De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het grondpatroon van de gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het grondpatroon van de gemeente

2

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De gemeente wordt in de Schrift niet alleen bij een kudde vergeleken maar ook bij een gebouw of huis. Wij denken allereerst aan een tekst uit de Hebreeënbrief.

De gemeente een huis

In hoofdstuk 3 van deze brief worden tegenover elkaar gesteld en met elkaar vergeleken Mozes en Christus. Gelijk Mozes getrouw is geweest in heel zijn huis, zo is Christus het ook. Letterlijk staat er: En Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis als een dienaar, tot getuigenis der dingen, die daarna gesproken zouden worden, maar Christus als de Zoon over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn (vs 5 v). De gemeente heet hier Christus' huis, beter: Zijn eigen huis. Met andere woorden: Zij is van Hem!

Maar dat niet alleen. Zij is ook de plaats waar Hij werkt. Gelijk Mozes getrouw onder zijn volk gearbeid heeft, zo is ook Christus getrouw in alle arbeid die er in Zijn huis te doen is.

Bovendien is de gemeente ook de plaats waar Hij woont. Hier is Hij te vinden, onder Zijn volk, in Zijn gemeente! Hij is de Heer des huizes.

De gemeente zal zich dat bewust moeten zijn. Hem zal zij als haar Heere moeten erkennen en belijden. Zij zal moeten weten dat zij van Hem is. Al wat binnen de gemeente gedaan wordt dient gedragen te worden door het bewustzijn dat het in dienst is van Hem. Komt de gemeente samen laat zij dan bedenken: Wij zijn 's Heeren huis! Alles wat er geschiedt in de samenkomsten der gemeente wordt gedaan door Hem. Hij is het die het Woord bedient, zij het ook door middel van een van Zijn dienaren. Hij is het die de sacramenten bedient, zij het eveneens door middel van een van Zijn dienaren. Hij is het die offert, zij het ook door middel van de gemeenteleden. Door Zijn Geest wordt er gebeden, zij het ook dat één spreekt namens allen.

De gemeente moet de woning willen zijn waarin de Heere woont. Een heilige woning. Niet zozeer het gebouw waarin zij vergadert is de kerk alswel zijzelf; zijzelf is Gods huis. Als zodanig ook door God zelf gebouwd. Het staat eveneens in dit hoofdstuk: Want ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar die dit alles gegebouwd heeft is God (vs 4).

Uit de gemeente, het huis Gods, moet geweerd worden alwat niet in overeenstemming is met de heiligheid van haar Heere en Bewoner. Hier ligt de grond voor de eis van de tuchtoefening in de kerk. Wat weerspreekt het Woord van de Heer des huizes mag niet in de kerk geduld worden. Wat in strijd is met de eisen, de zeden en gewoonten van de Heer des huizes kan evenmin geduld worden. De heiligheid is het sieraad van Gods huis (Ps. 93 : 5).

Hier ligt dan ook de eerste en de voornaamste opdracht van de gemeente. Hoedanigen behoort gij te zijn in een heilige wandel en godzaligheid! (2 Petr. 3 : 11). Wat van de Oudtestamentische gemeente gold: ij zult heilig zijn, want Ik, de Heere, uw God, ben heilig (Lev. 19 : 2) dat is ook een eis voor de Nieuwtestamentische gemeente. Niet eerder dan wanneer dit naar voren is gebracht kan gesproken worden over de missionaire opdracht van de gemeente. De heiligheid gaat vóór het apostolaat. Ja, er is geen beter apostolaat dan dat van de heiligheid der gemeente. De gemeente is dan een licht, dat schijnt én aantrekt. Christus kan uit een gemeente, uit een kerk, wegtrekken; die gemeente, die kerk, is dan een huis dat onbewoond is. Hij trekt weg uit een gemeente wanneer Zijn Woord niet wordt bewaard, wanneer er geen heiligheid van hart en levenswandel meer is. En wat heeft het nog voor zin anderen te lokken naar een leegstaand huis, een huis dat onbewoond is? 's Heeren tegenwoordigheid is een eerste voorwaarde voor evangelisatie en zending.

