eeuwen ook telkens laten zien bij het opstellen van belijdenisgeschriften, die dan ook steeds in bepaalde situaties geboren werden. In belijdenissen werd vastgelegd wat vanuit de Schrift zekerheid en vastheid heeft, maar dan tegen de achtergrond van de dwalingen die steeds weer in de kerk inslopen en onvoorwaardelijk werden afgewezen. Dat bleek ook steeds nodig te zijn. De kerkgeschiedenis, heeft iemand eens gezegd, is namelijk de geschiedenis van kerkverval. Maar telkens op kritieke momenten ging de kerk ook weer duidelijk belijden vanuit de Schrift. Wanneer de kerk echter onomwonden belijdt en de dwalingen afwijst klinkt steeds het verwijt van onverdraagzaamheid. Maar er is een grens aan wat binnen de kerk geleerd en verkondigd mag worden.

Ik laat aan het woord de bekende zestiende eeuwse dominee Jacob Trigland. De Remonstranten hadden verzocht om moderatie, onderlinge verdraagzaamheid wanneer zich verschillen openbaarden in de leer. Hij zegt dan: 'De eigenlijke vraag is deze: of twee tegenstrijdige leringen in één kerk mogen worden geduld, en die ze voordragen voor leraars der waarheid en getrouwe herders van Christus' kudde erkend mogen worden. Alsmede of men de strijd, die in de kerk van dit land over enige stukken van de leer ontbrand is, niet zou kunnen wegnemen en de vrede herstellen door zekere moderatie of onderlinge verdraagzaamheid, waarin men b.v. elkander verdroeg en de verschilpunten of zoveel mogelijk verzweeg of onder algemene bewoordingen, waarin ieder zich kan vinden, verborg, zodat het verschil niet langer in het oog liep.' Wat Trigland hier zegt zou in onze tijd geschreven kunnen zijn, want we zitten in precies dezelfde situatie. Tegengestelde leringen in één en dezelfde kerk, onder de koepel van de modaliteitenvisie. Vrede scheppen door matiging, onderlinge verdraagzaamheid of door zoveel mogelijk te verzwijgen of door in algemene bewoordingen te spreken. Er gaan synodale stukken uit, waarin ieder zich vinden kan vanwege de algemene bewoordingen of omdat zoveel verzwegen wordt. Zelfs kan een synode met algemene stemmen een verklaring in algemene bewoordingen aannemen, waarin met erkentelijkheid kennis genomen wordt van het Getuigenis. Erkentelijkheid behoeft namelijk kritiek niet uit te sluiten. Maar het Getuigenis als synode aanvaarden, dat kon niét. Dan had het meer in algemene bewoordingen gesteld moeten zijn. Trigland zegt overigens verder dat we op moeten passen voor hartstocht. Hij dringt aan op sparen van de persoon van de tegenstander, hij wijst op de mogelijkheid van uiteenlopende verklaringen van bepaalde plaatsen in de Heilige Schrift en op de vrijheid van uitlegging en profeteren. Dat is een zaak die met name de Gereformeerde Gezindte zich mag aantrekken, die vaak om splinterkwesties verbrokkeld is tot vele kruimels, in plaats dat het één brood is, dat uit vele graankorrels gebakken is zoals het avondmaalsformulier zegt. Maar dan zegt Trigland óók: 'Andere tegensprekers, namelijk die hun verkeerde denkbeelden zoeken staande te houden en de waarheid uit der mensen harten zoeken te weren, moet men, altijd op hun behoudenis bedacht zijnde, bestrijden en van hun invloed beroven, tenzij men wil modderen in plaats van modereren, d.i. maat houden en besturen.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Kerk naar binnen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juni 1972

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's