De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Kun je nog  predikant zijn in deze tijd? 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kun je nog predikant zijn in deze tijd? 2

12 minuten leestijd

Wanneer God een einde maakt en Zijn dienaar roept, mag hij afscheid nemen van domineesland. Kan dat; en zal dat éérder wezen dan op de dag van de voleinding van deze wereld? Als ik de vraag op deze manier stel kom ik geheel en al in de problemen, waar het om gaat. Het geding tussen de moderne theologie, welke die ook moge zijn, en de orthodoxie loopt over de kwestie wie het laatste woord toekomt. Er bestaat geen direct acuut geschil over de vraag of er over en weer geen waardevolle opinies naar voren komen. Opinies, die in vrij sterke mate gezag verdienen, met name wanneer die autoriteit zelf uitstraalt van de uitspraken die gedaan worden.

ledere lezer kan terstond concluderen dat de Bijbel spreekt van 'in den beginne' tot aan de voleinding der eeuwen. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste, zegt de Heere God. In die alomspannende greep is alle ontwikkeling van kunnen en kennen, is elke toekomstige eventualiteit in de kern begrepen. We kunnen er evenwel ook van uitgaan, dat er een begin is en een einde, hoe en wat, waartussen de Bijbel als Gods Woord een bescheiden plaats krijgt als en punt of een korter of langer streepje op een onvoorstelbare en lange ontwikkelingslijn. Al naar gelang de opinies en meningen over begin en einde en over de vermoedelijke lengte van de afstand tussen die beide punten, kunnen we dan zelf naar beste inzicht bepalen in hoeverre aan de gezegden van de Bijbel gezag toekomt. Ontelbaar veel variaties van geringe tot maximale waardering zijn mogelijk. Het hoofdpunt is echter of Gods Woord ons mensen definieert of dat wij, mensen, Gods woord definiëren. Een van beide een derde lukt niet.

Is de periode van de Bijbel een fase dan zullen ongetwijfeld vroeg of laat de dienaren van het 'schouwtoneel' verdwijnen. Dat laat zich denken. Ik ga er vanuit dat in de loop van cultuurperioden allerlei rondom het beeld van de predikant als dienaar van het Woord is verdicht of, huiselijker gezegd, is heengekoekt. Trouwens dat weten we wel, want de doorsnee verschijningsvorm van een dominee uit de vorige eeuw is grondig gewijzigd bij die van vandaag. Er komt bovendien veel eigenmachtigheid en aanmatiging naarvoren zo vaak de predikant zich presenteert. De wezenlijke figuur echter blijft, na aftrek van veel wat tijd en omstandigheden aan waarde of vaak juister: onwaarde hebben toegevoegd, namelijk die van spreker van de Woorden Gods; Woorden die vooraf eerbiedig door hem zijn gehoord. De uiterlijke verschijning van de hoorderwoordvoerder kan alle stadia doorlopen van nagenoeg de absolute monarch tot die van een schamele colporteur aan de rand van het bestaan. Over de status zijn ons geen beloften verstrekt. Het maatschappelijk aanzien zal op en neer gaan al naar gelang het goede en kwade gerucht en de eer en oneer. De gezant zal zowel persoonlijk alsmede samen met zijn groepering door alle eeuwen heen overvloed kennen als daarnaast verstaan gebrek te lijden. Hij zal brede witte manchetten dragen of de ketenen. Dienaangaande valt niets met zekerheid te zeggen. Ik heb me heus niet op het referentenpad begeven om te vertellen hoe de maatschappelijke vooruitzichten zijn voor elk, die het treffelijk ambt begeert. Wel wil ik profeteren dat de dienaar van het Woord er wezen zal tot de grote dag van Christus. Dan zullen deze goede en getrouwe dienaren ingaan in hun uiteindelijk emeritaat, hun rust en vreugde.

We moeten er alleen voor waken dat we niet de kern van het Evangelie uitleveren aan de wijsheid van de kortzichtige eeuw, dat we niet terwille van de volte van aanzien in de wetenschappelijke wereld — toch altijd wereld — vitale en essentiële delen van de Openbaring Gods afzweren. De Bijbel mag bij de huidige stand nog wel wat ethiek, alhoewel ook niet alles importeren; dogmatiek is nagenoeg contrabande. Men kan wel stellen dat het een kwestie is van pit en schil en dat wij ons niet in die mate door de wetenschap op de kop laten zitten dat de essentie, het wezen, overboord zou gaan, maar wanneer het proces op gang komt om het bijkomstige en tijdgebondene, om de inkleding en de verpakking terzij te schuiven dan zien we al te vaak en al te gretig het kind met het badwater weggesmeten. Ervaringen uit het verleden, waar ieder zich inmiddels hoog boven verheven acht, kunnen uitvoerige documentatie leveren dat inderdaad het merg teloor ging. Jammer genoeg zien we het bij anderen en met name in het verleden, doch bij onszelf in hedendaagse context willen we het niet ontdekken. Gods Woord is reëler dan menigeen voor waar houdt of nauwkeuriger gezegd: waar wil hebben.

