Uit de pers
Kerkgang en zondag
In de rubriek 'Op de man af' sprak prof. dr. H. Jonker over de kerkgang, naar aanleiding van een berichtje , in een plaatselijk kerkblad over mensen , die het kerkgaan staken. Het orgaan van de vriendenkring van Kohlbrugge, het Kerkblaadje, nam in het nummer van 30 maart de tekst van Jonkers' causerie over. Wij citeren uit dit artikel:
Een predikant sqhreef pas geleden in zijn kerkblad over een nieuwe vom van staking. Niet over een staking op een bedrijf, kantoor school of universiteit, maar over een staking van de kerkgang. Mijnheer Pietersen staakte met zijn kerkgang. Waarom? vroeg de dorninee. Omdat , de preken niet deugen, zei mijnheer Pietersen, ik wil 's zondags eens wat anders horen dan al die zaken waar ik de hele week mee geconfronteerd word, de toestand in de wereld, Vietnam, Nixon, rassendiscriminatie enz. enz. Dominee denkt blijkbaar dat wijj dat allernaal niet weten en gaat er waarschijnhjk van uit dat wij er niet onder zuchten. Krant, radio en televisie houden ons elke dag op de hoogte en informeren ons beter dan de dominee op de preekstoel doet. Ik wil wel eens wat anders horen dan de krant en meen dat het evangelie ook wel wat anders te zeggen heeft. Omdat ik dat niet hoor stop ik ermee.
In zijn kerkblad ging de predikant op dit stakingsrecht van de kerkganger in. In het algemeen kwam het hierop neer dat broeder Pietersen eigenlijk met rust gelaten wilde worden, in de rust van de oude kerkelijke traditie met de vanouds bekende preken, liederen, kerkelijke handelingen en gewoonten. Elke verandering is bij broeder Pietersen een kwalijke zaak, terwijl, volgens de dominee, het evangelie de mens juist wakkerschudt. En daarom kan aan de wens van broeder Pietersen niet worden voldaan. En daarmee was de zaak afgedaan. Broeder Pieterseh volhardde in zijn kerkgang-staking en de dominee ging op zijn wijze met het preken door. Ik heb de neiging om meer aan de kant van broeder Pietersen te gaan staan dan aan de kant van de dominee. Ik dacht dat mijnheer Pietersen een kwestie aanraakte die veel dieper ligt dan de dominee in zijn beschouwing naar voren bracht, nl. de kwestie van de politieke prediking, een kwestie waar het Getuigenis 1 1/2 jaar geleden ook op doelde. De dominee heeft gelijk als hij stelt dat de prediking politieke consequenties heeft, maar dat houdt helemaal niet in dat de prediking zo verpolitiekt wordt dat andere zaken die het evangelie aan de orde stelt niet meer doorklinken. En daar ging het nu de heer Pietersen om. Het evangelie heeft politieke consequenties, maar het gaat niet in de politiek op, het is niet, om het met de woorden van kardinaal Daniélou te zeggen, een 'Sozial-lehre of een maatschappijleer. Het geeft wel richting aan in de maatschappij door op te komen voor de Gerechtigheid, maar tegelijk stijgt het evangelie boven onze politieke en maatschappelijke kwesties uit. En dat is wat de heer Pietersen eigenlijk bedoelde. Prof. Veenhof schrijft ergens hoe hij de diepe tonen van zonde en genade in zoveel tijdens ziekte beluisterde radiopreken van de laatste jaren miste, ook al iemand die wat anders zoekt in de prediking. Het evangelie roept ons op tot heiliging, tot het doen van Gerechtigheid in ons leven en in de samenleving. Maar er is ook nog een andere dimensie, die helaas in deze tijd veel vergeten wordt: de dimensie van het werk Gods door Woord en Geest. En daar bedoelen wij mee de verkondiging van het door Christus volbrachte werk van Golgotha, de verkondiging van de opstanding, dat Christus overwinnaar is en dat wij mogen rusten in Zijn overwjnnjng over dood en graf. Er is een.valse rust waar de dominee over schreef, er is ook een geestejijlje rust, de Sabbatsrust, die overblijft voor het volk van God. Daarin wordt de zondag dag des Heeren, dag van Jezus Christus genoemd. En iets van die, rust hebben wij nodig, wanneer wij vandaag de werkweek weer ingaan met al onze activiteiten.
