De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Geven en nemen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geven en nemen

7 minuten leestijd

’de Here heeft gegeven en de Here heeft genomen; de Naam des Heren zij geloofd'. Job 1 vers 21b

Wie kent zijn weg? Wie kan ver op het heden vooruitlopen, zonder zich te vergissen? Het gaat immers altijd anders dan wij dachten. En, het kan verkeren. Vandaag maken wij kennis met een welvarend man, en morgen ontmoeten wij hem weer: straatarm en doodziek, zo ging het toch bij Job. Van de ene dag in de andere is zijn leven totaal veranderd.

Dat is een dag geweest. Job was 's morgens vroeg opgestaan; zijn zonen en dochters vierden feest in het huis van hun oudste broer en der gewoonte getrouw brengt Job brandoffers voor ieder van hen, als een priester in zijn gezin.

Daar komt een bode aan, en nog een en nog een... Ze lopen zo hard, dat ze naar adem moeten happpn, eer ze hun boodschap kunnen uitbrengen. Een boodschap van ramp op ramp. Vee werd weggevoerd, slaven werden gedood. Noodweer, moord en brand! Een wervelwind, het huis werd neergesmeten, en onder de puinhopen liggen uw kinderen begraven. Telkens blijkt er één ontkomen te zijn, om het te melden.

Houdt hij dan niets over? En z'n gezin, de kinderen, voor wie hij bad? Het is alsof Job zelf bedolven wordt onder het neervallend puin en gruis. Hij is volslagen geruïneerd. Ik kan het u niet beschrijven; het is met geen pen te beschrijven. En wat zal welsprekendheid? Er zijn geen woorden voor! Op één en dezelfde dag. Verpletterend. Job grijpt naar zijn hoofd, hij grijpt naar zijn hart. Want verstand en hart kunnen het niet verwerken; Job is ook maar een mens.

Wanneer het tot hem doordringt, scheurt hij zijn mantel en scheert haar en baard af. Sieraad van de man, maar het past niet bij zijn diepe rouw. Dan werpt hij zich ter aarde, een gebroken man, gebroken onder de slagen die hem troffen. Bonst hij met het hoofd tegen de grond, in doffe wanhoop? Nee, dat niet. Hij buigt zich neder en dat wil eigenlijk zeggen: hij aanbidt. Hij valt voor God in het stof, en hij ziet vanuit zijn ellende tot God op!

Wij vergelijken het leven wel eens met varen; tenslotte zijn we een volk van schippers en vissers, en de herinnering daaraan wordt in menige uitdrukking bewaard: vaarwel en welvaart bij voorbeeld. Om even bij dat beeld te blijven: soms is het spelevaren aan de oppervlakte, bij heel kalm weer. Soms moet het schip, zwaar geladen, de golven doorklieven, het water is donker, en de wind neemt toe. En soms schuurt de kiel van het schip langs het zand en het grint, op de bodem van de rivier. Dan dreigt het in tweeën te breken. Dat is, dunkt mij, hier het geval.

Job houdt niets over dan het naakte bestaan. Hij is het zich bewust: Naakt kwam hij uit de moederschoot, naakt zal hij aan de schoot der aarde worden toevertrouwd. Wat daartussen ligt mag ons niet misleiden. Het schijnt zo veel en het blijkt zo weinig. Het heeft niet veel om het lijf, al kleden wij het nog zo fraai aan. Rijkdom, geluk, bezit, gezin. Onverhoeds ontvalt het ons.

U moet Job niet verkeerd verstaan. Hier is geen nihilist aan het Woord, die meent: het is toch allemaal niets. Hier is geen fatalist aan het woord, die de overmacht van het lot aanvaardt. Hier is een man aan het woord, die het vege lijf heeft gered uit een springvloed van rampen en die daaraan ontdekt wat een mens eigenlijk is. Hoe komen we in de wereld, en hoe gaan we er uit? Als we dat eens meer bedachten, zouden we niet zo aan geld en goed hechten, zou de eenvoud ons kenmerken, ook in deze tijd van overdaad.

