Uit de pers
De Hervormde kerk en de Geref. Bond
In het blad 'In de Waagschaal' van 26 aug. gaat dr. H. Bartels in op de kwestie van subsidieverlening aan Herv. Geref. organisaties uit de Generale Kas. Dr. Bartels is van mening dat de kwestie bond/nietbond, zoals hij het uitdrukt, een zware belasting vormt voor het leven en de geloofwaardigheid van de hervormde kerk. Het kost moeite de verhouding nog een beetje dragelijk te houden. Wat een kwalijke indruk maakt het niet op rand-en buitenkerkelijken! Hij betreurt het dat de synodale functionarissen de zaak in de synodevergadering zo onschuldig voorgesteld hebben. Z.i. moeten de achtergronden ter sprake komen. Zakelijk zit het verschil tussen de G.B. en de anderen volgens dr. Bartels vast op een dogmatisch verschil en een verschil inzake kerkelijk beleid. We citeren uit zijn artikel het volgende;
Hoe komt Gods openbaring tot de mensen? Zij gaat in onze mensenwereld en verbindt zich daarmee zodat er een inzicht, houding, overtuiging, daad ontstaat, waarin Gods openbaring op de een of andere manier samenwoont met menselijke individuele of groepsreakties. De discussie gaat nu over dit 'op de een óf andere manier'. Hoe dan? Het concilie van Chalcedon heeft in 451 geprobeerd dit te formuleren, door aan te geven, hoe in Jezus God en mens samenwoonden. Het kwam niet verder dan tot een aantal negatieve aanduidingen (ongedeeld en ongescheiden, onvermengd en onveranderd). In de verbinding blijft iets van een geheim zitten. De resultaten van deze verbinding in geschriften, uitspraken, daden zijn dus steeds dubbelzinnig: wat van God afkomstig is en wat van mensen, is niet precies uit elkaar te halen. Deze resultaten zijn voor ons dus leerzaam om te zien: 'zó is dat blijkbaar vóór ons gegaan', maar a. ze zijn tot stand gekomen mede door zondige mensen, en je kunt je er dus niet op verlaten; en b. de verbinding komt iedere keer opnieuw tot stand en dus anders, a.h.w. verder opgeschoven naar het einde: de mensen veranderen, hun omstandigheden en reakties. Daarom heeft de hervormde kerk terecht gesteld dat wij belijden 'in gemeenschap met de belijdenis der vaderen' en 'zich strekkende naar de toekomst van Jezus Christus' (art. X van de kerkorde): wij belijden dezelfde Heer en doen dus hetzelfde als de kerk vroeger, maar wij zijn het die belijden en het resultaat zal dus veelal niet hetzelfde zijn. De gereformeerde bond stelt in feite dat het geheim van de verbinding in bepaalde geschriften, nl. de belijdenisgeschriften van de calvinistische kerken uit de zestiende eeuw, voor altijd is onthuld: daarin is dé verbinding eens voor al gegeven. Wie hun boekje 'Gewoon hervormd' leest, ervaart dit bladzij na bladzij al zal dat in theorie niet zo gesteld worden. Daarom wilden zij indertijd in art. X van de kerkorde lezen: 'in overeenstemming met de belijdenis der vaderen'. Uit deze opvatting volgt al het andere, waar een andersdenkende zo vreemd tegenaan kijkt: hun fundamentalisme, hun conservatisme, hun geslotenheid voor andere inzichten, hun afkeer van samenwerking met andere hervormden.