Ik dacht dat het die rust was die de heer Pietersen bedoelde.
Uiteraard kan men .de vermindering van het kerkbezoek niet aan één factor slechts toeschrijven. Maar , dat de vermagering in de prediking, met name de verpolitisering, waardoor kerkgangers 's zondags een gewijzigde versie van de krant voorgeschoteld krijgen, een van de oorzaken is, staat wel vast. Daarmee is niet naar de kerk-gaan uiteraard niet goedgepraat. Daarmee is wel aangetoond, dat de nood van de kerk de nood der prediking is.
Een halve eeuw 'Protestants Nederland'
Dezer dagen herdenkt de vereniging 'Protestants Nederland' zijn vijftigjarig bestaan. Heeft na Vaticanum II deze vereniging nog recht van bestaan? Is er niet zowel bij Rome als bij de Reformatie veel veranderd? Ds. L. Lagerweij gaat in het april-nummer op .deze vragen in. Hij schrijft onder meer:
Wij menen nog steeds niet tegen windmolens te vechten wanneer wij ons werk voortzetten. Wij zijn ons bewust een geheel eigen, helaas veelszins geisoleerde positie in te nemen daar het ons onmogelijk is, zelfs op onze eigen wijs, mee te zingen in het oecumenische koor dat op verhoogde toon de heerlijke eenheid bezingt naar welke wij op weg zijn of die er reeds is, naardat de wind waait.
Wij kunnen, met andere woorden, niet meedoen met de oecumenische struisvogelpolitiek waarbij men de ogen sluit voor levensgrote hindemissen op de weg naar de begeerde eenheid. Ieder die ter zake kundig is weet of kan weten welke die obstakels zijn, maar er wordt rustig gesproken en gehandeld alsof ze er nooit geweest zijn of reeds lang uit de weg geruimd zijn.
We zullen ze ten overvloede nog eens signaleren omdat er op onze publikaties soms gereageerd wordt alsof men wil zeggen: waar hebt ge het eigenlijk over? Welnu, wij hebben het over de tot dogma verheven leerstukken van het primaat en de onfeilbaarheid van de paus op het 1ste Vaticaanse Concilie van 1870, door welke de mogelijklieid dat Rome zich van-binnen-uit zou reformeren, is afgesneden (art. mevr. dr. De Meijere, Prot. Ned., jan. 1964). En verder, uit het kamp van de oecumenistpn-zèlf is het prof. Bronkhorst, die in zijn boekje 'Het Concilie en de Oecumene' (1962) op pag. 27 schrijft: 'door de dogmaverklaringen van 1870 heeft Rome de weg van een latere herziening van vroegere beslissingen zelf geblokkeerd. Wat ooit door pausen officieel is goedgekeurd, moet als onfeilbaar worden beschouwd en wie met Rome contact zoekt, kan weten dat er maar één weg is, de weg van de onderwerping zonder reserve.' Deze woorden laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Is het dan onredelijk of getuigend van gebrek aan begrip, goede wil of wat dan ook wanneer wij verwonderd vragen— als het bovengenoemde juist is — wat wil men dan in de Oecmnene met Rome? Wil men ijzer met handen breken? Of is die blokkade soms opgeheven door of sedert Vaticanum II ? Wij hebben er nooit iets van vernomen. Indien iemand er meer van weet, wij houden ons voor informatie gaarne aanbevolen. Of — en dat zou ook nog een mogelijkheid zijn — wil de Oecumenische beweging dan bewust 'onderwerping zonder reserve' aan Rome? Dat mogen we niet veronderstellen, hoewel er dingen gebeuren en gezegd worden, die ons dat wel eens heel moeilijk maken. En als de leidende figuren in de Wereldraad van Kerken deze onderwerping niet willen, waarvan we intussen helemaal niet zeker zijn — laten zij dan weten dat Rome het wèl wil en dat bij gelegenheden ook duidelijk heeft uitgesproken.