Hoort, wat Job er aan toevoegt: de Here. Dus niet het lot, maar God! Daar hebt u het verschil tussen hem die God kent en hem die God niet kent, al kan deze laatste godsdienstig zijn. Kennen wij God, dan leren wij Zijn naam over ons leven uitroepen in voorspoed en in tegenspoed. De Here heeft gegeven. Wat Job had, had hij gekregen, en zo was hij er rijk mee geweest. De Here had het hem gegeven, genadig verleend. Daardoor verminderde het niet in waarde; integendeel, dat was 'meer waarde'.

Dat mag dankbaar erkend worden. Doet u het wel eens? De mensen halen God er bij, als het hun niet naar de zin gaat, en doen Hem allerlei verwijten. Maar als het voor de wind gaat, wordt Hij nergens in gemoeid of bij genoemd. U hebt de uwen nog, en het uwe. Kijkt er eens naar met ogen, door dit woord geopend. Bedenkt dat de Here geeft, opdat u voor Hem leeft. U kunt er wel eens zo blij mee zijn, dat u bijna bang wordt. Dat is een heidense angst, als waren de goden vol naijver bij de welstand der stervelingen. De Here is geen afgod. Hij geeft met milde hand en Hij gunt het ons van heler harte.

En de Here heeft genomen. Gegeven, genomen. Op één toonhoogte gesproken, zouden het vlakke woorden zijn. Job mompelt maar wat. Er is echter een ontzaglijk verschil in toonhoogte: genomen. Verschrikkelijk is dat. Genomen, alles wat hij had, zo maar. De Here. Zijn Naam wordt er bij genoemd. Wordt beleden bij dit genomen.

Job eert de macht en het recht des Heren. Hij houdt het beschikkingsrecht over wat Hij schenkt. Hij doet geen onrecht, als Hij het ons ontneemt. Wie zal tot Hem zeggen: wat doet Gij? Job lastert God niet. Er wordt geen vuist gebald en geen vloek gebruld, er wordt niet eens luidkeels geschreeuwd. Het klinkt zo stil, zo ontstellend stil: de Here heeft genomen. Gegeven, nu goed. Maar genomen, dat mag niet. Daar worden wij balorig onder. Job niet. De Here Die neemt is Dezelfde als Die geeft. Job houdt zich aan Hem! Dat is meer dan geduld, dat is geloof.

En het geloof worstelt naar de lof: De Naam des Heren zij geloofd. Begrijpt u dat? Het is al veel gevraagd om te zeggen: De Here heeft gegeven en de Here heeft genomen. Zet daar maar een punt. Wie verder gaat kunnnen wij eigenlijk niet meer volgen. Job gaat verder: de Naam des Heren! Nu, wat. Verzwijgen maar? Vervloeken dan? Vrezen, zoals de vrienden zeggen. Loven! Dat is zeker veel gezegd. Meer dan Job waar kan maken, wanneer zijn smarten worden gerekt van de ene dag in de andere. Hij sprak het toch vanuit de kennis van God. Dat is het geheim van dat wonderlijke lied, het lied in de nacht. Het wordt in de nacht gegeven als een psalm, een loflied! Job klernt zich in nood en dood vast aan God, Die lofwaardig is, wanneer Hij geeft en wanneer Hij neemt.

De Naam des Heren zij geloofd. De lof is betamelijk, ook in deze omstandigheden. O, dat zou ik nooit kunnen! Ik ook niet. Ik klaag al over kleinigheden, die niet naar wens gaan, over dingen die mij moeilijk vallen in mijn leven. Neem het eens kwalijk! En dan loven, wanneer alles ons wordt ontnomen. Habakuk gaat vlak naast Job staan: zo zal ik nochtans .. Hier is het geloof aan het woord. Geloven leert loven. Ik ben Job niet. En ik kan van te voren niet weten of ik, net als Job de Here zou loven, als het mij zo verging. Ontvangt de Here de eer van Zijn Naam in uw leven? Dan zal Hij er voor zorgen dat er ook in de nacht gezongen wordt! Wat in de nacht gezongen wordt, kan bij klaarlichte dag niet geleerd worden; en dat hoeft ook niet. Hoopt op God, want Ik zal Hem nog loven. Zo waar, Job doet het: de Naam des Heren zij geloofd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Geven en nemen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's