Is om een voorbeeld te noemen, dat voor ons onderwerp heel relevant is, de zogenaamde afwezigheid van God een onderdeel van de weg, waarop wij ons haasten naar de volmaaktheid van inzicht in zaken van godsdienst en Godsbeschouwing? Terloops noemde ik dit voorbeeld belangrijk voor ons onderwerp. Immers wanner we de afwezigheid van God als stadium willen zien op doorreis naar het eindstation van het volkomen Godskennis, die gereinigd is van al wat mythologisch (bovenzinnelijk) of verder maar zus-of zo-logisch of onlogisch is dan dringt het zich met grote kracht en heftigheid aan ons op dat bij ontstentenis van God ook Zijn eventuele dienaar, woordvoerder of voorlichter verstek moet laten gaan. Als overgangs maatregel kan hij de afwezigheid Gods melden en van enige commentaar voorzien, hij mag God excuseren, maar na kort tijdsverloop zijn we allemaal op de hoogte. Dan hoeft het voor niemand meer. Is het evenwel niet aanmatigend om te veronderstellen, dat God immer al de grote Afwezige was, omdat wij bij de huidige stand van de wetenschap concluderen dat deze opvatting, althans voorlopig, de meest zinvolle is? Zou het geen aanbeveling verdienen een onderzoek in te stellen of er mogelijk niet iets volstrekt anders aan de hand is? Namelijk dat God Zichzelf heeft verborgen; dat God Zich om Hem bewegende redenen gehuld heeft in dodelijk stilzwijgen? Gods Woord zegt dat voor God altijd deze souvereine uitwijkmogelijkheid openstaat, indien de mens in houdingen van ongeloof en ongehoorzaamheid zich niet laat gezeggen. Wij kunnen beslist niet beweren dat aanleidende oorzaken, die de Heere zouden bewegen te zwijgen en Zich terug te trekken, niet in overvloed aanwezig zijn. Inderdaad is er een Aanwezigheid, die meer moet bezighouden dan de grote Afwezigheid, waaromheen we fraaie weefsels hangen. Om onszelf te verontschuldigen maken we gaarne van de nood een deugd.

Het is bovendien bewijs van nuchterheid, wanneer we ons er rekenschap van geven dat als modern versleten inzichten gister en eergister, en voor tien eeuwen, ook reeds opgeld, deden. Ik doe zo maar een volstrekt willekeurige greep. Een citaat uit 'Zekerheid en Twijfel' van Chantepie de la Saussaye:

'Het schijnt dat men angstiger dan ooit vraagt: Is leven waard geleefd te worden. De gehele bovenzinnelijke wereld bestaat voor een brede rij van mensen niet meer. Zelfs de grondslagen van het leven zoals de onderscheiding van goed en kwaad gelden bij sommigen als onzeker, problemen waarover men kan twisten maar niet beslissen.'

Dan te menen dat wij in grote zielestrijd dit soort gedachtegangen kersvers hebben gebaard anno heden! Het enige is misschien dat de opvattingen wat meer gemeengoed zijn geworden, meer gedemocratiseerd. Onze wereld gelijkt zolang het duurt een weekdier, dat zijn schelpen dicht slaat. De wereld loopt zich dood in horizontalisme, wat minder kwaad zou kunnen, indien niet de vitale aanvoerlijn, uiteraard de verticale, was doorgesneden. Voor het unieke en bijzondere is geen begrip laat staan aanvaarding, tenzij het niet anders beweert te wezen dan al het overige. Dat is de diepe ondergrond van de woordenstrijd, die in feite loopt over essentiële zaken, of wij er gewicht aan dienen te hechten of we spreken van gebeuren of gebeurtenis. Het gaat om de democratisering van Adam, om precies te zijn. De eerste hoofdstukken van Genesis vertolken blijkbaar niet hoe de zonde een algemeen menselijk gebeuren werd, helaas, doch verbeeldt slechts dat de zonde een algemeen menselijk gebeuren is. Zo wil men dat tegenwoordig.

Van alle frase en indrukwekkende gewichtigdoenerij ontdaan is er niets anders gaande dan dat, wat de berijmde psalm allang bezingt, namelijk dat de grote schaar deze wereld voor heilgoed acht en geen deel dan in dit leven verwacht. We kunnen er een heel verhaal omheen zetten, maar zeg eens dat het daar niet op neerkomt.

Wij kunnen het functieverlies van de predikant aan den lijve constateren, het hoeft niet te verbazen. De belijdenis kent uitdrukkelijk het zogenaamd 'klein worden van de kerk'. Art. 27. Per definitie moet dat ontegenzeggelijk van invloed zijn op de plaats en op de functie van de dienaar van het Woord. Wanneer de kerk als tot niet schijnt gekomen, rijst vanzelfsprekend de vraag of het zinvol is onze kracht en tijd nutteloos aan te wenden. Zouden we er niet mee ophouden?