Wij willen onze afkomst niet verloochenen en gaarne 'Protestanten' heten en dat ook op het terrein van de verhouding Rome/Reformatie trachten te zijn. Wij begeren niet anders dan getuigen te zijn van onze enige Middelaar en Zaligmaker, Jezus Christus, Die ons geleerd heeft te bidden voor de eenheid van allen die in Hem geloven. Wij begeren geen andere Oecumene dan die beleden wordt in zondag, 21 van de Heidelbergse Catechismus.
Wij geloven dat het zal worden één kudde en één Herder, maar op Gods tijd en wijze. Wij willen trachten te leven bij Zijn Woord, dat niet ledig tot Hem zal wederkeren maar zal doen hetgeen Hem behaagt en voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Hij het zendt.
De Vereniging Protestants Nederland streeft verdieping van de kennis der reformatorische beginselen na en wil opkomen voor het prötestants-nationaal karakter van ons volk. Dat is zeker in onze tijd nodig en goed. Daarmee is tegelijk de ware oecumene gediend. Want verdieping van de kennis van de reformatorische belijdenis is geen negatieve zaak, en betekent geen onvruchtbare anti-houding, maar is er juist positief op gericht om allen die deze belijdenis zijn toegedaan in ware enigheid des geloofs aan elkaar te verbinden. Moge het Protestants Nederland gegeven worden in die zin velen tot zegen te zijn.
Kwalijke informatie
Hoezeer er allerlei informatie 'gekleurd' wordt doorgegeven en hoe weinig de zakelijkheid en de objectiviteit worden betracht blijkt uit het volgende bericht uit Voorlopig, dat door prof. dr. Herman Ridderbos in het Geref. Weekblad van 30 maart van commentaar voorzien wordt. 'Voorlopig' wil een evangelisch commentaar bij de tijd zijn, maar is zo eenzijdig links gericht dat de Kamper hoogleraar reden heeft zich te beklagen over de wijze, waarop zijn uitspraken worden weergegeven. We laten aan het slot van dit overzicht Ridderbós' artikel in zijn geheel volgen. De lezer oordele zelf:
Het laatst verschenen nr. van het maandblad Voorlopig, Evangelisch commentaar bij de tijd is, in zvvarte omslag, geheel gewijd aan Vietnam. Het is geheel geschreven door drs. Th. M. Hartkamp-Suurmond en drs. N. A. Schuman, is verdeeld in een aantal opstellen, die het verloop van de Vietnamtragedie nog eens uitvoerig uiteenzetten en daarover allerlei 'informatie' willen geven. Het geheel bestaat in een volstrekte veroordeling van het Amerikaanse optreden, waarvan men het imperialisme als de eigenlijke drijfveer ziet. Er is ook een hoofdstukje gewijd aan rechtvaardigen, pogingen dus om het Amerikaanse optreden in Vietnam op de een of andere wijze te verdedigen. Er worden citaten gegeven van Amerikaanse politici en militairen, waarin deze rechtvaardiging duidelijk op grond van imperialistische motieven geschiedt. Als eerste voorbeeld van deze rechtvaardigingen wordt echter ondergetekende aangehaald in het art. dat ik op 2 febr. jl. in dit blad schreef. Dat gaat dan zo:
'In de rechtvaardigingen van Amerika's optreden in Vietnam tuimelt van alles door elkaar. Ideologische en nuchtere rationalisaties werken mee aan de mistvorming die het geheel al jaren omgeeft. Maar de mythologieën zijn sterk'.
