De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De vertolking van het Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vertolking van het Woord

Een studie over ons taalgebruik

11 minuten leestijd

Deze keer een artikel over een zaak, die ik nogal interessant vond. Enkele Leidse studenten — niet opgegroeid in de kring van de Gereformeerde Bond — zonden mij een door hen geschreven studie over 'enige kenmerken van het taalgebruik bij de Gereformeerde Bond'. Ze maakten deze studie voor hun doctoraal examen Nederlands en deden dit in navolging van het proefschrift van dr. C. van de Ketterij De weg in woorden, waarin het ging over piëtistisch woordgebruik sinds 1900, waarbij dan met name het taalgebruik van een bepaalde sector in de Gereformeerde Gemeenten en in de Oud-Gereformeerde Gemeenten bedoeld was. Aan dat boek heb ik ook in ons blad al eerder aandacht besteed.

De auteurs hebben hun studie gebaseerd op artikelen, meditaties, berichten en verslagen die ze aantroffen in een tweetal kerkbladen uit onze kring, te weten Onze Vaan te Katwijk aan Zee en het Huizer Kerkblad alsmede in De Waarheidsvriend en de Oude Paden, alsook op boeken uit onze kring zoals Gewoon Hervormd, Tien Keer Gereformeerd, Op het scherp van de snede en De Religie van het belijden. Wat de boeken betreft, de auteurs hebben die met name ook gebruikt om in de inleiding van hun studie aan te geven wat de Gereformeerde Bond is en wat het spoor is waarop de Bond zich bevindt.

Al met al vond ik deze studie interessant genoeg om er iets uit weer te geven. Het kan zijn nut hebben te weten hoe anderen onze woorden zien, zeker als het een wetenschappelijk gerichte studie is.

De Statenvertaling

De schrijvers merken op dat er in het taalgebruik van de Gereformeerde Bond niet is 'een overeenkomstig afgepaald gebied dat zich voor een systematische beschrijving leent als in de taal der piëtisten'. 'De Bonders kennen niet een weg die zozeer vastligt en zo sterk aan precies die woorden vastzit'. Het woordgebruik verschilt bovendien niet zoveel van het zg. Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). Maar wel is er een sterke aansluiting in het taalgebruik bij de Statenvertaling. 'De geest van de Statenbijbel is zowel naar inhoud als vorm in bijna iedere alinea te proeven', zo wordt gezegd. Niet alleen in letterlijk aangehaalde teksten is dat het geval, ook in beelden of woordgroepen die gebruikt worden zoals: 'de bijl aan ons leven', 'de satan toegevallen', 'pleisteren met loze kalk', 'schapen zonder herder', 'wind van leer', 'gemeente die zalig wordt', 'zielen die worden toegebracht'. Behalve de invloed van de Statenvertaling is er ook de invloed van de Drie Formulieren van Enigheid en de oude psalmberijming, die in het taalgebruik tot uitdrukking komt. Nog enkele voorbeelden: 'opgaan naar Gods huis', 'wandelen in het vrolijk levenslicht', 'het Evangelie niet naar de mens'.

Zoals gezegd stellen de schrijvers, dat bij de Bonders de weg niet zozeer vastzit aan de woorden, zoals bij diegenen die dr. Van de Ketterij beschreef. Wel zijn de schrijvers tot de conclusie gekomen, dat er veel gemeenschappelijke trekken zijn tussen de Bonders en de Afgescheidenen, die Van de Ketterij piëtisten noemt, bijvoorbeeld: de nadruk op de noodzaak van bekering, de houding tegenover de Bijbel, de werking van de Heilige Geest, de bevinding als omgang met God, de kloof tussen bekeerden en onbekeerden. En allerlei piëtistisch woordgebruik zoals: verbrijzeld worden, zondaar voor God worden en allerlei bevindelijke ervaringen komen in de Bond precies zo voor als bij de piëtisten. Maar 'de weg kan evengoed over andere woorden lopen'.

Intermezzo

Me dunkt dat de auteurs hier een juiste typering geven. Geen weg die aan woorden vastzit! In Gewoon Hervormd staat te lezen: 'Dat geeft de prediking tegelijkertijd de opdracht het Evangelie altijd weer met nieuwe woorden te brengen. Die nieuwe woorden zijn geen gewilde woorden, geforceerd actueel of platvloers. Maar het zijn verstaanbare woorden. Zij moeten verstaan worden niet alleen door het trouwe gemeentelid, maar ook door hen die geen achtergrond hebben in opvoeding en onderricht, zoals er steeds meerderen onder ons volk komen. Dat vergt voor de predikant een gestage oefening. Maar het is een oefening, die wordt beloond. Want het is een inspirerende ervaring, wanneer we ontdekken, dat de geheimenissen van Gods Koninkrijk ook in onze taal kunnen worden bekendgemaakt' (p.54, 55).