Omdat wij het geheim van de verbinding nooit helemaal in onze vingers kunnnen krijgen ontstaan (en vergaan) er verschillende 'modaliteiten'. Dat is goed en nodig, het bestaan van modaliteiten bewijst, dat de mensen echt in beweging zijn gekomen en zélf zijn gaan reageren. Deze modaliteiten zullen elkaar steeds naar hun geloofsbrieven blijven vragen en zo altijd weer zich naar de eenheid van Jezus Christus alleen blijven uitstrekken. In een kerk gaat het dus om het belijden van Jezus Christus alleen en echt en nu, en dus zo ingegaan, om 't mensenleven, dat dat op verschillende manieren gebeurt. De kerk moet dus ruimte willen laten aan verschillende modaliteiten en daarbij een aantal vrij ruime grenzen trekken, omdat als het duidelijk niet meer om Jezus Christus gaat, dit best mag, maar dat dan beter in ander verband, niet binnen de kerk, kan gebeuren. Waar die grenzen liggen moet de kerk zelf bepalen: op de noodzaak van deze bepaling door de kerk zelf is onze kerkorde gebouwd, en ons kerkelijk leven toont ook, dat de hervormde kerk ruim, maar niet onbegrensd is. '
De gereformeerde bond huldigt een anderp kerkopvatting: in feite heeft maar één opvatting van het evangelie bestaansrecht, nl. de hunne. De kerk behoort dan ook geen modaliteiten te kennen, zij willen zelf ook niet als modaliteit betiteld worden. Andersdenkende hervormden moeten zoveel mogelijk geweerd worden: dus eigen organisaties maken voor jeugdwerk, zending, predikantsopleiding, eigenlijk voor alles, en daar waar het niet nodig is omdat men de meerderheid heeft alle andersdenkenden weren, vooral in de kerkeraden. De gereformeerde bondsorganisaties beogen dan ook niet, samen met de anderen kerk te zijn, maar alléén kerk te zijn. Zij accepteren dus graag predikantsplaatsen in gemeenten, die overwegend anders zijn — eigenlijk behoorden immers alle predikantsplaatsen hun toe te vallen? — maar omgekeerd geven zij in gemeenten waar zij de meerderheid hebben geen ruimte aan andersdenkende hervormden — want iedereen behoort in de kerk toch te denken als zij? Wie de nu door de synode gesubsidieerde gereformeerde bondsorganisaties of andere bonds-organisaties steunt, steunt dus niet een van de instellingen, die op hun gebied samen met de anderen kerk willen zijn — dan zou de bond een modaliteit zijn — maar een instelling, die het alléén wil zijn.
Het moet de schrijver als een verdienste aangerekend worden dat hij zich duidelijk verstaanbaar uitdrukt. Ieder weet, waar hij met dr. Bartels aan toe is. Vanuit een bepaalde visie op het dogma van de Kerk inzake de Goddelijke en menselijke natuur van Christus worden vérgaande uitspraken gedaan over de modaliteiten en wordt de Bond getekend als een machtsinstituut, en een voor deze modaliteitenvisie gevaarlijk partij-orgaan. Dr. Bartels verbindt aan zijn uiteenzetting ook een aantal conclusies:
a. Het dogmatisch verschil gaat diep, ook omdat het tot in allerlei konsekwenties merkbaar is. De belijdenisgeschriften uit de 16e eeuw, de letterlijkheid van de bijbel en dgl. hebben zich als een blok tussen Jezus Christus en Zijn gemeente ingeschoven. Die werken, om Noordmans vrij te citeren, meer als een stok om te slaan dan als een staf om te gaan. Of misschien preciezer: de staf is er ook wel, maar eerst komt de stok. Dat kan ik niet meezien. Maar wie ben ik dat ik oordelen zou? Bovendien, ik ben hervormd en ga dus ver in het zien van verschillende opvattingen binnen de kerk.
b. Hun standpunt op het punt van kerkelijk beleid daarentegen dunkt mij voor de kerk niet aanvaardbaar, dit is in strijd met art. X van de kerkorde en met heel het hervormde denken, dat de kerk — en niet enkelingen of verenigingen — wil laten uitmaken waar de grenzen der kerk liggen, en dat niet de exclusiviteit van deze ene opvatting wil. De hele narigheid van de buitengewone wijkgemeenten in wording en de andere verdrukte minderheden was uit de wereld, als zij de aard en de spelregels van de kerk, waartoe zij zeggen te willen behoren, in ernst namen. Men kan niet ergens lid van zijn en dan de gemeenschappelijk tot stand gekomen spelregels aan zijn laars lappen.
c. Of de kerk modaliteiten moet subsidiëren is een belangrijke vraag, die hier echter niet in geding is. Want het gaat hier om subsidiëring van exponenten van een stroming, die niet modaliteit wil zijn naast anderen, maar die het alléén-recht wil. Dat is iets anders.
d. Dat het hier zou gaan om lekenorganisaties tegenover de 'ambtelijke' kerk is niet vol te houden. Het zijn juist de ambtsdragers en de ambtelijke instanties van gereformeerde bonds-kleur waar je in het kerkelijk leven op botst.
e. Het subsidie aan déze organisaties is een fout geweest. Bij de maatregel t.a.v. de generale kas is door verschillende synodeleden gesuggereerd, deze te termineren op vijf jaar. Wellicht is een goed compromis alsnog te besluiten, het subsidie geleidelijk te laten aflopen in vijf jaar.
