Onbegrijpelijk!
In de Waarheidsvriend vindt u doorgaans weinig artikelen over zending en zendingstheologie. En wellicht is het niet juist dat er zoweinig tegengif, zoals Calvijn dat uitdrukte, verschijnt tegen een zendingswetenschap, die zich nauwelijks van ontwikkelingshulp en politieke infiltratie zowel in uitwerking als in opzet onderscheidt.
Wie nu zou menen, dat het ontbreken van artikelen hierover betekent dat zich in de zendingswereld niets afspeelt, die is abuis. De actie Kom over de Brug II verkreeg een naschrift van de heer C. Timmer in Hervormd Nederland van 23 december, waarin het hartverwarmend succes van de actie wordt gesteld tegenover de kritiek van extreem links (Nieuwe Linie) en extreem rechts (Geref. Bond, G.Z.B, en Evangelische Omroep). De E.O. heeft door tegenwerking van deze actie getoond niets te betekenen te hebben. Nota bene! De heer Timmer schijnt er zich nooit van vergewist te hebben, dat tot het ledenbestand van de E.O. vele leden van kleine kerken en vergaderingen behoren, die een hoog percentage van hun inkomsten besteden aan het werk van de (geloof s) zending. 'Niets te betekenen', aldus zijn afdoend commentaar. Wat de Geref. Bond en de Geref. Zendingsbond betreft, hun niet-meedoen is jammer, omdat het beeld van de oecumene erdoor geschaad wordt. Niet dat het in de opbrengst nu zoveel verschil uitmaakt. En weer zeg ik: nota bene! Laat de heer Timmer de vergelijkende cijfers van classicale zendingscommissies eens bekijken; dan kan hij zien welk percentage er naar Oegstgeest en welk naar de G.Z.B, gaat, en dan zal hij tot vreemde conclusies komen. Doch vooral is het niet meedoen van de G.Z.B. pijnlijk voor 'hun zendingskerken' in Indonesië en Afrika, die 'er nu buiten vallen'. Ten eerste vraag ik aan de heer Timmer, wat 'hun zendingskerken' zijn. Denkt hij soms, dat wij een Gereformeerde-Bondsstekje in Indonesië en Afrika hebben? Ook deze jonge kerken zijn zelfstandig met een partnerschap met het thuisfront van onze zendingsarbeiders. Betere informatie zou u te pas komen, heer Timmer. Ten tweede: waarbuiten vallen die kerken? De heer Timmer weet het antwoord. 'De Toradjakerk in Indonesië, die het geld hard nodig had om projecten te verwezenlijken krijgt nu niets'. Enz. Is u dan geheel ontgaan, dat ons niet-meedoen met Kom over de Brug II tegelijk inluidt een schep er bovenop voor de G.Z.B, onder het motto: Wij blijven niet achter? Is u dan geheel ontgaan, dat de G.Z.B, tot nog toe elk billijk tekort op de rekening van de Toradjakerk heeft ingestaan? Is u dan geheel ontgaan... ? Ach, laat ik ermee ophouden. Misschien kan een abonnement op Alle den Volcke deze 'persman' helpen om hem gelijk al met het laatste nummer van 1972 te laten zien, wat de G.Z.B. aan die nieuwe projecten denkt te doen. Inmiddels, waar komt deze leugenpraat vandaan?
'Als de christenen in Nederland', zo gaat de heer Timmer voort, 'zo over de brug zijn gekomen, moet dat de politici in ons land toch ook wel het een en ander zeggen'. Want we zijn over de brug gekomen voor 'een actie die zoveel mensen op de been heeft gebracht en die hoop geeft voor de veronderstelling dat het denken van de mensen in het Westen steeds meer gericht wordt op de fundamentele noden in de derde wereld'. Hetgeen, naar wij veronderstellen, zeer weinig zal bijdragen tot een appèl van het christendom op de regering omwille van het Woord Gods, dat in de zending wezenlijk anders functioneert dan in de ontwikkelingshulp, zo het daar al functioneert. En tevens zijn we zo vrij om te veronderstellen dat het 'op de been brengen' van zoveel christenen als manifestatie, indien er niets anders is, zeer véél tot de 'naastenliefde' van het socialistisch blok zal bijdragen, dat onder andere over de rug van de noden van de derde wereld in ons land hand over hand toeneemt en sterker wordt. Of het dan ook de 'fundamentele noden' zijn, waar de heer Timmer van gewaagt, wagen wij bij lieden als de heer Den Uyl c.s. te betwijfelen. Inmiddels dank, hartelijk dank, heer Timmer, voor déze profetie in het officieel orgaan van onze kerk! En het spijt ons niet, dat volgens uw objectief getuigenis Gereformeerde Bond, Gereformeerde Zendingsbond en Evangelische Omroep in hun afzijdig-staan slechts het oecumenisch beeld hebben gemist, waarin allen die 'op de been gebracht werden', één waren.