Een tweede tekst waar wij op willen wijzen is 1 Petr. 2:5: o wordt gij ook zelven als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis De werkelijkheid die hier door de apostel Petrus beoogd wordt breekt aan alle kanten door het beeld heen. Een geestelijk huis en levende stenen

AI even hiervoor is gesproken over 'een levende Steen' en er is duidelijk Christus mee bedoeld. Verderop heet deze zelfde levende Steen de 'Hoeksteen'. Het huis — de gemeente — rust op deze levende Steen, deze Hoeksteen.

Weer blijkt dat Christus het fundament van de kerk is. Zij is gebouwd op Hem. Alleen vanuit Christus kan de kerk verstaan worden.

Van Christus, de levende Steen, wordt door de apostel getuigd, dat Hij uitverkoren en dierbaar is. Niet dat Hij dat is in ieders ogen, lang niet. De mensen hebben Hem verworpen, zegt Petrus (vs 4). Verkoren en dierbaar is Hij alleen bij God en bij de gelovigen (vs 7). Voor anderen is Hij juist het tegenovergestelde; een steen des aanstoots, een rots der ergenis (vs7).

Om tot de gemeente — hier genoemd een geestelijk huis — te behoren zijn twee dingen nodig: geloof (vs 7) en gehoorzaamheid (vs 8). Levende stenen in Gods geestelijk huis zijn alleen degenen die in Christus geloven en Zijn Woord gehoorzaam zijn.

Niet alles wat kerk heet is het ook werkelijk. Zijn er levende stenen, dan zijn er dus ook dode. Men kan lid van de kerk zijn en toch een dode steen.

De kerk wordt door de apostel genoemd een geestelijk huis. Zo'n uitspraak moet er ons voor bewaren dat wij niet al te grote nadruk zullen leggen op het uiterlijke kerkzijn. Niet dat 't gemist zou kunnen worden. Gods gemeente treedt naar buiten in de zichtbaarheid, met haar verkondiging, in haar samenkomsten, in haar organisatie volgens een bepaalde kerkorde, in het leven van haar leden en in alle ambtelijke arbeid. Maar dit zichtbare mag niet overtrokken worden, mag ook niet uitgangspunt zijn in onze bezinning op de kerk. Dat de Kerk een woonstede Gods is door de Geest, derhalve een geestelijk huis, dat staat voorop. De kerk zal van binnenuit moeten worden verstaan. Haar eigenlijke karakter is geestelijk. Alleen als dat beseft wordt valt men niet licht in de zonde van een dwaas en hoogmoedig kerkisme.

Nergens wordt de Geest meer geëerd dan in een kerk die beseft een geestelijk huis te zijn. Daar wordt méér aan de Geest toegekend dan in de meest extreme Pinkstergemeente. Hij is het die dode stenen levend maakt, is er groter wonder denkbaar? Hij is het die er een geestelijk huis van maakt, waarin alles even wél is samengevoegd — waar kom je dat elders tegen? In dit Huis woont Hijzelf en wordt Zijn heil verkregen, en het leven tot in eeuwigheid.

De kerk een lichaam

Dit is het derde beeld dat wij voor de kerk aan de Schrift ontlenen. Paulus heeft het in verschillende brieven herhaaldelijk gebruikt.

Reeds de uitdrukking op zichzelf genomen is veelzeggend. Lichaam van Christus Er moet dan toch wel een zeer intieme verhouding zijn tussen Hem en Zijn kerk; gebaseerd op een onverbrekelijke eenheid. Een woord als dat van de kerkvaders, later door Calvijn overgenomen, dat men God niet tot vader kan hebben als men de kerk niet tot moeder heeft krijgt van hier uit reliëf. Niet voor niets is met name in de gereformeerde traditie zeer nadrukkelijk gesproken over de inlijving in Christus als noodzakelijk tot het verkrijgen van het heil (zie o.a. Heidelbergse Cat. Zondag 7). Wij worden dan, zoals Paulus elders zegt, been van Christus' been en vlees van Zijn vlees (Ef. 5 : 30). De beleving ervan is er inzonderheid aan het heilig avondmaal, hoewel daar niet alleen.

