Dr. C. Graafland over z’n Amsterdamse jaren
Zondag 8 oktober nam dr. C. Graafland in verband met zijn benoeming tot hoogleraar te Utrecht, afscheid van de Hervormde gemeente van Amsterdam. Dr. Graafland is in deze stad werkzaam geweest als predikant van de Oranjekerkgemeente B sinds september 1968. Ter gelegenheid van dit vertrek stond een vraaggesprek met prof. Graafland in 'Groot Amsterdam', waarvan hier een gedeelte volgt:
Hoe wil u uw 'Amsterdamse jaren' voor uzelf karakteriseren?
Ik vind het moeilijk om dit in één woord samen te vatten. Aan de ene kant heb ik het mooie en boeiende jaren gevonden. Omdat ik het gevoel had, hier op een intense manier met het leven en met de mens te maken te hebben, met de voortdurende uitdaging om zo en hier het evangelie te vertolken, met al zijn verrassende en teleurstellende ervaringen, die dat met zich meebrengt. Aan de andere kant ben ik in deze jaren ook erachter gekomen, dat de kerk uit de horizon van ons volk vrijwel verdwenen is. Dat brengt met zich mee, dat je in Amsterdam als predikant een eenzaam bestaan leidt, omdat je ergens niet serieus genomen wordt. Terwijl je toch de zekerheid hebt, dat dit een vergissing is, die voor een stad als Amsterdam tragische gevolgen heeft.
Welke ervaringen hebben de contacten van gemeenteleden u gegeven?
Een paar weken geleden hoorde ik, dat destijds ds. Groenenberg, toen hij nog predikant was in Amsterdam, voor het ministerie van predikanten een causerie heeft gehouden over 'Amsterdamse vroomheid'. Toen ik hoorde, wat hij toen daarvan gezegd heeft, herkende ik daarin mijn eigen ervaringen. De Amsterdamse vroomheid, liever zou ik willen zeggen, religiositeit, is erg gevoelig en tegelijk erg oppervlakkig. Men vangt de dingen gevoelsmatig, emotioneel en niet zelden sentimenteel op. Vaak ook met grote felheid en openhartigheid. Maar het gaat niet diep, het blijft niet lang hangen. Voor mij was dat een overgang, omdat ik uit een gemeente kwam, die heel anders was. Ik heb eigenlijk nooit helemaal me in dit vroomheidstype thuis kunnen voelen. Het heeft ook een sterk moralistisch karakter, of zo men wil, ethisch. Zelf kom ik meer uit de mystieke hoek, met meer aandacht voor de diepte, en misschien te weinig voor het ethische. Juist dat laatste heeft mij ook veel geleerd. O.a. dat de bevinding niet zonder de daad kan. Ik heb vaak een gevoel van jaloersheid bij me gehad als ik merkte hoe gemeenteleden met een minimum aan geloofsdiepte een maximum van christelijke liefde en barmhartigheid aan de dag legden.
Hoe ziet u de positie van de Amsterdamse gereformeerde bondsleden in het geheel van de hoofdstedelijke hervormde kerk?
Laat ik beginnen met te zeggen, dat ik wat dat betreft met weinig verwachting naar Amsterdam ben gekomen. Maar al doende heb ik de vitaliteit en de trouw en ook het niveau van deze groep als zeer positief ervaren. Ik heb me onder hen thuis gevoeld en ik ben er dankbaar voor, dat ik voor hen wat heb mogen betekenen. Hun positie in Amsterdam brengt met zich mee, dat zij een wat geïsoleerde groep vormen. Daar heeft de hervormde gemeente zelf aan meegewerkt, hoewel ik er eerlijkheidshalve aan moet toevoegen, dat de Gereformeerde Bonders dit zich vrij gemakkelijk laten welgevallen. Zij zijn niet wars van het isolement. Zij voelen zich thuis onder elkaar. En zij kunnen hun zaken ook aardig op peil houden. Maar toch vind ik het jammer, dat het zo is. Ik vind het jammer voor de Gereformeerde Bonders, omdat zij toch de confrontatie en de integratie met en in de hele gemeente nodig hebben, omdat anders hun isolement verstart en onbelangrijke dingen belangrijk voor hen gaan worden. En aan de andere kant verbeeld ik mij, dat ook de Amsterdamse gemeente het nodig heeft om de Gereformeerde Bonders werkelijk in haar midden te hebben. Daar zou de gemeente geen schade onder lijden, hoewel ik het me kan voorstellen, dat zij het soms lastige mensen vinden. Maar ik ben er toch zeker van, dat de baten meer zullen zijn dan de lasten.