'Wereld en Zending'
Doch dit is slechts een luttel nakaarten vergeleken bij de manier waarop de kaarten geschud werden in het blad Wereld en Zending, tijdschrift voor missiologie, waaraan rooms-katholieken, gereformeerden en hervormden meewerken. De zesde aflevering van dit blad verscheen ongeveer te zelf der tijd als waarin de actie Kom over de Brug II gevoerd werd, en was gewijd aan de politieke dimensie van het werk der kerken. Het biedt een antwoord op de vraag wat vooraanstaande zendingstheologen als prof. Verkuyl en prof. Camps politiek en oecumenisch beweegt in hun plannen en opzetten van structuren, die zij ons bieden. Allereerst het artikel van prof. Verkuyl over Missio politica oecumenica, zending in politiek-oecumenisch perspectief, zoals ik het maar zal vertalen. Dertien stellingen met commentaar vormen het artikel. Ik vat de voornaamste stellingen met eigen woorden samen en neem in enkele gevallen de volledige stellingen over.
Staatsvijanden
1. Aan de zending Gods (van Zijn profeten. Zijn Zoon en Zijn apostelen) en de zendingstaken der kerken is omwille van het totale Evangelie en de totale Wet voor de totale mensheid een politieke dimensie eigen. Let wel: een politieke dimensie. De beloften en eisen van God gaan niet in die politieke dimensie op, maar sluiten die wel in. 'God is diep geïnteresseerd in het politieke en sociale leven, omdat Hij de Bevrijdende God is'. Bevrijdend staat hier met een hoofdletter. Dat zal mijns inziens hieruit verklaard moeten worden, dat het begrip 'bevrijding' voor alle revolutietheologie een toverwoord is. Reden waarom u het in dezelfde bijna magische zin ook bij de theoloog Moltmann tegenkomt, in wiens uitwerking van de theologie van de hoop het immers zo'n grote rol speelt.
Maar nu prof. Verkuyl: dat centrale figuren in de bijbel als staatsvijanden werden beschouwd, is omdat zij tegen het schema van deze wereld ingingen (Romeinen 12 vers 2) en leefden als kolonisten (!) van een nieuw burgerschap (Filippenzen 3 vers 20), 'dat wil zeggen, van een nieuwe alomvattende orde van zaken'.
Vier punten van kritiek wil ik hier noemen. Ten eerste: wanneer Gods beloften en eisen het politieke aspect insluiten, dan betekent dit, dat God niet alle dingen nieuw maakt; anders maakt, maar dat God alle dingen restaureert binnen déze bedeling, al wordt dat dan door Verkuyl een nieuwe alomvattende orde van zaken genoemd. (De mens koloniseert deze nieuwe orde).
Ten tweede: dat centrale figuren in de bijbel (door Verkuyl worden genoemd: Mozes, Daniël, David en 'Jezus van Nazareth', mitsgaders de apostelen) tegen het schema van deze wereld ingingen en zó staatsvijanden waren, is de vraag. Althans op het terrein dat Verkuyl bedoelt. Vergeet niet dat de politieke dimensie niet Wet en Evangelie omvat, doch er een dimensie van is. Maar het betekent allerminst dat genoemde centrale figuren allen als staatsvijanden werden beschouwd. De Zaligmaker wordt door Pilatus immers schuldeloos bevonden, omdat Zijn Koninkrijk, Zijn Koningschap niet van hier is. Mozes, 'de politieke vluchteling in Midian' had zich als Egyptisch staatsvijand niet kunnen melden aan Farao's hof; en wat belangrijker is, wanneer de kaarten zó lagen, dan was Hebreeën 11 vers 24—26 niet geschreven! Daniël en zijn vrienden zijn geen 'mannen van passief verzet', maar dienaars zélfs van Babel in kritieke tijden om Godswil. Zie de dromen! David werd niet gezocht 'door de autoriteiten als guerillastrijder', doch om de zalving Gods, waarom hij Saul spaart en Israël verlossing bewerkt.
Ten derde: de vroege kerk met de apostelen heeft afgezien van élke politieke stellingname en heeft de voorbede voor 'allen die in hoogheid zijn gezeten' en het 'vreest God, eert de koning' hoogst getrouw in praktijk gebracht, om als genadeloon hierover in de gunst te staan bij God en de mensen en zelfs bij 'die van het huis des keizers zijn'.
Ten vierde: er is geen sprake van kolonisten van een nieuwe alomvattende orde van zaken, maar ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij niet een nieuwe orde, maar de Zaligmaker verwachten. Daar is het Koninkrijk. En uw leven is met Christus verborgen bij God, totdat Christus zal geopenbaard zijn en ook gij met Hem geopenbaard zult worden. Dat zijn andere mensen, dan Verkuyls kolonisten van een nieuw burgerrecht. Gasten, vreemdelingen, bijwoners heten zij in Psalm 120 en Hebreeën 1, en indien ze gedacht hadden aan een aards vaderland, dan hadden ze tijd gehad om daarheen terug te keren. Maar ze dachten aan een hemels vaderland. En aan een hemels burgerschap en burgerrecht.