f. We moeten proberen feitelijker en zakelijker over elkaar te praten en te schrijven. De wijze waarop in de juni-synode de subsidiëring van synodewege is verdedigd glijdt over de werkelijkheid heen en kan hun alleen maar de irritatie en verwijdering vergroten. De manier waarop in de gereformeerde bondspers over andere hervormden en de hervormde kerk in haar geheel veelal wordt geschreven — ook door wat er niét wordt vermeld — voedt bij de argeloze lezer een sfeer, die hem in het gunstigste geval wat van hervormd-kerkelijke zijde — buiten de bond — komt met argwaan doet naderen en in het ongunstigste geval iedere mogelijkheid — laat staan: wenselijkheid — tot benadering buiten zijn leefwereld houdt. Wie in zijn functie regelmatig met bonds-kerkera(a)d(sle)en te maken heeft ervaart telkens een sfeer van 'we kunnen prettig met elkaar praten — en dat is niet niets — en wat praktische regelingen maken, maar in feite hebben we immers geen boodschap aan elkaar'.
Tenslotte: het is vaak zo, dat als iemand gewoon zegt wat hij meent — talloze andere hervormden menen het trouwens ook ongeveer zo — er ach en wee wordt geroepen en de zaak daardoor in de emotionele sfeer wordt getrokken. Ik zou willen vragen: doe dat niet en als u reageert, reageert u dan zakelijk. Ik heb niets tegen bonders persoonlijk, enkele collega's onder hen ken ik vrij goed en acht ik hoog. Maar als hervormde heb ik zakelijk iets tegen de bond.
Ook dit liegt er niet om: De G.B. wil geen modaliteit zijn, maar ze streeft naar het alleenrecht. Op grond van dit alles acht dr. Bartels de subsidiëring onjuist. Nu meen ik dat de kwestie van het al-of-niet subsidiëren in dit artikel op het tweede plan komt. Belangrijker is de visie van Bartels op dogma van de Kerk inzake Jezus Christus en de consequenties die hij eruit trekt voor belijden en beleid. Belangrijk is ook de wijze waarop m.i. het diepste motief van het zijn van de G.B. in de kerk miskend en vertroebeld wordt door de G.B. het etiket van een partij orgaan op te plakken.
Zakelijke meningsvorming
De visie van dr. Bartels is niet onweersproken gebleven. Ds. W. Balke, ds. A. Kool en ds. S. Meijers geven in 'In de Waagschaal' nr. 14 een reactie op dit artikel. Voor de duidelijkheid menen we er goed aan te doen het gehele artikel ongeveer over te nemen. De drie genoemde predikanten schrijven het volgende:
Wij voelen ons gedrongen tot een reaktie. Niet alleen omdat we vinden dat ons zelf en de stroming waarbinnen wij staan onrecht wordt aangedaan, maar ook omdat door dr. Bartels' theologische journalistiek de gemeente die 'In de Waagschaal' wil dienen niet zakelijk wordt geïnformeerd. Dr. Bartels geeft in zijn artikel een aantal persoonlijke meningen, die een vertekend beeld geven van de werkelijke situatie en een toetsing vanuit de zaak zelf niet kimnen doorstaan.
De dogmatische hoek van waaruit in het artikel van dr. Bartels de hele gereformeerde bond wordt bezien is het probleem, dat door het concilie van Chalcedon is opengelaten: hóe woont God samen met de mens? Onloochenbaar is dat een probleem. Maar: gaat het daar nu in de geschiedenis van de G.B. centraal om? Noch in de historie van de G.B. noch in de kerkelijke pers uit die hoek is het probleem van Chalcedon aan de orde. Het gaat altijd om het gezag van de bijbel in samenhang met de rechtvaardiging van de zondaar, en de vragen die dit voor het geloof oproept. Daar klopt het hart van de traditie waaruit de G.B. is voortgekomen. Voorts wordt gesteld, dat de belijdenis van Chalcedon door de bond voortdurend wordt geïnterpreteerd vanuit de vergoddelijking (verabsolutering) van bepaalde menselijke opvattingen. Nu hebben we volgens dr. Bartels opeens de sleutel in handen tot de herkenning van de G.B.: de verabsolutering van de belijdenisgeschriften, het separatisme, de vrijmoedigheid waarmee de G.B. buitengewone wijkgemeenten laat ontstaan in gemeenten van zijn signatuur, de letterlijkheid in zijn bijbelopvattingen (N.B.!), de wettische manier waarop de bond de belijdenisgeschriften wil zien toegepast, enz. Kortom, vanuit een onbewezen stelling worden situaties van de praktijk en theologische posities 'doorlicht'. Als zodanig is het artikel van dr. Bartels een misgreep en journalistiek misleidend.
