Wereldgelijkvormigheid
Vroeger werd over de vragen van de persoonlijke levensstijl meer geschreven dan tegenwoordig. Geschriften over de gereformeerde zede bijvoorbeeld hielden zich sterk bezig met het leven van de christen, met zaken als wereldgelijkvormigheid. Wanneer momenteel over ethische vragen, vragen die de christelijke zede betreffen, wordt gehandeld dan wordt al spoedig de zaak getrokken in het kader van de maatschappelijke verhoudingen en de wereldverbanden. Maar over de levensstijl wordt meer en meer gezwegen. Men moet de mensen niet bevoogden, zo heet het dan vaak. Dat tijdperk van paternalisme hebben we achter de rug. Maar intussen heeft de verwereldlijking een geweldige greep op het christelijk leven gekregen. Toen prof. Douma op de conferentie van het COGG sprak over de ethische vragen, zei hij heel eerlijk, dat hij wat zijn eigen kring betreft alle reden heeft om ootmoedig te zijn omdat er wat de levenswandel betreft zoveel niet in orde is. Wie zou het hem niet nazeggen voor eigen kring?
Mensen zitten er mee
Toch zitten mensen vaak met de vragen van de christelijke levensstijl in deze tijd. Alleen al van de laatste maanden heb ik een stapeltje brieven liggen waaruit dat blijkt. Ouders zitten er mee bij de opvoeding van hun kinderen. Wat moeten we hen toestaan en wat niet? Op de scholen worden de jongeren geconfronteerd met leeftijdgenoten, die weinig problemen hebben ten aanzien van wat mag en niet mag. En niet zelden is het ook op christelijke scholen voor voortgezet onderwijs voor de jongeren niet eenvoudig een eigen levensgedrag trouw te blijven. Men mag wel christelijk zijn maar niet anders. Ouders, die echt om het geestelijk welzijn van hun kinderen bezorgd zijn, verstaan er dan ook wat van dat Job, toen zijn zonen aan het feestvieren waren, 's morgens vroeg offerde, want misschien hadden zijn kinderen gezondigd. Waar komen de jongeren in terecht als ze buitenshuis zijn? En de zonde boeit, ze bekoort en slaat gemakkelijk in de boeien. Staan de jongeren wat dit betreft niet voor veel verzoekingen?
Aanpassing
We zullen eerlijk moeten toegeven, dat er in veel christelijke gezinnen al een geweldige aanpassing is gekomen. Dingen, die nog niet zo lang geleden absoluut taboe waren in gereformeerde kringen, zijn thans heel normaal. Wat steekt er voor kwaad in dansen, bioscoopbezoek, zondagsport? Zijn deze dingen door velen al niet lang geaccepteerd? De moderne communicatiemedia brengen al die dingen overigens vlak bij ons. We hebben de dingen in huis, die we vroeger ver buiten de deur hielden. In hoeveel gezinnen is er geen enkele selectie wat betreft de programma's van de communicatiemedia. De hele dag staat de radio aan met alle mogelijke en onmogelijke muziek. En hoevelen in de christelijke gemeente missen geen televisieprogramma, in de week niet en 's zondags niet. De zondagsport is binnen handbereik gekomen en velen zijn voor de verzoeking daarvan door de knieën gegaan.
Zou het niet nodig zijn, dat de gemeente, ook in deze concrete dingen, geleerd wordt de wereld niet gelijkvormig te worden? Komt er niet een te grote voorzichtigheid als het gaat om de mensen te vermanen in zaken als deze? Wie doet nog als die dominee, die pas geleden de zaal binnenstapte van het kerkelijk centrum, waar het bruidspaar feestvierde, dat 's middags op de knielbank in die kerk geknield lag, en dat zich nu vermaakte bij een band, die tot in de omtrek te horen was? Tussen twee haakjes, juist wat de christelijke stijl betreft is het al een punt apart voor wat voor soort bijeenkomsten de kerkgebouwen of de zalen daarvan ter beschikking worden gesteld.
Men kent wel de verhalen van predikanten in het verleden, die gelegenheden met een onfrisse atmosfeer binnenstapten omdat ze daar hun gemeenteleden vermoedden. In een tijd, waarin de levensstijl zo algemeen vervaagt zal dat wel steeds moeilijker worden, maar dat de gemeente toch in deze tijd over de levensstijl niet in het ongewisse mag worden gelaten is buiten kijf. We hebben dunkt me nodig een hernieuwde nadruk op het ascetische element in het christelijke leven, op het zich onthouden van dingen die een naam hebben in de wereld maar die niet horen bij God en Zijn dienst.
Gebod op gebod?
Intussen is christelijke levensstijl niet een zaak van alleen maar verboden, ook niet van gebod op gebod, regel op regel. Mensen kunnen elkaar ook geboden opleggen, die niet anders zijn dan streekgewoonten of kerkelijke gewoonten, maar die met de christelijke levensstijl als zodanig weinig te maken hebben. Wat wordt er soms niet veel drukte gemaakt over kleine dingetjes, over bijkomstigheden en wat leggen mensen elkaar daarin vaak een juk op, dat te zwaar is om te dragen, zó dat het leven een wettisch stempel gaat krijgen. Dan zwijg ik maar over het feit, dat er mensen zijn die precies kunnen vertellen wat predikanten en ambtsdragers moeten laten die zij zich zelf als 'gewone' gemeenteleden wel menen te kunnen permitteren. Of over mensen — want dat komt ook voor — die bepaalde dingen nog wel doen, maar die erzelf van zeggen dat, als ze bekeerd zouden zijn, ze deze wel zouden laten. Ook op deze wijze kan er iets grondig fout zijn in de gemeente.