Maquette van het heil
2. In het Oude Testament vormde de roeping van Israël om de 'maquette van het heil' op te bouwen in een voorlopige theocratie (Godsregering) het teken van de nadering van het hart-en wereld-verovererde Messiaanse Rijk, waarin gerechtigheid woont. Aldus weer Verkuyl. Twee punten van kritiek mijnerzijds. Ten eerste: het Messiaanse Rijk is niet hart-en wereld-veroverend, maar God schept nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal. En het Nieuwe Testament zegt ons, dat die nieuwe schepping, wat de aarde betreft, over de grenzen van deze bedeling en achter de wederkomst en opstanding ligt, en wat het hart betreft, een wandelen is door geloof en niet door aanschouwen. Zo dan wie in Christus is, die is een nieuwe schepping. Dat is geen Rijksverovering naar joodse verwachting, maar een wedergeboorte Gods door het geloof. 'En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft'. Overigens valt op, dat de joodse Messias-en Rijksverwachting althans volgens een van haar twee tradities, het lijden van de Messias nog in rekening bracht. Bij dit messiaanse denken, waar wij hier een proeve van vóór ons hebben, is dat niet meer dan een uitgangspunt. Noch de dienstknechtsgestalte, noch de ontlediging, noch het lijden om Christus' wil worden in deze theologie van de glorie ernstig genomen. In waarheid een ander evangelie, waarover de banvloek ligt, die Paulus aan het slot van Corinthiërs uitspreekt!
Ten tweede: Israël werd niet geroepen om de 'mapuette van het heil' op te bouwen in een voorlopige theocratie. (Wat is dat overigens? Want zie - zegt Hij - dat gij het alles maakt naar het voorbeeld dat u op de berg getoond is: dat is de hemelse eredienst!) Bouwt Israël iets op, dan wil het zijn als de andere volkeren en dan komt Saul aan de regering. Geen op te bouwen maquette van het heil is haar roeping, ook geen 'eindresultaat' van een 'voorlopige theocratie' is haar gegeven. 'Zij hebben Mij verworpen dat Ik geen Koning over hen zijn zou'.
Dienstbetoon
3. Bij de gemeente in het Nieuwe Testament behoorde bewust en onbewust de politieke diaconia (dienstbetoon) altijd en overal tot de dimensies van de christocentrische open gemeenschap der gemeenten die gericht waren op dje Heer en Zijn Rijk. Aldus weer Verkuyl.
Enkele vragen; ten eerste: waar is die 'open gemeenschap' te vinden? In het Nieuwe Testament worden de gemeenten zo ergens door, dan toch óók in haar verwachting van de wederkomst getypeerd door haar verborgen karakter vanwege de heilgeheimen Gods. Of bedoelt prof. Verkuyl een andere openheid? Of bedoelt hij dat de verwachting van de wederkomst een kerkbeeld en een vaste structuur van eredienst en ambten deed ontbreken? De discussie tussen de theologen Stauffer en Bultmann in dezen had hem in dat geval anders kunnen leren.
Wat echter belangrijker is, is de tweede vraag: wat is dat politieke dienstbetoon? Altijd en overal zou die behoord hebben tot de dimensies van de open gemeenschap der gemeenten. Heeft Judas (Handelingen 1 vers 17) een politieke dienstbetrekking verkregen, toen hij met de andere apostelen het lot dezer bediening verkreeg? 'Heere, zult Gij in deze tijd het koninkrijk aan Israël weer oprichten? ' 'Het komt u niet toe te weten...' 'Allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan'. Was de dagelijkse bediening der weduwen (Handelingen 6 vers 1) zo'n politieke bediening, althans een bediening met een politieke dimensie? Vanuit het Oude Testament een teken van het Messiaanse Rijk en het Koningschap Gods? Waarom noemen de apostelen het dan 'een nodige zaak', die zij evenwel niet zullen behartigen, want zij zullen blijven bij het Woord Gods, dat zij zouden nalaten als ze de tafels gingen dienen? Of geldt de politieke dimensie van het diaconaat de plaatsen waar in de Brieven sprake is van diaconia? Ik denk aan Romeinen 12, meermalen door prof. Verkuyl aangehaald. Daar wordt gezegd, dat 'wij velen één lichaam in Christus zijn, maar elkeen elkanders leden' met verschillende gaven: profetie, naar de maat van het geloof te besteden; bediening in het (be)dienen; die leert in het leren enz. Wat is er voor politieks aan dit besteden van o.a. de gave der dienst aan elkaar binnen het lichaam van Christus? Me dunkt dat noch de open gemeenschap noch de politieke dimensie van de dienst, van het diaconaat uit het Nieuwe Testament te verdedigen of in het Nieuwe Testament aan te wijzen is. Bewust noch onbewust hebben deze zaken geleefd in de gemeenten, die prof. Verkuyl houdt voor een christocentrische open Rijksgemeenschap.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1973
De Waarheidsvriend | 14 Pagina's