De fafitelijkheden worden zo uitgezocht en gepresenteerd, dat ze met deze stelling kloppen: de tegenstelling bond-niet bond schijnt één der voornaamste struikelblokken voor de onkerkelijken en voor de geloofwaardigheid van de kerk, en de G.B. geeft per definitie geen ruimte aan anderen. Dr. Bartels spreekt hier voortdurend halve waarheden, doordat de zelfkritiek ontbreekt en de samenhang van de feiten in de kerk genegeerd wordt. Hij vergeet systematisch, dat bij het samenleven van de verschillende groeperingen in de kerk aktie en reaktie samengaan, waarbij we elkaars schuldenaars zijn.
Wij beseffen, dat er in de kring, die door de G.B. wordt vertegenwoordigd, dingen zijn, die beneden de maat van de bijbel zijn. Dat is niet slechts de zonde van de G.B. maar van de hele kerk. De wettische Jood leeft in ons aller hart!
Tegenover hetgeen dr. Bartels te berde brengt, laten zich ongetwijfeld andere feiten zetten. De klacht over de éénzijdigheid en afzijdigheid van de bond vanuit het midden van de kerk klinkt bovendien zo vals omdat de G.B. in veel gevallen — er zijn gelukkig uitzonderingen! — slechts als een randverschijnsel mee mag doen.
Hiervan zouden ook vele voorbeelden te geven zijn. De beschrijving van dr. Bartels dient echter allUeen om zijn theologische oordeel te ondersteunen. Als zodanig is het een slag in de lucht. Wij achten het gewoon zinloos ons op dit vlak te verdedigen, want het oordeel is al geveld voordat de feiten worden gesignaleerd. Mocht dr. Bartels behoefte hebben aan feiten, die de zijne logenstraffen dan zijn we bereid die te verschaffen en uit eigen ervaring. Wat ons betreft: in dit verband hebben we er nu geen behoefte aan, omdat het ons boven alles gaat om de vooringenomenheid van waaruit dr. Bartels heeft geschreven. Wij zijn bereid om onze zonden ons te laten voorzeggen en daarvoor te buigen. Wij zijn zelf bereid de dingen, die ons verdriet doen te signaleren, die door dr. Bartels niet worden genoemd, maar dan niet van onder het juk dat dr. Bartels ons oplegt, maar vanuit de omgang met de Bijbel. Zo alleen is het in overeenstemming met de zaak, waarvoor de G.B. begeert te staan.
Ook gaan de predikanten Balke, Kool en Meijers in op de kerkelijke beleidskwesties. Wat is de diepste achtergrond van Bartels' spreken over de G.B. en de kerk? Dat is h.i. de mosaiek-gedachte van de richtingen. Daaraan wordt alles opgehangen.
Dr. Bartels pleit voor een meer zakelijke aanpak. Inderdaad had wellicht de synode bij haar financiële beslissing meer het compromis en de gebrokenheid van de kerk kunnen erkennen, en zich beter wat minder op precedenten kunnen beroepen, met meer verdriet en minder diplomatie. Maar de oorzaak van de ellende ligt natuurlijk in de ongelukkige beslissing van de synode in juni 1971 waarbij de inning van het tientje voor de generale kas (een bedrag dat onbeperkt verhoogd kan worden) verplicht gesteld werd, met een stok achter de deur. Daartegen heeft bijna de helft van het aantal classes grote bezwaren geuit, en niet alleen de G.B. zoals dr. Bartels suggereert. (Zie het verslag in 'Woord en Dienst' 3 juli 1971.) Wat ons betreft had de G.B. zijn verzet nog een tijdje vol mogen houden om zo te komen tot een juistere oplossing. Nu is er dit compromis uit de bus gekomen over de buitengewone wijkgemeenten in wording.
