De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het verbond  in het Nieuwe Testament 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verbond in het Nieuwe Testament 3

Het Verbond Gods

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bijgaand artikel verschijnt in een serie over het verbond, waarin naast een algemeen overzicht van wat de Schrift in het Oude en het Nieuwe Testament zegt, allerlei aspecten van het verbond aan de orde komen. De bedoeling is te komen tot een thetische weergave van dit centrale thema en zo de bezinnning erop te stimuleren. Het artikel dat thans geplaatst wordt is van ds. A. Noordegraaf, predikant te Ede.

Gods verkiezend voornemen

De ernst waarmee Paulus het ongeloof van het verbondsvolk aan de orde stelt, de radicale afwijzing van nationale, vleselijke of ceremoniële voorrechten als genoegzaam tot behoud impliceren in geen geval dat het verbondswoord van de Heere aan Abraham van zijn kracht beroofd zou zijn, vanwege het ongeloof van de Joden en de verwerping van dit volk. Alles komt hier aan op de vraag, wat we hebben te verstaan onder het zaad van Abraham. Nageslacht van Abraham wordt men niet op grond van kwaliteiten, die de mens vanwege zijn geboorte meebrengt, maar krachtens een roepen van Godswege.

Anders gezegd: Gods verkiezend heilsplan bepaalt wie het ware Israël is. De apostel werkt dit uit in het machtige hoofdstuk Romeinen 9, waar hij duidelijk laat zien hoe de belofte van het verbond door de Heere van meet af aan gesproken is met het oog op het uitverkoren zaad van Abraham. Al wat er gezegd wordt over tweeërlei kinderen des verbonds, over een scheiding tussen Isaak en Ismaël, Jakob en Ezau berust op het verkiezend voornemen Gods. God Zelf heeft onderscheid gemaakt. Dit handelen van God gaat alle menselijke overwegingen te boven, doorbreekt al onze kwaliteiten en voorrangsposities, het rust enkel in het welbehagen Gods. Heel de vorming van het volk Gods en het toebehoren tot het zaad van Abraham berust op het souverein, verkiezend karakter van Gods genade. De grond voor de verkiezing — dat illustreren de voorbeelden van Isaak, Jakob, Esau genoegzaam — ligt op geen enkele wijze in het werken of verdienen van de mens, maar enkel in Gods vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog.

Tegelijk mogen we zeggen dat dit verkiezend handelen Gods geen willekeur is, maar de souvereiniteit van Zijn genade toont. En de betrekking tussen verkiezing en verbond betekent wel dat wij betrokken worden in een spanningsverhouding, maar mag nooit betekenen dat ongeloof en ongehoorzaamheid te verontschuldigen zijn. Dat laten Rom. 9 en 10 duidelijk zien.

Er is het loflied op de verkiezende God. Het ongeloof van Israël, de negatieve reactie op de evangelieprediking van de zijde van velen van zijn volksgenoten doen toch Gods werk niet te niet. Er is een overblijfsel gelaten, ook in de tegenwoordige tijd, naar de verkiezing der genade, schrijft de apostel in Rom. 11 : 5, waarbij hij verwijst naar de zevenduizend uit Elia's dagen.

Abraham en Christus

Naast dit gezichtspunt van Rom. 9, het verkiezend voornemen, is er nog een tweede lijn in het spreken van Paulus over Abrahams nakomelingen. Dat vloeit voort uit het feit, dat zij die door God verkoren zijn, in Christus verkoren zijn (Ef. 1:4). Wij dienen er oog voor te hebben dat Paulus over de roeping en verkiezing van Abraham spreekt in Rom. 4 en Gal. 3 in samenhang met zijn uiteenzettingen over de rechtvaardiging van de goddeloze door de verlossing in Christus Jezus. Abraham, de stamvader van Israël is de vader der gelovigen. Niet de natuurlijke afstamming van Abraham doet delen in het heil, dat de Heere aan Abraham beloofd heeft, maar het treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat (Rom. 4 : 12). Het vaderschap strekt zich uit tot, maar beperkt zich ook tot allen die geloven. En Paulus kan zich ook hier beroepen op de Schrift zelf: enesis 15 : 6. Hetzelfde vinden we in Galaten 3 : 15. Gods beloften aan Abraham en zijn zaad worden vervuld. Dat staat vast. Wanneer zelfs het testament van een mens rechtskracht heeft, hoeveel temeer de toezegging van de God van het verbond. Maar hoe valt dit te rijmen met het ongeloof van een groot deel van Abrahams zaad en hun verwerping? De apostel beroept zich in Gal. 3 : 16 op het feit, dat de belofte gedaan is aan Abraham en zijn zaad. Dit enkelvoud is voor hem van doorslaggevende betekenis, want schrijft hij: Uw zaad, dat wil zeggen: Christus. Hij is het Zaad van Abraham op wie de belofte betrekking heeft en in wie deze vervuld is. En in Christus zijn al de Zijnen uit Israël en de volkeren begrepen. Allen die in Christus gedoopt zijn en Christus hebben aangedaan zijn zaad van Abraham en krachtens de belofte erfgenamen die delen mogen in het heil. Hierin is geen onderscheid tussen Jood en Griek, slaaf of vrije, mannelijk of vrouwelijk. De verkiezing in Christus bepaalt dus het behoren tot het zaad van Abraham en het delen in de weldaden van het verbond der genade. 

