De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

En vergeef ons onze schulden 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

En vergeef ons onze schulden 2

Het gebed

7 minuten leestijd

Hoe is vergeving mogelijk?

Laten we vooropstellen dat op deze vraag geen antwoord te geven is, dat ons het wonder der vergeving begrijpelijk maakt. Dat zou alleen kunnen, wanneer we de schuld eveneens begrijpelijk zouden kunnen voorstellen. Dan zou het Franse gezegde: alles begrijpen is alles vergeven, waarheid bevatten. Maar zo vlak en simpel is het leven niet. Laten we de mogelijkheid van de vergeving niet proberen te beredeneren; want dan komen we er niet uit.

Laten we liever luisteren naar de Schrift, waarin de vergeving gepredikt en bezongen wordt. Niet alsof daar vergeving een min of meer vanzelfsprekende zaak zou zijn. Wanneer wij volharden in de weigering ons tot God te bekeren, zegt de Bijbel stellig, dat God ons onze ongerechtigheden niet zal vergeven (Exodus 23 : 21, Deut. 29 : 20, Jozua 24 : 19, Jeremia 5 : 7 e.a.). Maar dat ligt dan aan onze hardnekkigheid. Want bij de Heere is vergeving (Ps. 130 : 4). Ja, Hij vergeeft menigvuldig (Jes. 55:7). In beide sacramenten, die het Evangelie kort samenvatten, blijkt de vergeving centraal te staan. Johannes de Doper, de wegbereider, predikt de Doop der bekering tot vergeving der zonden (Mare. 1 : 4, Luc. 3:3). Op de Pinksterdag verzekert Petrus: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden (Hand. 2 : 38). En bij de instelling van het Heilig Avondmaal verbindt Jezus aan de beker der dankzegging de prediking van Zijn bloed, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden (Matth. 26 : 28). De opdracht aan de apostelen luidt, dat zij zullen prediken bekering en vergeving der zonden onder alle volken (Lucas 24 : 47, Hand. 5 : 31). Ja, de apostel Johannes verzekert, dat Gods trouw en rechtvaardigheid er borg voor staan, dat Hij ons de zonden vergeeft, wanneer wij die oprecht aan Hem belijden (1 Joh. 1 : 9).

Eigenlijk is Hij de Enige, die vergeven kan. Wat dat betreft is er waarheid in de overdenking der Schriftgeleerden, dat niemand de zonden vergeven kan dan God alleen (Luc. 5 : 21). Onze menselijke vergeving bereikt nooit wat Gods vergeving wel tot stand brengt nl. dat de schuld ook werkelijk weg is, omdat zij betaald is. Dat die 'betaling' nodig is blijken we in ons geweten vaak te beseffen. Het leven is vol van wanhopige pogingen om het verkeerde goed te maken, om het gedane of verzuimde 'ongedaan' te maken. Het kan mensen vervolgen! Maar het verleden blijft. Wie van vandaag af geen schulden meer zou maken, heeft toch de oude niet weggedaan.

Dat kan alleen door kwijtschelding. Als het om geldelijke schuld gaat kunnen we dat. Wie schuld kwijtscheldt, neemt die schuld eigenlijk voor eigen rekening. Hij neemt die over en lijdt zelf de schade. Dat is een beeld (maar ook niet meer dan dat) van datgene, wat God in Christus heeft teweeggebracht. Dat is voor Paulus de kern van het Evangelie (Efeze 1 : 7, Col. 1 : 14).

Daarvan zingt de oude Zacharias. Daarmee vat hij de zaligheid samen, waarvan God Zijn volk kennis geeft (Lucas 1 : 77). Daarvan wijst de Hebreeënbrief de grond aan, als de apostel zegt, dat zonder bloedstorting geen vergeving geschiedt (Hebr. 9:22).

Hier blijken de vergeving der zonden en de rechtvaardiging van de goddeloze erg nauw verbonden te zijn. De vaderlijke vergeving sluit de handhaving van Gods recht niet uit. Maar ook omgekeerd: het recht sluit de vergeving niet uit.

Daarom in antwoord 126 van de Catechismus de verwijzing naar het bloed van Christus, Zijn offer. Zijn plaatsbekleding. Zó één is Hij geworden met zondaren. Zo lief heeft Hij hen gehad. Zo werd Hij het Lam, dat hunne zonden op zich nam. Dat is bijbels. Dat is Jesaja 53. Dan spreekt de Schrift in termen van 'in de diepten der zee' en 'achter Gods rug werpen' (Micha7 : 9, Jesaja 38 : 17).

