De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De roeping Gods I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping Gods I

Pastorale overwegingen

8 minuten leestijd

Na onze uiteenzettingen over de orde des heils, gaan wij in de thans volgende artikelen samen nadenken over het eerste punt, dat bij een bespreking van 'Gods weg met een zondaar' aan de orde dient te komen, nl. de roeping.

Het komen tot God door de roeping Gods

Niemand zal immers ooit tot God komen, of hij moet daartoe eerst door Hem geroepen zijn. Het initiatief om binnen te treden in de gemeenschap met de Schepper en Verlosser gaat helemaal van God uit. 'Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt' (Rom. 3 : 11). 'De gehele wereld is voor God verdoemelijk' (Rom. 3 : 19b). De ganse schepping en ieder mens afzonderlijk ligt door de zonde onder het oordeel, de vloek van God.

Verdiend zou dus zijn, dat God nooit meer Zijn mond opendeed en eeuwig zweeg in een toornend zwijgen over de gevallen schepping. Daarom is het wonder des te groter, dat God Zijn schepping niet heeft losgelaten, dat er een 'sprake Gods' uitgaat over de aarde, waarin Hij voor de ogen en oren van Zijn schepselen van Zijn Majesteit, heiligheid en goedheid getuigt (Ps. 19 : Ivv.) Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid liggen als het ware verspreid op al Zijn werken (Rom. 1 : 18w.)

Algemene Openbaring

Het is niet onze bedoeling hier uitvoerig te spreken over deze zogenoemde algemene openbaring. We noemen dit punt al­leen maar om duidelijk te maken, dat er ook buiten het terrein van het verbond, van de Woord-openbaring en de prediking des Woords, in de Schrift sprake is van een Goddelijke bemoeienis met Zijn schepselen. God laat Zich niet onbetuigd. Heel de schepping, de natuur roept ons op om in aanbidding neer te knielen voor de Schepper. En de wereldgeschiedenis is een getuigenis van de almachtige Godsregering, waarmee Hij de dingen leidt naar de voleinding en het alles straks doet uitlopen op de glorie van Zijn onvolprezen Naam. Voorts zijn er die duizend en één gebeurtenissen, grote en kleine, in ons dagelijks leven, waarin de hand des Heeren opgemerkt moet worden. Om dan nog maar te zwijgen over de innerlijke roerselen van een mensenziel, die door de heilige Geest vaak in beweging gebracht worden en waarin Godzelf als door een innerlijke drang Zich aan de mens manifesteert. We spreken in dat verband dan over het geweten.

Dat alles maakt, dat wij niet te verontschuldigen zijn (Rom. 1:20). Aanhoudend laat God op deze wijze Zijn onvervreemdbaar recht als Schepper op ons gelden. Er gaat geen mens ongewaarschuwd verloren. En ook laat de Heere daardoor merken, dat Hij Zijn schepselen nog maar steeds achterna loopt met velerhande betuigingen van Zijn goedheid. God roept, ook door wat we noemen de algemene openbaring.

Niet genoegzaam

Maar deze algemene roeping Gods, waaruit blijkt, hoezeer de Heere bereid is Zijn mond open te doen en tot Zijn gemeenschap terug te roepen, is niet genoegzaam tot de zaligheid. Voortdurend verdringt de mens door zijn diep geworteld verzet tegen de levende God deze God, Die Zich aan hem openbaart. Hij verdringt en vervangt de dienst van die levende God door een aangepaste godsdienstigheid, door verering van eigengekozen goden, door een eigenwillige godsdienst, waardoor hij zichzelf de idee geeft, dat hij de Schepper Zijn deel geeft, maar inmiddels toch voor Hem overeind blijft. Hoe groot, dat God het daarom niet gelaten heeft bij deze algemene genade in de openbaring van Zichzelf in de natuur, de geschiedenis en het geweten. Die op zichzelf zijn niet genoegzaam tot zaligheid vanwege de rebellie van 's mensen hart en omdat ons door dit alles niet de weg gewezen wordt om via de Zaligmaker tot God terug te keren.

