Uit Spurgeons 'Pastorale adviezen' 1
De bekende prediker Charles Hadden Spurgeon hield voor zijn studenten vaak lezingen waarin hij hen 'pastorale adviezen meegaf'. Deze lezingen die voor een deel ook in het Nederlands zijn vertaald en uitgegeven zijn boordevol raadgevingen en vermaningen voor prediker en gemeente, die voor nu nog even actueel zijn als voor de tijd waarin Spurgeon leefde (1834—1892). Van tijd tot tijd zullen we een passage uit deze 'pastorale adviezen' of uit de eigen ervaringen van Spurgeon in ons blad overnemen. Ze zijn de moeite van het lezen ten zeerste waard.
In de New Park Street maakte ik eens een zeer bijzondere ervaring mee, waarvan enkelen in deze zaal getuige zijn geweest. Ik had het eerste gedeelte van de avonddienst voorspoedig vervuld en gaf het lied op, dat voor de preek zou worden gezongen. Toen ik de Bijbel opende om de tekst op te zoeken, die ik als onderwerp voor mijn preek zorgvuldig had bestudeerd, sprong van de tegenoverliggende bladzij, als een leeuw uit de struiken, een andere tekst op me af met veel meer kracht dan de tekst, die ik had gekozen. De gemeente zong en ik zuchtte. Ik geraakte in tweestrijd en wist niet wat te doen. Natuurlijk begeerde ik het pad te lopen, dat ik van tevoren had afgebakend, maar de andere tekst liet zich niet afwijzen. Hij scheen me aan mijn kleren te trekken en te roepen: 'Neen, neen, ge moet over mij preken. God wil hebben, dat ge mij volgt.' Ik overwoog, wat mijn plicht was, want ik wilde noch roekeloos noch ongelovig zijn. Tenslotte dacht ik: 'Welnu, ik zou graag de preek houden, die ik heb voorbereid en het is een groot waagstuk om een nieuwe gedachtengang te ontwerpen, maar omdat deze tekst me vasthoudt kan dit van de Heere zijn, en daarom zal ik het erop wagen wat er ook van komt.' Bijna altijd noem ik terstond na de inleiding mijn verdeling, maar in strijd met mijn gewoonte deed ik dat om begrijpelijke redenen bij deze gelegenheid niet. Het eerste deel ging me nogal gemakkelijk af, hoewel ik volkomen onvoorbereid sprak. Bij de behandeling van het tweede deel gevoelde ik een ongewone rustig werkende kracht, maar ik had er geen idee van, hoe het derde punt zou uitvallen, daar de tekst me op dat moment geen stof meer verschafte. En ook nu zou ik niet kunnen zeggen, wat ik zou hebben gedaan, als er niet iets was gebeurd, waarop ik nooit had gerekend. Door gehoor te geven aan wat ik voor een goddelijke aandrijving hield, had ik mezelf in een grote moeilijkheid gebracht. Doch ik gevoelde me er vrij rustig onder. Ik geloofde, dat God me zou helpen en ik wist, dat ik de dienst kon beëindigen, als er niets meer te zeggen viel. Het bleek onnodig me nader te beraden, want plotseling zaten we volkomen in het donker. Het gaslicht was uitgegaan. Daar de banken stampvol zaten en de kerk tot de laatste plaats was bezet, was het gevaar maar ook de zegen groot. Wat moest ik doen ? De mensen waren wel wat geschrokken, doch ik stelde hen terstond gerust door te zeggen, dat ze volstrekt niet bang behoefden te zijn, al was het licht uit, daar het spoedig weer zou worden aangestoken. En wat mezelf, betreft, dat ik — daar ik geen geschreven preek voor me had — net zo goed in het donker als bij licht kon spreken, als zij maar zo goed wilden zijn om te blijven zitten en te luisteren. Al had ik een nog zo goed uitgewerkte preek gehad, zou het dwaas geweest zijn, daarmee voort te gaan en in dit geval kwam ik ook niet in ongelegenheid. Ik dacht opeens aan de welbekende tekst, die spreekt van het kind des lichts, dat in de duisternis en het kind der duisternis, dat in het licht wandelt. Passende opmerkingen en voorbeelden voelde ik me toestromen en toen de lampen weer brandden, zag ik een gehoor voor me, zo aandachtig en rustig als maar ooit iemand heeft aanschouwd. Het merkwaardigste van alles was, dat een paar kerkdiensten later twee personen tot belijdenis van hun geloof kwamen. Ze bekenden, dat ze die avond tot bekering waren gekomen. De eerste dankte haar bekering aan het eerste deel van de preek, die ik had gehouden over de nieuwe tekst, die op me afkwam, en de ander aan het laatste deel, waartoe de plotselinge duisternis de aanleiding was geweest. Ge ziet dus, hoe God me in zijn voorzienigheid te hulp was gekomen. Ik vertrouwde me aan God toe en naar Zijn beschikking ging het licht te rechter tijd uit. Sommigen spotten allicht hiermee, maar ik kom erdoor tot aanbidding. Anderen mogen het veroordelen, maar ik verblijd me erover.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 augustus 1973
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's