De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Spanningsveld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Spanningsveld

Belijden en Belijdenis

6 minuten leestijd

Wij zien ook in de kerk der Reformatie eenzelfde spanningsveld zich aftekenen als in de oude kerk. Zij wordt allereerst door de nood der tijden teruggeworpen op de Schrift zelf. Daarin ontdekt zij op nieuw het klare getuigenis van Gods volkomen genade in Christus Jezus. Tegelijkertijd weet zij in deze ontdekking zich verbonden met de kerk der eeuwen in haar zuivere belijdenis, waarvan zij dankbaar notitie neemt. En zo werpt zij zich in de strijd van haar eigen dagen, de worsteling om de vrije en volkomen genade.

En dan stuiten wij op dezelfde spanningsrelatie. Aan de ene kant is deze belijdenis een getuigenis tegen de geest van die eeuw: tegen de verwettelijking het evangelie, tegen de verdienste van de mens de volkomen verdienste van Christus, tegen de menselijke inspanning de volstrekte genade, tegen het moralisme het kinderlijk geloof. Zo staat de reformatorische belijdenis haaks op haar tijd. Maar juist om in deze tijd verstaan te worden, spreekt zij meteen ook de taal van haar tijd. Daarom komt zij ook met een nieuwe belijdenis. En als in deze belijdenis de grote nadruk valt op het behouden worden door het geloof alleen zonder de werken der wet, en in een later stadium op het wonder der wedergeboorte als alleen door Gods Geest bewerkt, dan heeft dat duidelijk een toespitsing op de toen actuele situatie. En het kan niet anders of de sporen zijn daarvan terug te vinden in de belijdenis, ook als het gaat om het gebruik van woorden, die in de theologische taal van die dagen gangbaar was.

Theologische taal

Niet dat wij dit laatste moeten overdrijven. Voor onze Heidelberger geldt dit al heel weinig. Wie probeert de Heidelberger te moderniseren wat de taal betreft, heeft doorgaans maar zeer beperkt succes. Van de Ned. Geloofsbelijdenis geldt het misschien iets meer. Hoewel het dan vooral geldt op momenten, waarop het terdege niet meevalt een alternatief te bieden, dat als een echte verbetering kan gelden, zoals b.v. rondom de belijdenis van de drieƫenheid Gods en van de goddelijkheid der Schrift. Het meest kan het nog opgaan voor de Dordtse Leerregels, omdat deze geboren zijn in een worsteling der kerk, die ook een sterk theologisch karakter droeg, en waarin de theologische taal van die dagen een belangrijke rol speelde.

Toch moeten wij ook dan niet overdrijven. Als wij b.v. letten op de woorden 'hoedanigheden' en het 'ingestort' zijn daarvan (Vgl. D. L. hfdst. III/IV, par. 11) dan is het wel mogelijk, alleen op de woorden afgaande, te menen, dat men hier een genade-opvatting huldigt, die ook in de Rooms-katholieke kerk gangbaar was, en waarin de genade veel weg had van een vloeistof, die in de ziel van de mens werd ingegoten. Maar men vergist zich, wanneer men zo deze woorden verklaart. Wat men heeft willen zeggen, is, dat God de eerste is in zijn genade en ontferming, en dat men dus niet een vernieuwd mens wordt door eigen morele inspanning, maar alleen voor de vernieuwende inwendige werking van de Heilige Geest. En tevens heeft men daarmee willen belijden. dat God niet alleen zorgt voor het begin, maar ook voor de voortzetting van zijn vernieuwend en heiligend werk in het leven van de mens. Dat is de boodschap van de Dordtse Leerregels, die ook de boodschap is van de Reformatie, en van de oude kerk en vooral van de Schrift zelf.

Volstrekte genade

We moeten wel zoals wij reeds opmerkten erkennen, dat de woorden, die hier gebruikt worden voor een deel ontleend zijn aan de theologische terminologie van die tijd, welke onmiskenbaar een schoolsrationeel karakter droeg, gestempeld als zij was door het wijsgerig denkklimaat uit die dagen. Maar even duidelijk is, dat de zaak, die hiermee onder woorden gebracht is, een voluit reformatorisch-bijbels karakter draagt. Want in dit alles ging het om de belijdenis van de volstrekte genade Gods, die particuliere genade is, omdat zij geschonken wordt in de weg van geloof en bekering, welke zijn gaven Gods in Jezus Christus door de Heilige Geest, die onwederstandelijk werkt in onze harten. Dat is de zaak, die men heeft willen belijden in de strijd met de Remonstranten, een zaak, die nog van de hoogste betekenis en actualiteit is. Zij is voluit schriftuurlijk en reformatorisch, maar onze Dordtse vaderen hebben haar beleden in de nieuwe en toch eigenlijke oeroude confrontatie rnet hen, die naast de genade Gods ook aan de mens een plaats wilden geven in de realisering van het heil. Dat het bij deze vernieuwde vertolking dan wel eens nodig is om de zaak zelf en de terminologie, waarin zij vertolkt wordt, van elkaar te onderscheiden, kan door niemand worden weersproken. Want de zaak zelf is Gods eigen Woord en Gods eigen werk in Jezus Christus, maar de woorden, waarin de Kerk haar geloof belijdt zijn menselijke en gebrekkige woorden, en hebben ook hun duidelijke toespitsing op de worsteling van de tijd, waarin zij leeft.

Ik zou in dit verband niet van een distantie willen spreken. Dat veronderstelt teveel een tegenstelling, een critische afstand. Maar even onjuist is het om zaak en vormgeving van het concrete belijden volkomen aan elkaar gelijk te stellen. Dan verliezen wij uit het oog, dat alleen Gods eigen Woord voor ons uniek-gezaghebbend en onfeilbaar is. Dat laatste belijden wij wel van het Woord, maar niet van onze confessie. Daarom moet de laatste altijd weer gemeten worden aan de eerste. Geen scheiding, maar wel onderscheiding, die niet primair critisch-negatief gevuld is, maar positief. Wij belijden positief mee met de oude reformatorische belijdenis der kerk, omdat wij in haar het getuigenis der Schrift zelf vertolkt vinden. Dat is de houding van de belijdende gemeente allereerst. Om dan meteen ook te beseffen, dat Schrift en Belijdenis van elkaar onderscheiden dienen te worden, en in deze onderscheiding de Schrift alleen goddelijk en volstrekt gezag voor ons heeft. Zo staan wij zelf geheel en al in de lijn van onze confessie, als onze Ned. Geloofsbelijdenis in art. 7 belijdt: wij geloven, dat deze Heilige Schriftuur de wil Gods volkomen vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt...

Men mag dan ook gener mensen schriften, hoe heilig zij geweest zijn, gelijk stellen met de goddelijke Schrifturen...

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Spanningsveld

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's