Wij kunnen de aanleiding tot dr. Bartels' reaktie dus wel begrijpen. Toch is de reaktie zelf ons innerlijk vreemd. De kerkidee van dr. Bartels blijkt immers de mosaiekgedachte van de richtingen die er als tijdelijke verschijnselen moeten zijn en geroepen zijn achterhaald te worden. Hij veroordeelt de exklusiviteit van de G.B. — die toch iets met het gezag van de bijbel te maken heeft! — en stelt in plaats daarvan de spelregels van de kerk die op hun beurt blijkbaar ook exclusief zijn, zij het dan dat ze door dr. Bartels nergens worden geduid. Alle andere exclusiviteit dan deze door dr. Bartels gestelde en onduidelijke begrenzing is blijkbaar zonde. Hij zal o.i. moeilijk aan het verwijt ontkomen, dat hij het gezag waaronder de kerk staat en het evangelie van waaruit zij leeft tot een historisch gegeven maakt, dat zich in iedere tijd weer nieuw moet doorzetten.
Dr. Bartels zou er ook goed aan doen eens inhoudelijk kennis te netnen van het werk van de HGJB en IZB, die beide deze subsidie van de generale kas ontvangen. Hij zou dan ontdekken, dat hier geen partijaktiviteiten bedreven worden, maar bijbels materiaal aangereikt wordt voor arbeid overal in de kerk. Al dit werk wordt door G.B. gemeenten gefinancierd naast de last van de landelijke quota, terwijl zij met het werk van de hervormde jeugdraad en van 'Kerk en Wereld' in hun gemeenten hoegenaamd niets beginnen kunnen. Wij bedoelen geen pleidooi voor de financiële modes-vivendi te voeren, maar ook deze feiten dienen ter tafel te komen, voordat men over de door de synode genomen beslissing een recht oordeel kan vellen. Men kan wel degelijk het gehéél der kerk bedoelen en reformatorisch-katholiek bezig zijn, ook al vertoont men in zijn opstelling een — relatief — isolement.
De hervormde kerk gaat o.i. steeds verder de weg van de modus-vivendi en het congregationalisme op. Symptomatisch daarvoor zijn voor ons onder meer de bepalingen over de buitengewone wijkgemeenten in wording en het ambtsrapport Berkhof. Wij kunnen ons voorstellen dat dr. Bartels deze ontwikkeling, die ons rhet zorg vervult, positief waardeert. Maar is het dan waardig om te protesteren, wanneer deze ontwikkeling zich ook gaat doorzetten op het financiële vlak?
Tenslotte, wat ons het meest in het artikel van dr. Bartels raakt, is dat alle verdriet over de innerlijke gebrokenheid van het Lichaam van Christus ontbreekt. Wij nodigen hem uit onder de tucht van het ene Woord dat over allen gaat en zo onder het kruis van de kerk. Daar alleen gaan wij elkaar verstaan van binnenuit doordat wij onder één oordeel vallen. Wij moeten allen in de hervormde kerk 'gewoon hervormd' worden. Hervormen is herstellen van de christokratie in de kerk. Gewoon hervormd worden betekent voor de G.B. dat de organisatie heeft te funktioneren als een stroming. Maar dan zal de hervormde kerk deze stroom ook gewoon door haar bedding moeten voeren en deze niet indammen, zodat er aparte kanalen ontstaan. Dan moet men ophouden zich a priori tegen de G.B. af te zetten, omdat de kerk het legitieme van de G.B. niet dan tot haar grote schade kan verwaarlozen (aldus Van Ruler in 1950). Dit betekent het einde van een schimmengevecht zoals in het artikel van dr. Bartels gevoerd wordt. Zo iets is onder de maat van onze opdracht in de kerk en van de traditie van 'In de Waagschaal'.
Wij menen dat hier de vinger gelegd wordt bij zeer wezenlijke dingen terzake van de positie van de G.B. in de kerk, maar meer nog: terzake het reformatorisch karakter van de kerk. Dat het Woord van God richtend gaat over heel de kerk, dat het maar niet gaat om een mosaiek van richtingen, waarvan wij de reikwijdte bepalen, maar om het gezag van de Schrift, de religie van de belijdenis, de prediking van zonde en genade, de verzoening in Christus en het werk van Gods Geest komt bij dr. Bartels nauwelijks ter sprake. Het trieste is dat hij de G.B. partijpolitiek verwijt en zichzelf in de ruimte van de kerk plaatst, maar in feite zelf vanuit een eigen partij-standpunt poneert en redeneert.
Een naschrift dat niet verder helpt
In hetzelfde nummer van IdW. geeft dr. Bartels commentaar op het artikel van zijn drie collegae. Om de schrijver recht te doen drukken we ook hiervan het laatste deel af.
