Boekbespreking
Milieuvervuiling en de dood van de mens, de christelijke visie op ecologie, door dr. Francis A. Schaeffer, vertaling van F. Cupido en M. Siesling, uitgave Buyten en Scliippersheyn, Amsterdam, 1973; prijs ƒ 17, 50.
Met vreugde en instemming kondig ik opnieuw een boek aan van de bekende dr. Schaeffer, dit keer over een probleem, dat vandaag hoe langer hoe meer geesten bezighoudt, nl. dat van de ecologie, het evenwicht en de ontwrichting daarvan tussen de levende wezens in de natuur. Denk aan factoren als water- en luchtverontreiniging, geluidshinder, enz. Deze zaak behoort een christen te interesseren. Zijn houding t.a.v. de natuur is immers niet onverschillig. Helaas zijn christenen er vaak van beschuldigd, dat zij door hun beginsel van de beheersing der natuur de zg. ecologische crisis veroorzaakt hebben (White). Een alternatieve christelijke visie als die van Franciscus van Assisi met zijn idee van de gelijkheid van alle schepselen, zou in ieder geval te verkiezen zijn. Deze grootste geestelijke revolutionair, de beschermheilige van de ecologen, wist b.v. zelfs een bloeddorstige wolf, die zijn omgeving onveilig maakte, te overtuigen van de dwaling zijns weegs. Maar nog beter zou men doen, als men de christelijke idee van de overheersing der natuur, die uitroeiing van de natuur ten gevolge moet hebben, zou vervangen door een pantheïstische, b.v. van het zen-boeddhisme. Is dat laatste niet de oplossing van de zg. milieukwesties ? Wanneer alles doorstroomd is door het goddelijke, gaat men er immers wel behoedzaam mee om! (Means). Brengt de gedachte van een transcendente God niet met zich mee, dat men geest en natuur dualistisch gaat scheiden ? De hippies zouden met hun pantheïstische instelling de zaak beter hebben begrepen. Schaeffer bestrijdt deze gedachte echter ten sterkste. De mens is meer dan gras alleen. Hij is een schepsel van God, naar Gods beeld gemaakt, met God verbonden, maar ook met de lagere schepping. De mens zal deze laatste als het maaksel van God respecteren en ze niet op een platonische wijze voor het lage en vuile houden, dat gerust geëxploiteerd en vernieuwd mag worden. Helaas is soms de schepping door christenen zo wel gewaardeerd, of op zijn best als bewijsmateriaal voor het bestaan van God gehouden. Maar de natuur heeft een waarde in zichzelf. De moderne mens ziet de dingen als vrucht van het toeval en kan er dus geen reële waarde aan toekennen. Maar de christen mag in de kerk bezig zijn om het prototype van de nieuwe kosmos te laten zien. God heeft zijn schepping in ere gehouden in de vleeswording des Woords en in de opstanding der doden van Jezus Christus en straks van de gelovigen. Daarom kan een christen 'zijn schone zuster' (de natuur) 'niet verkrachten', door louter pragmatisch en egoïstisch de schepping te exploiteren. Vernielzucht is een jnchristelijke deugd. Als ik een boom omhak om vuur te kunnen maken in de wintertijd, bega ik geen moord. Maar als b.v. in Zwitserland vanwege de haast en om financiële redenen prachtig natuurschoon moet verdwijnen om een hooggelegen dorp van elektriciteit te kunnen voorzien, dan schendt men de schepping Gods. Het zou (met meer kosten weliswaar en meer tijd) ook fraaier kunnen gebeuren dan vaak gebeurd is. Wij moeten als rentmeesters handelen. Aan het slot van het boek zijn enkele bijlagen opgenomen, artikelen van Lynn White jr. en Richard L. Means (zie boven). — Graag bevelen we dit boek bij onze lezers aan. Wij hebben hier een vlot geschreven appèl van Schaeffer op de christenheid van vandaag voor ons over problemen, waarvan menigeen doet, alsof ze niet bestaan. Op een fascinerende wijze doorloopt de schrijver telkens de verschillende terreinen van de wetenschap (de kunst, de filosofie, de theologie) en ontleent daaraan prachtige voorbeelden voor wat hij te zeggen heeft. Een bezwaar blijft, dat hij de natuur een waarde in zichzelf laat hebben. Liever zou ik hebben gezien, dat het doxologische van de schepping Gods nog Wat meer uit de verf was gekomen. God heeft alle dingen om, zijns zelfs wil gemaakt. Daarin ligt voor het geloof het verrukkelijkste van alles, wat is.
