Onbegrijpelijk 3
Pelagianisme
Het is een vorm van pelagianisme wanneer de kerken volstaan met de formulering van een politieke ethiek of een politiek ethos, zo luidt stelling 8 van het artikel van professor Verkuyl waar we in de vorige artikelen al aandacht aan hebben besteed. De kerken moeten rekening houden met weerstanden van personen en instellingen tegen wat omschreven werd als 'gehoorzaamheid' en daarom al de haar ten dienste staande middelen inschakelen om de processen, die tot veranderingen kunnen leiden, tot stand te helpen brengen. Alle reserves van de kerken ten opzichte van deze processen, alle voorzichtigheid waarmee de kerken zich beperkt hebben tot een politieke ethiek om niet 'ingewikkeld te worden in de zorgen van de leeftocht' is niet anders dan verbalisme, dat wil zeggen woorden spuien, die niets kosten, omdat de pogingen tot veranderingen als realisering van die woorden achterwege blijven. En de jonge generatie is deze woordenstroom beu.
Ik houd dit voor een grove beschuldiging. Ten eerste blijkt prof. Verkuyl niet te weten wat pelagianisme is. Hij jongleert ermee om te betogen dat wie niet meedoet aan de pogingen tot veranderingen die voortkomen uit het bevrijdend werk van Christus onder de volkeren, een pelagiaan is. Pelagianisme is echter wat kerk- en dogmengeschiedenis leren: het meewerken, meewillen, zich neigen van de mens met en tot de genade Gods, vanuit het niet-verstaan van de macht der zonde en de verkeerdheid van ons hart en wil.'Precies wat prof. Verkuyl als politiek-oecumenische zendingsopdracht onder onze aandacht brengt. Dat is pelagianisme, ondanks alle gereformeerde of neo-gereformeerde klanken en begrippen, die prof. Verkuyl hanteert. Syncretistische neigingen onder begeleiders van de jonge kerken in Afrika vallen onder dit syncretisme (syncretisme is vermenging van godsdiensten). Het doen overheersen van de politieke dimensie over wet en evangelie met daarachter de zweep van 'het oordeel Gods' over ontmenselijking, dat is pelagianisme. Ten tweede legt prof. Verkuyl er getuigenis van af, dat hij niets wil weten van de reserve, die de gratis gegeven genade van God bewerkt in de harten en levens van verkondigers en hen die horen, ten overstaan van de schema's van deze wereld, oud of nieuw, en van de mens, 'christelijk' of niet, en van elke rijksidee, messiaans of niet-messiaans. Sierksma noemde reeds in 1957 de communistische literatuur van Bloch messiaans van inslag, en daar was veel voor te zeggen. Nochtans was die literatuur antichristelijk. Het hele marxisme is als ideologie messiaans van inslag; nochtans is het marxisme anti-christelijk. Wanneer geroepen wordt: 'Ziet, hier is de Christus', of: 'ziet, daar is Hij', dan geldt de toetsing aan de norm van het evangelie: 'Gaat niet uit', en: 'Gelooft het niet'. Juist dat zg. weten van Gods gedachten over de vraagstukken als kolonialisme en rassendiscriminatie en daaruit conclusies trekken of zelfs oordelen vellen, is niets anders dan pelagianisme, waarvan we dan nog maar zullen hopen dat het onbewust is.
De opleiding
Stelling 9 tot 13 van Verkuyls artikel vullen deze politiek-oecumenische zendingsidee met de vereisten dat de sociale en politieke dimensies, zoals boven bedoeld, ook tot hun recht zullen komen in de theologische opleidingen, de prediking, de catechese, het vormingswerk; in deelname aan pressiegroepen en kritische politieke partijen, verzets- en vrijheidsbewegingen; in beurzen die ter beschikking gesteld moeten worden door missie, zending en diaconaat voor opleiding van 'deskundigen'; in regionale beraadslichamen; in oecumenische ontwikkeling van structuren die de armen en ontrechten allerwegen ten gunste komen. En tenslotte is een van de taken van deze politiek-oecumenische zending om mee te strijden voor de vrijheid van godsdienst in samenhang met de andere rechten.