Wie in Christus is ingelijfd deelt in Hem en al Zijn gaven. Christus is van Zijn gemeente, gelijk zij van Hem is. Het is alleen het huwelijk dat in de verte hiervan ons als een gelijkenis kan dienen (Ef 5).

In 1 Kor. 12 wordt door Paulus de eenheid die er is tussen Christus en de gelovigen, samen verenigd in één lichaam, nadrukkelijk toegeschreven aan de Geest. Op grond hiervan staat er in ons oude Avondmaalsformulier: Het is eenzelfde Geest die in Hem als het Hoofd en in ons als Zijn leden woont. De gemeente is door de Geest met Christus als het ware één Persoon. Wat vervolgt gij Mij? vroeg Christus aan Saulus van Tarzen op de weg naar Damaskus, blazende dreiging en moord tegen de gemeente Gods.

De gemeente zal Christus haar Hoofd moeten laten zijn. Zich dus door Hem moeten laten leiden en regeren. Heel de kerkelijke praxis moet daar op afgestemd worden. Dat de gemeente Christus' lichaam is on­ derstreept ook opnieuw dat zij vreemd is in deze wereld. Zij is een corpus alienum, een Fremdkörper, een vreemde zaak in deze wereld. Zij zal dat ook bewust moeten willen wezen.

Als lichaam van Christus heeft de gemeente een eigen voedingsbron. Zij leeft van het vlees en bloed van de Zoon Gods. Daarom staat het Woord der verzoening in haar midden centraal. Daarom heen staan de beide sacramenten.

Als gemeente van Christus moet zij ook een getuigende gemeente zijn. Zij getuigt van haar Heere en Hoofd, in Wie alles is voor de tijd en voor de eeuwigheid. Zijzelf heeft in Hem alles gevonden, en roept en lokt nu anderen tot Hem, opdat ook zij, met verlating van alles wat van deze wereld is, tot Hem zouden komen en in Hem het heil zouden vinden.

Als lichaam van Christus vormt de gemeente een eenheid. Een lichaam kan niet verscheurd zijn. Dit onmogelijke is echter toch mogelijk door de zonde. Dat is een der zwaarste kruisen waaronder de gemeente in deze bedeling gebukt gaat.

Als lichaam van Christus is de gemeente een belijdende gemeente. De kennis die zij heeft van haar Heere en Hoofd spreekt zij uit in haar belijdenis, en zingt zij uit in haar liederen. Haar belijden is immer nieuw en toch niet nieuw. Het is een belijden in overeenstemming met het belijden, dat wil zeggen: de belijdenis, der vaderen. De kerk gaat, als zij op de rechte weg is, in de lijn die reeds voor haar getrokken is. Zij mag niet koppig en onwillig een eigen weg zoeken te gaan die afwijkt van de grote weg waarop de kerk van alle eeuwen zich bevindt.

Als lichaam van Christus kent de kerk onderscheiden leden. In Christus zijn allen gelijk. In Hem is geen man noch vrouw, geen jood en geen griek; maar niet allen zijn tot hetzelfde geroepen. Er zijn verscheidene gaven, en er zijn verscheidene bedieningen, zegt de apostel Paulus. Ieder heeft in de gemeente zijn of haar eigen plaats en functie. Niemand wordt ten achter gesteld. Al wil de Schrift niet dat de vrouw spreekt in de vergaderingen der gemeente, zij wordt daardoor niet bij iemand ten achter gesteld; zij heeft haar eigen plaats. Hoe hoog het ambt ook gewaardeerd wordt, het christenzijn is meer en daarin zijn allen levende leden van het lichaam van Christus één.

Na over al de gaven des Geestes gesproken te hebben wijst de apostel op de liefde. De liefde houdt bijeen. Ook hetgeen anders wellicht uit elkaar zou vallen. De liefde moet in de gemeente geëerd worden als de leidsvrouwe. Dan verdaagt men elkaar. Nergens woont de Heere liever dan waar geloof en liefde zijn. Dan is de Heer des huizes thuis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Het grondpatroon van de gemeente

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's