Wat ziet u als grondoorzaken van de verminderde kerkelijke belangstelling in de grote stad in het algemeen?
Daarover doen zachtjesaan zoveel meningen de ronde, dat ik niet meer de moed heb om te zeggen: daar of daar ligt het aan. Er zullen wel meerdere oorzaken voor aan te wijzen zijn. Wel mag ik met dankbaarheid constateren, dat ik in deze jaren niet voor stoelen en banken heb hoeven te preken. De eerste dienst na mijn intrede telde 70 kerkgangers. Sindsdien/is het steeds toegenomen. Dat zeg ik helemaal niet om mij daarop te beroemen. Ook niet om te zeggen: dus zo moet het. Ik zeg het alleen, omdat ik er zelf zo door verrast ben geworden en omdat ik het toeschrijf niet aan mijn preken, maar aan het Woord, dat ik in mijn preken telkens heb proberen te vertolken, en vooral pastoraal en persoonlijk tot de gemeente heb proberen te brengen. En tot mijn verrassing heb ik ervaren, dat dit kon, dat het Woord zich daarin presenteerde als een woord voor nu en voor ons en ook voor Amsterdam. Daarom vind ik het zo jammer, dat de mensen de weg naar de kerk niet meer kunnen vinden. Dat is voor de mensen erger dan voor de kerk.
De greep van de kerk op de jeugd is zwak, hoe zou daarin volgens u verandering kunnen worden gebracht?
Ook deze vraag vind ik te moeilijk om daar zo maar op te antwoorden. Ik dacht, dat wij in ieder geval in de confrontatie met de jeugd het evangelie overeind moeten laten staan. Daar vragen zij ook om. Geen aanpassing. Maar wel dient de kerk tegenover de jeugd de relevantie, de geloofwaardigheid van het geloof aan te duiden. Door persoonlijke waarachtigheid, en door met het evangelie in te gaan in de concrete situatie. Maar ik wil niet beweren, dat dan de zaak voor elkaar is. Er is een leefklimaat, waarin onze jongeren ademen, dat voor het evangelie onbereikbaar schijnt te zijn. Maar dit kan voorbij gaan, en er zijn tekenen, dat het aan het voorbijgaan is. Misschien kunnen wij de Jesus-people-beweging als zo'n teken zien.
Waarom betreurt u het thans het wijkwerk vaarwel te moeten zeggen?
Ik heb het sterke vermoeden, dat ik de gemeente heel erg zal missen. Niet alleen in het directe pastoraat, dat ik altijd met liefde heb gedaan. Maar ook in de prediking zal ik de wisselwerking missen. Je maakt met je gemeente een geschiedenis door, in de week èn op de zondag. Daardoor krijgt de Woordverkondiging vlees en bloed, waardoor luisteren een vorm van actieve deelneming is. En dat heb ik in Amsterdam heerlijk gevonden, dat de prediking door de gemeente zo actief en inspirerend wordt aangehoord, dat het werkelijke dialoog was. Daarom begrijp ik hen niet, die zeggen dat de preek een monoloog is. Dan ben ik geneigd te denken: dan hebben zij nog nooit gepreekt. In de Amsterdamse gemeente heb ik de prediking als dialoog ervaren. En dat zal ik vreselijk missen, ook al hoop ik te blijven preken.
Wat is nu uw taak in Utrecht?
Die taak is tweeledig. In de eerste plaats ga ik daar de leerstoel bezetten, die jaren geleden door de Gereformeerde Bond daar is gevestigd en die vóór mij is bezet geweest door prof. Hugo Visscher en prof. J. Severijn. De bedoeling is, dat ik de studenten met name inleid in de klassieke gereformeerde theologie, maar dan, wat mij betreft, zeker niet zonder de confrontatie met de nieuwere theologie. Omdat ik het bijzonder urgent vind om de relevantie van de reformatorische traditie ook in onze tijd aan te tonen. Ik zeg niet, dat ik dat zal doen. Ik zal het proberen, en ik hoop, dat er iets van terecht komt, en dat de jongens er wat aan zullen hebben voor hun komende taak. Daarnaast heb ik als opdracht gekregen om de studenten, voorzover zij dat willen en er behoefte aan hebben, persoonlijk te begeleiden. Ik vind het fijn, dat dat er ook bij is, omdat ik dan toch mijn pastorale inzet nog niet helemaal aan de kant hoef te zetten. Vooral dat laatste geeft mij ook de vrijmoedigheid om het werk in Amsterdam los te laten. Tenslotte is de kerk ook gediend met de opleiding. Want het blijft ook daarin gaan om de gemeente van Jezus Christus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's