Daarbij blijven de zaken, waarom het in de Schrift gaat, de zaken ook die in het geloof beleefd worden en de zogenaamde orde des heils, voluit overeind staan. Deze zaken, de heilsdaden van God, die door de toeëigening vanuit de Heilige Geest ook beleefd, ervaren worden, behoeven echter niet in zeventiende-eeuwse taal te worden verpakt, en zeker niet door afgesleten cliché-uitdrukkingen, die op de klank af worden gehanteerd, te worden weergegeven. Dat mag en kan in eigentijdse taal gebeuren. Maar wél is het zo, dat het geloof een taaleigen heeft, dat in de wereld niet wordt gehanteerd, een taaleigen dat bepaald ook in de Statenvertaling, die overigens in ons land taalvormend heeft gewerkt, voorhanden is. Er blijven ook woorden die onvervangbaar zijn, wil men ze tenminste niet afvlakken, devalueren. Woorden die onbegrijpelijk blijven, voorzover we ze verstandelijk hanteren. Woorden die om beleving vragen. Die te maken hebben met de liefde, die aan het geloof eigen is. Daarom is er een woordenschat, die we alleen op straffe van verschraling zouden kunnen kwijtraken. De zaken van de geloofservaring vragen ook om woorden om het te vertolken: de verbrijzeling van het hart, het zondaar worden voor God, het uitstorten van de liefde van God in het hart, de rechtvaardiging door het geloof. In de Schriften zelf is dit taaleigen voorhanden. Woorden als ontdekken, ontledigen, verbrijzelen, vindenstijd en dergelijke, die door de auteurs van genoemde studie tot het piëtistisch taalgebruik worden gerekend, komen zó in de Statenvertaling voor. Er zijn ook woorden die nóch in Van Dale, nóch in de Statenvertaling voorkomen en die toch veelvuldig gebruikt worden terwijl ze wel hun wortels hebben in andere grondwoorden van de Statenvertaling, bijvoorbeeld: wederbarend, bevindelijk, schuldovememend, bruidsgemeente. Maar overigens vraagt de verkondiging van de daden Gods om eigentijdse vertolking. Op de eerste Pinksterdag hoorde ieder in zijn eigen taal de grote daden Gods. Zo zal het ook nu nog zijn. Eigen taal betekent ook taal van onze tijd en geen zeventiende-eeuwse. Maar dan tevens een Schrift-gebonden taal, die het diepst verwoordt de zaken die in het geloof verstaan worden.

Wat opvalt

De schrijvers van genoemde studie hebben verder nog enkele dingen op een rijtje gezet die hen opvielen. Daarvan noem ik er drie.

In de eerste plaats worden onder ons — en het zal wel niet alleen onder ons zo zijn — veel samengestelde woorden gebruikt: gebedsgemeenschap, gemeenteleven, eeuwigheidsleven, geloofsovergave, geloofsgehoorzaamheid, heilzon, kruislijden, levenswerkelij kheid, vloekwaardigheid, schuldverslagen. Woordbediening, zondaarsliefde, verbondsmiddelaar.

In de tweede plaats worden nogal eens woorden naast elkaar, twee-aan-twee gebruikt. Daarbij zijn gevallen van woorden die niet identiek zijn maar elkaar aanvullen, een andere nuance aanbrengen, of zelfs twee verschillende aspecten bedoelen te belichten. Voorbeelden daarvan zijn: heilig en verheven, gewillig en gehoorzaam, gerechtigheid en heiligheid, genade en waarheid, almachtig en genadig, barmhartigheid en trouw, zondeloos en smetteloos. Meestal gaat het dan om zaken, die de Heere God of Christus betreffen. Er zijn echter ook voorbeelden van woordenparen, die zeer dicht bij elkaar liggen en kennelijk de bedoeling hebben nog eens te accentueren met een kleine nuance verschil. Voorbeelden: gediend en geprezen, zonden en misdaden, dood en graf, ontdekking en ontlediging; de schrijvers noemen hier ook voorbeelden van woorden die dunkt me niet zo dicht bij elkaar liggen, bijvoorbeeld: onwaardigheid en verlorenheid, wereld en eigen vlees. Tenslotte wijzen ze nog op woordenparen, die uit volkomen gelijke woorden bestaan: roepen en schreeuwen, zwaar en moeilijk, gang en treden, berooid en beroofd, touwen en snoeren, stemmingen en emoties, nood en ellende, wortel en bron.

In de derde plaats wijzen de schrijvers er nog op, dat het voorkomt dat twee teksten ineengevlochten worden tot een bepaalde woordcombinatie, die zó niet in de Schrift voorkomt. Als voorbeeld wordt onder meer genoemd: Wel in de wereld niet van de wereld. 'In de wereld' staat b.v. in 1 Joh. 2 : 15. 'Niet van de wereld' in Joh. 15 : 19. Zo worden meer voorbeelden genoemd. Ik geef het maar door ter kennisname en lering.