Ik zal hier zeer kort over zijn. Aan het begin schreef ik over zending als ontwikkelingshulp en politieke infiltratie. In deze stellingen van prof. Verkuyl kan men het 'schema' hiervan inzien. Met name de laatste stelling toont aan, dat de scheiding tussen kerk en staat in het schrappen van een deel van art. 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis door de synode van de Gereformeerde Kerken in 1905 uiteindelijk via het proces van verwereldlijking van kerk en zending uitloopt op de rechten van de mens en de vrijheid van godsdienst. Ik kan me voorstellen dat iemand in een optimistische en idealistische visie erop rekent dat door deze rechten en vrijheden in de ontwikkelingslanden een zuiverder bedding ontstaat voor het werk der jonge kerken en hun partners uit de zending. Maar ik kan me niet voorstellen, dat zendingsmensen, die de ontwikkeling op godsdienstig terrein na de zelfstandigwording van die staten van nabij hebben gadegeslagen, niet beducht zijn voor een geweldige anti-macht tegen de christelijke verkondiging. Of het moet zijn dat dit 'zendingswerk' zover afstaat van de christelijke verkondiging, dat het er niet meer toe doet, welke messias men aanhangt..! Afrika telt er vele.
Eén dimensie of drie?
Prof. Verkuyl blijkt de titel van zijn bijdrage ontleend te hebben aan een Finse theoloog Teinonen, die schrijft: '. . .oecumenische politieke activiteit wordt hoe langer hoe meer gezien als de derde dimensie van de ene zending van de kerk in de wereld'. In werkelijkheid zijn wij in dit artikel geen andere dimensies tegengekomen dan deze ene. En wanneer prof. Verkuyl erop laat volgen: 'De samenstellers van dit themanummer van Wereld en Zending zijn één in deze overtuiging', dan hopen we dat dit niet waar is voor dr. Beyers Naudé, wiens instituut een grote bijdrage uit Kom over de Brug II ontvangen zal en die in dit zelfde nummer van Wereld en Zending een artikel schreef over de missionaire taak van de kerken in de sociaal-politieke conflictsituatie van Zuid-Afrika. Een artikel waarin veel staat over de conflictsituatie, apartheid, politiek, economie, werelds recht, mondigwording en actie van de lidmaten, opvoeding der kerk met voorlichting daarin en discriminatie-onrecht daaronder. Maar letterlijk niets dat als bijbelse verkondiging mag aangemerkt worden, en weinig of niets over de missionaire taak, ofwel de zending. Alleen het artikel van dr. Van Doorn, Zending in de eindfase van het kolonialisme, geeft ons een duidelijk inzicht van wat voor Kraemer en anderen, met name in Indonesië vóór zijn zelfbestuur, zending was.
Ten slotte
De zending verdient onze aandacht, meer dan ooit. De derde wereld is na de tweede (Amerika) bezig in een kort tempo van tientallen jaren te trachten in te halen de ontwikkeling van eeuwen in het westen en noorden (van Renaissance tot op heden). Zonder hiaten zal dat onmogelijk blijken te zijn. Hiaten — men vergete het niet — in een stuk geestesgeschiedenis. Die zich mogelijk zullen wreken aan het geestelijke werk, aan het werk der zending. Het probleem wordt nog ingewikkelder wanneer men bedenkt dat de derde wereld niet de westerse structuren van denken, gevoelen en handelen wil overnemen, doch wel zijn welvaart. En maar al te velen vergeten, dat dat brok welvaart, indien het niet door eigen geest, hart en handen is heengegaan, zijn eigen geestesgeschiedenis zal gaan scheppen onder jonge volken en in jonge kerken. Maar het grootste is dat God, Die alleen de volkeren bestuurt naar Zijn wil en alleen de geschiedenis overziet, ons als criterium van wet en evangelie zegt, dat dit evangelie des Koninkrijks over de gehele wereld gepredikt moet worden, en dan zal het einde, het telos, het doel daar zijn. Wij hebben geen behoefte aan schema's van het heil in een politiek-oecumenische bewogenheid. Die doen kerk en zending inslapen in een heilsdroom, welke de tekenen der tijden niet van God uit verstaat, en maken haar doof voor de roep te middernacht: 'Ziet de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet'. Wij hebben alleen nodig de prediking van dit evangelie van het Koninkrijk dat niet van deze aarde is. En God zal daardoor het gelaat van het aardrijk vernieuwen, doch niet deze aarde vernieuwen. God zal daardoor de dagen der verdrukking terwille van de uitverkorenen verkorten. God zal daardoor de harten opwaarts heffen in de hemel tot de Voorspraak in de troon. Aan gelovige omschrijving van deze zaken in en uit het Woord heeft de zending, hebben de kerken en hebben de jonge kerken in de derde wereld dringed behoefte.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's