Voor ons mensen is niets 'herstelbaar'. Maar wat onmogelijk is bij de mensen is mogelijk bij God. Iemand (prof. W. J. Aalders) heeft het zo gezegd: 'God kan scheppen, dat is iets wat niet is doen zijn. Hij kan herscheppen, dat is iets wat niet goed is goed doen worden. Hij kan ook ont-scheppen, als mij dit woord geoorloofd is, d.i. iets wat is en niet goed is teniet doen. Dit is vergeven: niet meer mederekenen, als ongedaan beschouwen, ongedaan maken' (het Onze Vader bl. 46). Dat is niet iets wat door menselijk begrip kan worden uit-gerekend en na-gerekend. Dat kan alleen door het geloof worden verstaan. En dan mogen we erover nadenken.

We mogen en moeten er ook om blijven vragen. God wil gebeden zijn (Ezechiël 36 : 37). En het bidden naar Zijn wil heeft de belofte der verhoring (1 Joh. 5 : 14).

De grenzen der vergeving

Zijn die er ? We zingen toch dankend: Loof Hem, die u al wat gij hebt misdreven hoeveel het zij, genadig wil vergeven ! (Ps. 103). En Jesaja 1 spreekt van zonden als scharlaken, die wit zullen worden als sneeuw (vs. 18).

Dat is zo. De oprecht schuldbelijdende zondaar, die in het geloof op Christus ziet, behoeft niet te vrezen, dat de afmetingen van zijn schuld die van Gods genade te boven gaan.

Maar vooreerst is de oprechtheid van die schuldblijdenis wel geen voorwaarde in de zin van pleitgrond, maar wel de onontbeerlijke weg tot de volkomen vergeving.

In de tweede plaats moet die oprechtheid ook blijken in de ernstige begeerte tot een nieuw leven.

Ten derde: ls er dan toch in de Bijbel sprake is van een onvergeeflijke zonde, dan hebben we daar te doen met een zodanige, bewuste verharding als alleen met de haat van de duivelen overeenkomst, een verharding, die ook nooit leidt tot de bede: Vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot (Ps. 25:11). Waar dat gebeden wordt, is de ongerechtigheid nooit te groot. Daar is vergeving.

De vergevensgezindheid

Daarvan spreekt het tweede gedeelte van deze bede. Eigenlijk vanzelfsprekend. Hoe zullen wij een beroep doen op Gods ver­ gevende zondaarsliefde, wanneer bij ons zelf de bereidheid ontbreekt onze naaste zijn schuld te vergeven ?

Toch blijkt het voor ons mensen niet zo vanzelfsprekend te zijn. Want meer dan eenmaal wordt door de Heere Jezus gewezen op dit samengaan van vergeving vragen en vergeving schenken. In Matth. 6 volgt onmiddellijk op het Onze Vader de onderstreping van juist deze toevoeging aan de vijfde bede door de verzekering, dat het al of niet vergeven van onze misdaden samenhangt met het al of niet vergeven van hetgeen onze medemensen tegen ons misdeden.

En dan — bekend is de gelijkenis van die man, die het onvoorstelbaar grote bedrag van de 10.000 talenten schuldig was, maar die zijn mededienstknecht zijn 100 penningen schuld niet wilde kwijtschelden (Mattheüs 18 : 23—35). Wie de 100 penningen niet kwijt kan schelden, beseft niet wat het is 10.000 talenten (vele miljoenen ! — wat mogen we dankbaar zijn, dat Jezus dit fabelachtige getal noemt) schuldig te zijn. Daar ontbreekt totaal alle schuldbesef.

Hier is geen sprake van een soort vóórwaarde. Nog minder dat wij God de Heere een soort voorbeeld zouden willen geven. Dan zag het er met ons niet best uit. Want vergeven blijft ons moeizaam en gebrekkig afgaan.

Maar hier is alleen een getuigenis van de rechte gesteldheid des harten van hem, die bidt — een zuiverheid van besef en van gezindheid, die zelf ook, naar het antwoord van onze Catechismus, alleen maar een bewijs is van de overmacht van Gods genade. Daardoor kan een man als Stephanus, als hij gestenigd wordt, in het spoor van zijn gekruisigde Heiland bidden voor zijn beulen: Heere reken hun deze zonde niet toe ! (Hand. 7 : 40). Met die woorden kan hij sterven. Die genade geeft ook grote vrede, zowel met die God, tegenover Wien ons leven zo in de schuld staat, als met die mens, die onze schuldenaar is.

De verwondering over de rijkdom van Gods vergeving is zelden zo treffend tot uitdrukking gebracht als door ds. P. Huet in zijn gedicht 'de laagste plaats':

Op de heuvel Golgotha
staat een kruispaal opgeheven;
Als ik daarheen de ogen sla,
wordt mij alle schuld vergeven.
Onder de ijz'ren nagelpunt,
die Uw voeten houdt verbonden,
zij een plaatsje mij vergund
waar 'k mag wenen om mijn zonden.
Geef me er de allerlaagste plaats,
zo Gij mij een plaats wilt geven !
Nooit heeft iemand zoveel kwaads
tegen zoveel licht bedreven.

 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1973

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

En vergeef ons onze schulden 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1973

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's