Moeten we niet zeggen, dat de levensstijl in het teken dient te staan van het offer aan God? Het gaat om het stellen van ons lichaam, van ons hele bestaan, tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke offerande, welke is onze redelijke godsdienst'. (Rom. 12 : 1). Het uiterlijke staat niet los van het innerlijke. Het leven van elke dag moet als het goed is gestempeld zijn door geestelijk leven. Als het daar dan om gaat, dan wordt ons doen en laten genormeerd door de geboden van God — de paaltjes langs de weg van het leven om ons voor afdwalen te bewaren — en gestempeld door de vraag of we er God voor kunnen danken.
De liefde
Het mag intussen opvallend heten, dat Romeinen 12, waarin de veel aangehaalde tekst over het niet aan de wereld gelijkvormig worden voorkomt, zo uitgebreid handelt over de liefde, de onderlinge liefde. De toewijding tot God, waarover Rom. 12 spreekt, en de onderlinge liefde horen bij elkaar. Een levensstijl zonder onderlinge liefde is ook volop wereldgelijkvormigheid. Zou er zo niet veel wereldgelijkvormigheid zijn, terwijl het leven vol is van stricte regels over allerlei uiterlijke zaken?
Er staat dan nogal wat in Romeinen 12. We moeten herbergzaam zijn, de deur moet om zo te zeggen voor de ander met zijn vragen en zijn noden, geestelijke en stoffelijke, open staan.
We moeten blij zijn met de blijden en bedroefd met de bedroefden. Dat vraagt meeleven met elkaar in dagen van ziekte en rouw. En er is blijdschap bij anderen als medeleden van de gemeente verblijd zijn, bijvoorbeeld bij een eerste avondmaalsgang.
We moeten zegenen die ons vervolgen en, zegenen en niet vervloeken. Wie komt daar aan toe, echt aan toe? Hoe vaak komt het niet voor, dat mensen vervloeken wie hen zegenen? Wat hebben predikanten hier soms niet onder te lijden. Want er kan wat onbarmhartige kritiek over hun hoofden gaan, waarbij de liefde ontbreekt. Wereldgelijkvormigheid!
We moeten vrede houden met alle mensen. Maar hoeveel ruzies verteren soms niet het kerkelijk leven?
Als het gaat over wereldgelijkvormigheid dan is er nog heel wat aan en af te leren in de gemeente.
Iemand schreef mij over een kerkelijke bijeenkomst met teveel mensen in een kleine zaal. Er werd stevig gerookt, waardoor een asthmapatiënt voortijdig de zaal moest verlaten. Hoort het inderdaad óók niet tot de christelijke levensstijl — de schrijver wees daar terecht op — om anderen te ontzien wat dit soort dingen betreft? Er zijn kerkelijke kringen in Amerika en Engeland waar roken voor allen, niet alleen voor vrouwen, verboden is. Dat behoort niet bij de christelijke levensstijl.
Dat is op zich al een punt om over na te denken, maar als medeleden van de gemeente er al lichamelijk door bezwaard worden ligt hier toch zéker wel een punt om over na te denken.
Als de liefde ontbreekt wordt het leven wettisch, en dat is wat anders dan overeenkomstig de wet, het gebod van God leven. De Tien Geboden zijn regel voor het leven, maar dan ook weer regel der dankbaarheid. Juist wat de geboden betreft raken we zo gemakkelijk uit het spoor. We zijn van nature geneigd te doen wat kwaad is in Gods ogen. En we leven in een wereld, waarin het kwade normaal wordt, waar de wetten van God met voeten worden getreden. Daarom is er alle reden om ook die andere vermaning uit Rom. 12 ter harte te nemen: Volhardt in het gebed! Christelijke levensstijl is gekenmerkt door gebod en gebed. Wat het gebed betreft, een lezer attendeerde erop, dat onze vaderen in het gebed voor de nood der christenheid de bede hadden opgenomen: 'Wil alle bevruchte vrouwen en die in barensnood zijn een goede verlossing geven en de kranke kraamvrouwen oprichten. Een gebed dat in onze tijd een extra dimensie krijgt door de toenemende wetteloosheid inzake de abortus. Maar een les ook om in het gebed niet aan de praktijk van het leven voorbij te gaan.
Als de christelijke levensstijl intussen hieraan gezien wordt 'ziet hoe lief ze elkander hebben' dan zal de kerk aan geloofwaardigheid winnen naar buiten. We kunnen als christenen voor de wereld een verhindering worden om in te gaan door een losbandig, een verwereldlijkt leven, waardoor buitenstaanders zeggen: wat onderscheidt hen in feite van anderen? We kunnen óók een verhindering worden door een liefdeloos leven, waardoor de warmte, de mededeelzaamheid, het de ander meer achten dan onszelf, ontbreekt. Maar alleen waar liefde woont gebiedt God Zijn zegen. En Filippenzen 2 zegt: een ieder zie niet op het zijne maar ook op hetgeen der anderen is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's