Voorts blijkt uit hetgeen de apostel zegt over het delen van de heidenen in de zegen van Gods verbond, dat de nieuwtestamentische gemeente enerzijds in continuïteit gezien moet worden met Israël, anderzijds gemeente van het nieuwe verbond is, dat bepaald wordt door de gave van de vergeving en het werk van de Geest Die toeeigent hetgeen zij in Christus heeft. In dit nieuwe verbond worden ook de grenzen van Israël doorbreken, omdat in Christus de tussenmuur is afgebroken en de heidenen, eens uitgesloten van het burgerrecht Israels en vreemd aan de verbonden der belofte, in en door Christus delen mogen in het heil aan Abraham en zijn nakomelingen toegezegd. (Ef. 2 : 12 v.v.).

Israël als waarschuwing

De heerlijkheid van het nieuwe verbond is dat Gods gemeente aan de eis van de Heere zal kunnen voldoen omdat Hij Zelf Zich een volk toebereidt, tot Zijn dienst bereid. De Geest des Heeren zal de wet in het hart schrijven. Deze gaven van het nieuwe verbond, nl. de zoendood van Christus ('het Nieuwe Testament in Mijn bloed', 1 Cor. 11 : 25) en de gave van de Geest, maken dus geloof en bekering niet overbodig. De oproep tot bekering blijft klinken ook in de nieuwtestamentische gemeente. Zij wordt aangesproken op wat zij in Christus ontvangen heeft, maar wat van Israël als volk Gods geldt is ook op de gemeente van toepassing: In haar zichtbare openbaring bevinden zich in haar midden tweeërlei kinderen des verbonds. Enerzijds geldt ook van deze gemeente dat de Heere de kinderen tot deze gemeente rekent. Lezen we niet in 1 Cor. 7 dat de kinderen in een gezin, waarvan een van beide ouders christen geworden is, niet onrein, maar heilig zijn. Gods verbond gaat dus voort in de lijn der geslachten. Anderzijds neemt dit de eis van het verbond, de roeping tot geloof en bekering, om zo te delen in de heilsweldaden niet weg. Ja, Paulus waarschuwt in Rom. 11:20 de heiden-christenen zelfs voor het levensgrote gevaar van het ongeloof. Laten zij zich spiegelen aan Israël! Hun ongeloof en ongehoorzaamheid deden hen struikelen en ten val komen. Maar eenzelfde oordeel kan ook gaan over de heiden-christenen als zij niet standhouden in het geloof, maar zouden afvallen. 'Wees niet hoogmoedig, maar vrees!' En in 1 Cor. 10 herinnert de apostel aan Israël: Allen onder de wolk, allen in Mozes gedoopt, allen door de zee, allen etend van de geestelijke spijze... en toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. Dat is hun overkomen, schrijft Paulus, tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing. Men zie ook Hebr. 3 en 4, waar de schrijver eveneens zijn lezers waarschuwt voor ongeloof en afval. Heden, zo ge Gods stem hoort, verhardt uw hart niet! Want wie meent veilig te zijn in het verbond, maar de God van het verbond veracht, bedriegt zich. Hem zal de verbondswraak treffen.

Voor hen die Gods verbond en woorden als hun schatten gadeslaan ligt in de prediking van het nieuwe verbond een grote troost. God schenkt in het verbond, wat Hij eist. Hij geeft wat Hij beveelt. Hij bereidt zich in Christus door Zijn Geest een volk tot zijn dienst bereid. Zo mogen zij Hem tot een volk zijn en mogen zij weten, dat Hij als de Getrouwe Heere eeuwig hun genadige Vader is. Zo is het verbond de sterkte van hun leven, de zekerheid van hun hoop en verwachting. Want de God en Vader van Jezus Christus is getrouw. Gegrond in Gods eeuwig welbehagen ligt het verbond verankerd in Christus' offer aan het kruis en wordt het verwezenlijkt door de bediening van de Heilige Geest Die het uit Christus neemt en doet delen in de weldaden van dit verbond. Daarom klinkt uit de gemeente van het nieuwe verbond de lofzang op, op de Drieënige God. Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen (Rom. 11 : 36).

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het verbond  in het Nieuwe Testament 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's