Een dergelijke kritische periode kan louterend werken. Er is als gezegd in de loop van andere — 'betere'? — tijden veel om het image, om de verschijningsvorm, van de dominee heengekoekt. Dat mag best verdwijnen. Laten we deemoediger zijn, niets willen weten dan we weten moeten, eenvoudig onze mond uitlenen aan de Geest. De discipel en dienaar is niet meer dan de Meester. Tijdens de levensloop van Christus op aarde was er een periode van waardering van de zijde van de menigte, daarna kwam het tijdvak van de verguizing. Het mag niet te doen zijn om de ponteneur, om de kale eer. Daar hoeven we niet op te staan. Slechts moeten de dienaren zich in alles aangenaam maken bij de hoorders. Bij joden en Grieken. Dat maakt ook verschil, doch een uiteenzetting zou thans binnen dit bestek te ver voeren.

Het Woord blijft en de dienst aan dat Woord zal blijven. Waar zouden we het elders vinden dan waar de woorden van het eeuwige leven zijn? In de Bijbel lezen we zonder vooraf ineens dat er een Elia was. 'En Elia zeide tot Achab: Zo waarachtig als de Heere, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta'. Ze staan ervoor. Ze staan voor het aangezicht van de Heere. Over projectie gesproken. Het kan waar zijn dat wij vanaf deze aarde heel wat in de hemel projecteren. Vergeet niet dat God op Zijn beurt vanuit de hemel op aarde projecteert.

Het is afgezien van veel bijkomstigheden erom begonnen, dat de dienaren dienen in solidariteit, ook onderling, met opzijzetting van onwezenlijke apartigheden, specialiteiten van eigen huis; zo mogelijk en zoveel mogelijk in teamverband. We moeten het goede zoeken voor Gods huis en gemeente. Het is, hoe wenselijk, zinvol en vruchtbaar, niet gegarandeerd, voorzover ik zien kan, dat een predikant per sé alle tijden een vrijgestelde moet zijn. In het geval van net vrijgesteld zijn kunnen we legitiem van de nood een deugd maken en de zegen van de gewone arbeid integreren in de heilige dienst. Minstens leren we deze wereld niet af te schrijven in een verachting, die onbijbels is. Deze wereld is niet een grap van de raket, die in de ruimtevaart naar de hemel, wordt weggeschoten. Laten we ons niet van de wijs laten brengen. Die waarlijk begeert — dat wil zeggen niet om entourage en franje — begeert een treffelijk werk. Dat mogen we ook en juist jonge mensen voorhouden. We hoeven niet te krampachtig te doen over dat zorgwekknde van functieverlies enzovoort, doch wij moeten er ook niet al te zorgeloos over wezen, zorgeloos in wereldse zin.

Wie kan predikant zijn en worden? We verstaan de vraag en de nood, die er zich in kan uiten. Doch mensonmogelijk blijkt nog altijd mogelijk bij God. Men kan, of liever: wij kunnen predikant zijn. Ternauwernood als u het van bepaalde kant beziet; doch ook royaal, wanneer we ons bij tijd en wijle, genadig verzocht, op ander standpunt opstellen. Beide aspecten gelden en ze dingen niet af op elkaar. Dat is ook ' double think' (dubbele gedachte).

Er zullen tot de laatste dag aardse moeders zijn. En ook gestelijke voedsters, die hun kinderen koesteren en die ze wederom arbeiden te baren. Lees aandachtig, proevende woord voor woord, I Thess. 2 de verzen 1 tot 2. Mijn mager verhaal wilde een inleiding zijn tot deze overrijke ambtsbeschouwing. In I Thess. 2 vindt u het verhaal veel beter.

Geen mens ontvalle het hart om zijnentwil, sprak eens de jeugdige David, moedig als een jonge leeuw, met verwijzing naar Goliath. Reuzen van ideologieën, theorieën, filosofieën — en moeten we niet zeggen — theologieën gelet op de mode theologieën te dichten en te schrijven over alles en nog wat — stappen met dreunende stap voor ons heen. Reuzen, die inderdaad vleesgeworden zijn, in coryfeeën.

Aan geen mens ontvalle het hart. We behoeven per saldo geen geharnaste strijders te wezen. Herder achter de HEERE. Dat moeten we wezen. Weidende en regerende slechts met het Woord. Herder achter de HEERE. Dat zet bescheiden op plaats en nummer. We hebben dan ook niks te maken met de ander. Indien Ik wil dat... wat gaat het u aan? Volg gij Mij! Volg gij Mij is herder achter de HEERE. Extern levert het niet gegarandeerd eer en roem, maar wel intern en welhaast voor eeuwig. Dubbele eer voor 'double think'. Niemand ontvalle anno 1973 het hart om zijnentwil. Dat wilde ik maar zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Kun je nog  predikant zijn in deze tijd? 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1973

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's