Ik zie drie wegen:
a. de gereformeerde bond krijgt grosso modo zijn zin. Op steeds meer predikantsplaatsen worden bonders beroepen (gesteld dat die er zouden zijn). De gezangen worden afgeschaft, zo mogelijk wordt de nieuwe psalmberijming door de oude vervangen. Overal worden de vrouwen weer uit de kerkeraden verwijderd. De contracten met de Wereldraad en de Raad van kerken worden verbroken. Wie niet tweemaal per zondag naar de kerk gaat is een slecht christen. De kerkorde wordt 'gezuiverd'. — Zo zou ik nog even door kunnen gaan. U zult het met me eens zijn, dat deze weg volstrekt buiten iedere realiteit staat.
b. er komt een splitsing in de kerk, de band knapt. — Hoewel we zoveel werkelijkheidszin dienen te hebben dat we moeten stellen, dat daar wel goede redenen voor zouden zijn aan te voeren, zou ik die weg bepaald niet op willen: ^de tijd voor kerksplitsingen is — zo die ooit al heeft bestaan — m.i. nu zeker voorbij.
c. De situatie wordt voorzichtig teruggedraaid. 'De Waarheidsvriend' gaat zijn bezwaren tegen de gang van zaken in de kerk feitelijker formuleren, minder alarmerend, gewoner. Er worden minder en minder grote woorden gebruikt in de zin van 'pal staan voor de belangen van Gods koninkrijk' etc. etc, op vergaderingen van de bond worden vooral sprekers van buiten de bond uitgenodigd; degenen in de bond, die de nieuwe psalmberijming prefereren en die weten dat bezwaren tegen de gezangen niet op geloofsgrond kunnen berusten gaan dit steeds duidelijker ook zo stellen. Naarmate dit gebeurt zal er b.v. bij de hervormde jeugdraad meer bereidheid komen, ja tenslotte ook echt begrip, voor óók ander materiaal en advies over het jeugdwerk, zodat de noodzaak van een aparte jeugdbond steeds minder zal worden. Ik noem maar een paar punten om te illustreren wat ik bedoel. Naarmate de bond een minder sterke band gaat betekenen, naar die mate zal de frustratie van zich een randverschijnsel te voelen afnemen, tenslotte heeft men de hele band van de bond niet meer nodig en leeft men in de kerk zoals de meeste anderen.
Het zal duidelijk zijn, dat ik c. als de enige goede weg zie. Of weet u nog een vierde weg die beter is? Zo ja, dan hoor ik die graag; zo nee, mag dan verwacht worden, dat u de weg van c. gaat en daar ook voor zult staan?
Tot slot nog twee vragen.
I. U zult misschien zeggen: je verwacht alles van ons en doet zelf geen stap. Ik voel die moeilijkheid. Maar wat moet ik eraan doen? Ik ben het echt niet eens met de gang van zaken in mijn wijkgemeente en ik heb soms grote bezwaren tegen synodebesluiten, maar ik ben geen lid van een groep en heb er ook geen behoefte aan het te worden; ik kan mijzelf dus niet verloochenen door mijn groepsbesef en deszelfs frustratie terug te dringen.
II. Geheel praktisch: er zal niets veranderen, als de toon van de Waarheidsvriend niet verandert. Want dat alarmerende geschrijf gaat erin als koek. Waarom wordt aan de nieuw benoemde synodesecretaris zelfs het voordeel van de twijfel niet gegund? De man is voordat hij uit Geneve hier is gekomen al vakkundig in mootjes gehakt. Wat denkt u — want het is het orgaan van uw groep — met zulke schrijverij toch te bereiken?
U merkt: Wij komen niet verder op deze wijze. Dr. Bartels volhardt hardnekkig bij zijn visie op de onverdraagzaamheid van de Bond. Wat hij onder c. van de G.B. vraagt en als oplossing ziet is in feite het meegaan met de huidige koers van de midden-orthodoxie. De juistheid van deze koers staat kennelijk bij dr. Bartels bij voorbaat vast. Op deze manier wordt m.i. elk kerkelijk gesprek geblokkeerd. Zelfs artikel X, dat toch speelruimte genoeg biedt komt dan niet meer ter sprake. De verhouding belijdenis-kerk wordt van meetaf geperst in het keurslijf van de modaliteitenvisie van dr. Bartels. In IdW. 15 schrijven de predikanten Balke, Kool en Meijers dan ook dat dr. Bartels' theologische journalistiek in het partij politieke vlak blijft steken en niet doorstoot naar de diepere theologische vragen. Een werkelijke discussie wordt daardoor onmogelijk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1972
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's