Als voorbeeld daarvan (van deze rechtvaardigingen en mythologieën) wordt dan het volgende aangehaald:
Want behalve de vraag met welk wereldlijk of zedelijk recht de Amerikanen deze onvoorstelbare verwoestingen in Vietnam hebben aangericht, is er die met betrekking tot het niets-ontziend fanatisme, de omenselijke terreur en wreedheid, waarmee de Noordvietnamezen op hun beurt hun zuidelijke broeders de zegeningen van het communisme deelachtig menen te moeten maken.
Prof. dr. H. Ridderbós, in Geref. Weekblad 2-2-'73
De schrijvers laten daarop dan volgen:
Deze voorstelling van zaken zal zijn duizenden blijven verslaan, ondanks de feitelijke gebeurtenissen, de werkelijke situatie etc. etc.
Ik heb geaarzeld of ik, waar het over zóveel ellende gaat het nog belangrijk moet vinden als ze met mij in een nu ook weer niet zó'n belangrijk blad een beetje aan het sollen zijn. Toch is het ook weer niet zo leuk om als een soort van kroongetuige te moeten fungeren voor de rechtvaardiging van al die menselijke ellende. Ik zou denken, dat er in het art. dat ik over het bestand geschreven heb geen woord van rechtvaardiging van het Amerikaanse optreden staat; sterker nog, dat in de uit dit artikel aangehaalde volzin blijkt, dat ik het wereldlijk of zedelijk recht van de Amerikanen juist im Frage heb gesteld (om het zéér zacht uit te drukken). Waarom moet dan juist ik als 'rechtvaardiger' opgevoerd worden voor de lezers van Voorlopig, die men blijkbaar over het Geref. Weekblad van alles kan vertellen, omdat ze dit toch niet lezen. Dit wat de rechtvaardiging betreft.
En wat nu voorts de 'mythologie' aangaat, die ik zou aanhangen en propageren, deze moet blijkbaar gevonden worden in wat ik in dezelfde volzin ook schreef over het fanatisme en de terreur van de Noordvietnamezen en over hun recht daarmee tegen hun zuidelijke broeders te keer te gaan. Is dat dan mythologie, vraarover men uit onvoorstelbare hoogte kan schrijven als een 'voorstelling van zaken', volstrekt in strijd met 'de werkelijke situatie' en die maar telkens weer wordt doorverteld 'ondanks de ruime toegang tot informatie over die feiten'. Ik denk niet dat de Zuidvietnamezen hetgeen hen door hun noordelijke broeders is aangedaan zo gemakkelijk naar het gebied van de sprookjes (mythologie) zullen verwijzen als de schrijvers van het opstel in Voorlopig, noch ook dit alles ondergaan zullen hebben als de barensweeën van de commimistische bevrijding. De manier waarop zij na het bestand de noordelijken in hun steden en dorpen tegemoet treden wijst daar in ieder geval niet op. Maar misschien is het beter de schrijvers te verwijzen naar een door hen zelf geciteerd manifest van de Nat. Raad van Kerken in de V.S., die zich scherp tegen de oorlog keren, maar in dit manifest de terreur en wreedheden van Noord-Vietnam en het Nationaal Bevrijdingsfront moeten 'toegeven'. Zijn dan ook die kerken nog het slachtoffer van dezelfde 'mythologie' als waarvan ik beschuldigd word? Want meer dan het recht van deze wreedheden en terreur in twijfel trekken heb ik in mijn art. ook niet gedaan. Het nr. van 'Voorlopig' over Vietnam wemelt van het woord 'informatie'. Het is een woord, dat in bepaalde kringen altijd weer wordt gebruikt en dat suggereert dat degenen, die het met de politieke opvattingen in deze kring niet of niet geheel eens zijn, lijden aan politieke onwetendheid of onnozelheid. Nu wil ik mij niet al te onvriendelijk opstellen tegenover drs. Hartkamp en drs. Schuman. Maar ik moet wel ernstig voor hen hopen dat van heel de 'informatie' die zij geven méér klopt dan van het kleine stukje, dat ik in loco kan controleren, omdat het over mijzelf gaat. Want van die 'informatie' klopt helemaal niets.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's