Niet vandaag voor het eerst

Me dunkt, dat het taalgebruik een zaak is die de aandacht hebben mag. Is ons spreken en schrijven, ook in het taalgebruik. Woord-gebonden ? Dat is de eerste vraag die gesteld mag worden. In de tweede plaats is verzorgd taalgebruik van grote waarde. Stijl en netheid is in dit opzicht niet niets. Onze woorden dienen niet alleen altijd 'in aangenaamheid, met zout besprengd te zijn', opdat we mogen weten 'hoe we een ieder moeten antwoorden' (Col. 4:6), maar het woord moet ook gezond zijn (Titus 2:8), waarbij in dat verband zelfs ook gesproken wordt over waardigheid of deftigheid in de leer. Met andere woorden: Het Woord is te voornaam dan dat we er ook in ons woordgebruik maar wat van zouden maken.

Wat de laatstgenoemde punten betreft, die de auteurs van de studie ons voorhouden, dat zijn punten die niet van vandaag of gisteren zijn, en ook niet specifiek de G.B. aangaan. Maar daarom mogen we er wel ook kennis van nemen. Ik eindig in dit verband dan ook met enkele aanhalingen uit Spurgeons Pastorale Adviezen.

Dr. Charles Brown, van Edinburgh, geeft in een wondermooie toespraak, gehouden op een vergadering van de 'New College Missionary Association', voorbeelden van onjuiste aanhalingen, in Schotland gangbaar, maar die soms hun weg vinden over de Tweed (een rivier in het zuiden van Schotland; v. d. G.). Met zijn verlof zal ik ze volledig citeren. 'Er bestaat wat we kunnen noemen een erbarmelijke, soms zeer vreemdsoortige vermenging van Bijbelteksten. Wie is niet vertrouwd met de volgende woorden, in het gebed tot God gericht: Gij zijt de Hoge en Verhevene, die in de eeuwigheid troont en op de lofzangen daarvan'. Ze zijn een vermenging van twee prachtige teksten, elk op zichzelf even mooi, maar beide bedorven en een volkomen verloren gegaan, nu ze op deze wijze verbonden en vermengd worden. De ene is Jesaja 57 : 15: Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is'. De andere is Psalm 22:3: Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op de lofzangen Israels'. Het tronen op de lofzangen der eeuwigheid is op z'n zachtst gezegd, zinloos: Er waren in de verleden eeuwigheid geen lofzangen om op te tronen. Maar welk een heerlijkheid is er in het nederdalen van God om te tronen en zijn woning te maken in de lofzangen van Israël, de verloste Kerk ! Er is nog een voorbeeld van dit soort, al even vreemd en toch zoveel gebruikt, dat ik veronderstel, dat het zeer algemeen beschouwd wordt als gewettigd door de Schrift. Hier is het: Wij leggen de hand op onze mond, en onze mond in het stof en roepen uit: Onrein, onrein, o God, wees ons zondaren genadig'. Dit is een samenvoeging van niet minder dan vier teksten, die elk schoon zijn op zichzelf. Ten eerste Job 39 : 37: Zie, ik ben te gering, hoe zal ik U bescheid geven ? Ik leg de hand op mijn mond'. Ten tweede Klaagliederen 3 : 29: Hij drukke zijn mond in het stof, misschien is er hoop'. Ten derde Leviticus 13:45, waar de melaatse bevolen wordt zijn bovenlip te bedekken en te roepen: Onrein, onrein ! En ten vierde, de bede van de tollenaar. Maar hoe ongerijmd is het, dat iemand eerst de hand op de mond legt, dan zijn mond in het stof drukt en tenslotte roept!'...

'Een (ander) soort wordt gevormd door zinloze pleonasmen, gewone, algemene, overtollige uitdrukkingen. Een ervan is zo algemeen geworden, dat ge ze zelden zult missen, wanneer de passage, waarop ik doel, naar voren komt. 'Wees in het midden van ons' (of, zoals sommigen het liever, naar mijn mening wat ongelukkig uitdrukken: in ons midden') 'om ons te zegenen en ons goed te doen'. Welke aan­ vullende gedachte ligt er in die laatste uitdrukking: en ons goed te doen' ? De passage, waarop deze uitdrukking betrekking heeft, is Exodus 20:24: Op elke plaats, waar Ik mijn naam doe gedenken, zal Ik tot u komen en u zegenen'. Zo is de eenvoud van de Schrift. Wij voegen eraan toe: zegen ons en doe ons goed'. Spurgeon besluit dan met te zeggen: Gij, die tot mijn grote voldoening zo onwrikbaar de woordelijke inspiratie-theorie aanvaardt, behoort nimmer te citeren voordat ge de woorden precies kunt weergeven, omdat ge volgens uw eigen beschouwing door de verandering van een enkel woord ten aanzien van Gods bedoeling met de passage geheel zoudt kunnen mistasten. Als ge de Schrift niet nauwkeurig kunt citeren in uw gebeden, waarom zoudt ge het dan doen ? Gebruik een zelf gevormde uitdrukking, ze zal God zeker zo welgevallig zijn als een geschonden of bekorte Schriftplaats.'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De vertolking van het Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1973

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's