Anders Christen-zijn vandaag, door Joh A. T. Robinson; een bezinning op de mogelijkheden van het christen-zijn in deze tijd; uitgave Ten Have, Baarn; Ned. vertaling: drs. J. F. van Haselen; 77 blz.
In dit boekwerkje is de bekende Engelse bisschop Robinson aan het woord. De eerste vier hoofdstukken zijn geboren uit een reeks academiepreken, die in 1971 gehouden zijn in Great St. Mary's, in Cambridge. Later zijn ze uitgebreid en vermeerderd in aantal en tenslotte opnieuw herzien en uitgebreid in het licht van de vragen, die in verband hiermee aan Robinson gesteld werden. We krijgen in dit boek Robinson helemaal voor ons, zoals hij is. Het is een soort gecomprimeerde weergave van wat hij eerder ten beste gaf aan opvattingen over het christen-zijn nu. Robinson is zich ervan bewust, dat ook hij daardoor meegewerkt heeft aan het wegvallen van oude zekerheden in geloofszaken, inzake het persoonlijk gebed, de moraal, de kerkdienst, de zin van de zending. Maar hij betreurt dat wegvallen van oude zekerheden, van de vaste toestand niet. Het christenzijn vandaag zal de weg-nu, de waarheid-nu en het leven-nu (titels van de eerste, drie hoofdstukken) het beste vinden door te bevorderen al wat goed en echt menselijk is. Robinson heeft daar maar één woord voor, het woord liefde. In een consequente betrokkenheid op de vragen van de mensen van onze tijd, voert Robinson een vurig pleidooi voor een christenzijn, waarin de vraag: 'Waar vind ik een genadig God' identiek is met de vraag: 'Waar vind ik een genadige naaste ? ' Dat houdt een voluit 'wereldlijk' leven in, geen apartheid, wel een echt anders zijn dan de 'wereld'.
Onze conclusie is, dat in dit boekje op een buitengewoon geraffineerde wijze grote schoonmaak wordt gehouden, of zo men wil uitverkoop van dingen, die onder ons altijd volkomen zekerheid hebben gehad, terwijl ons in de plaats daarvan een slap aftreksel van zg. christelijk humanisme wordt geboden met een onverholen pluim op de hoed voor hen, die buiten de kerk beter christen-zijn presteerden dan velen in de kerk. Robinson heeft het echt theologische, nl. het denken en leven vanuit de eeuwige God, zoals Hij zich in zijn onfeilbaar Woord heeft geopenbaard ingeruild voor een antropocentrisch georiënteerdzijn, dat vandaag niet van de lucht is. De norm voor de liefde is in Robinsons beschouwingen net zo ver zoek als de weg, de waarheid en het leven, zoals deze ons van boven geschonken zijn in de Openbaring van Gods hoogste liefde der verzoening in Jezus Christus. De mens houdt hier zijn typisch vrijzinnige speurtocht naar God, maar verdwaalt, wanneer hij van zich uit het transcendente wil herkennen. Deze herkenning kan er alleen maar zijn na de erkenning van de Openbaring van de levende God in de Heilige Schrift. Dat is het trieste en uitzichtloze van Robinsons streven. Hier is ten diepste geen plaats voor schuldbesef, voor verzoening, voor oordeel en genade. Hier wordt het graf van de kerk gegraven. Als onze lezers dit boekje kopen en bestuderen, weten ze in ieder geval, dat de prijs, die dit soort modernistische theologie ons laat betalen, onbetaalbaar is. Tenminste, als het Woord van God de schat van ons leven is geworden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's