Roeping door het Woord (de Schrift)

Daarom heeft God Zich op een bijzondere wijze geopenbaard en komt Hij op een aanbiddelijke manier tot Zijn schepselen door het Woord. De Bijbel is Gods laatste appèl op de mens: Keer terug! Daarin claimt God als het ware heel Zijn schepping, laat Zijn heilig recht verkondigen door profeten en apostelen en zet de deuren van Zijn Vaderhart open in Zijn Zoon Jezus Christus. Hij wil niet, dat de mens verloren gaat, maar behouden wordt. En Hij heeft Zelf door Zijn grondeloze barmhartigheid in Zijn Kind Jezus Christus een 'verse en levende weg' ontsloten om tot Hem terug te keren.

Deze openbaring van Gods heilswil in de Schrift is noodzakelijk, willen wij de zaligheid beërven. Door de verkondiging van Zijn wil en wet roept God tot bekering. Door de beloften, die in Christus ja en amen zijn, door de verkondiging dus van het Evangelie, roept God tot geloof.

’Hoe zullen zij Hem immers aanroepen, in Welke zij niet geloofd hebben? En hoe zullen zij in Hem geloven, van welke zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? Gelijk geschreven is: Hoe liefelijk zijn de voeten dergenen, die vrede verkondigen, dergenen, die het goede verkondigen!' (Rom. 10 : 14, 15).

Ieder, die op het erf des verbonds, onderde prediking van dit Woord leeft, wordt van Goduit welgemeend weggeroepen uit de slavernij der zonde en des doods en gewezen op die Ene, Die alleen redden kan: Jezus Christus. Er is een algemene roeping Gods via het Woord, die tot ieder komt, die onder dat Woord verkeert. Er is ook een algemene aanbieding des heils, waarmee God tot aan de einden der aarde gaat. Christus heeft eenmaal over Jeruzalem, dat op het punt stond Hem te kruisigen, geweend: Hoevele malen heb Ik u bijeen willen vergaderen .. . (Matth. 23 : 37). Calvijn sprak over het bloed van Christus, dat vloeien blijft over heel de gemeente, die naar Gods Naam is genoemd.

Dordtse Leerregels

Het valt op, dat de Dordtse Leerregels, die zo uitdrukkelijk spreken over de verkiezing van eeuwigheid en de uitwerking daarvan in het hart van een zondaar door een eenzijdige daad Gods in de wedergeboorte, toch steeds met even grote nadruk spreken over de verkondiging van het Woord Gods aan iedere zondaar. 'En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk ver­kondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus de Gekruisigde... En de oorzaak of schuld van het ongeloof (bij hen, die dit Evangelie niet geloven) ... is geenszins in God, maar in de mens.' (Dordtse Leerregels, I, art 3 en 5). En in het tweede hoofdstuk van diezelfde Leerregels: 'Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte alle volkeren en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof' (artikel 5). En in hoofdstuk III, IV: 'Doch zo velen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstiglijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waarachtiglijk in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is; namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven' (art. 8). Het verkiezend welbehagen des Vaders wordt uitgewerkt in de weg van het verbond, in de weg van de prediking van Gods beloften aan alle zondaren.

De Algemene roeping Gods als pleitgrond

Deze roeping Gods, die tot alle kinderen des verbonds komt, zonder onderscheid, is de pleitgrond van een mens, die om genade verlegen is geraakt door de ontdekkende kracht van Gods heilige Geest. Het eerste, wat een zondaar gaat doen in deze verlegenheid is God voor waar houden in wat Hij belooft aan goddelozen. En het tweede, wat hij doet, is geloven, dat wat God in het algemeen aan iedere goddeloze aanbiedt, nu ook voor hem waar is, juist omdat God geen onderscheid maakt. De vraag is dus, of wij ten eerste geleerd hebben onze naam in te vullen, als de Heere in Zijn Woord spreekt over een goddeloze: De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de Heere onze God ...' Dan leert Gods Geest ons voorts ook onze naam in te vullen, wanneer God belooft: Zo zal Ik Mij Zijner ontfermen.. .' (Jes. 55 : 7).

Wel komt bij u misschien echter tenslotte de vraag boven, of het dan niet nodig is, dat de algemene roeping Gods door het Woord krachtdadig en onwederstandelijk in ons hart wordt ingedragen door de heilige Geest. Met andere woorden: Staat het een mens vrij om deze roeping Gods aan te nemen of te verwerpen? Is er naast deze algemene roeping door het Woord niet meer dan het antwoord des geloofs van 's mensen kant? Daarover graag een volgende maal.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1972

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

De roeping Gods I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1972

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's