Een volk dat alleen woont
Israël in het heden
Iemand heeft eens gezegd: wie twee goede boeken over Israël gelezen heeft, heeft de mééste wel gelezen. Dat geldt uiteraard niet als het gaat om informatie over Israël in het verleden en het heden. Er zit wel een kern van waarheid in als het gaat om de visie van christenen op Israël. Globaal genomen kan men spreken van drie visies:
a) er is voor Israël geen bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis (de Kerk is in de plaats van Israël gekomen);
b) de chiliastische visie (na Christus' wederkomst breekt het duizendjarig rijk aan met een bijzondere plaats voor Israël) en
c) er zijn niet vervulde beloften in de Schrift die Israël aangaan, zonder dat dit betekent dat de toekomst als het ware als een legpuzzel in elkaar te leggen is op grond van de profetie. Welnu, deze visies vindt men — met allerlei variaties, in allerlei boeken van deze tijd terug, zodat men inderdaad echt niet van alle boeken over Israël kennis behoeft te nemen om te weten wat er op dit terrein zoal te berde wordt gebracht.
Toch las ik opnieuw twee boeken over Israël, die. ik zonder meer boeiend zou willen noemen, zonder dat ze de pretentie (kunnen) hebben uitputtend te zijn. Ik bedoel twee interview-bundels van Rik Valkenburg. Het eerste heet: Wat dunkt u van Israël? , waarin hoofdzakelijk personen uit de Gereformeerde Gezindte aan het woord zijn. Het tweede heet Gesprekken in Jeruzalem, waarin Valkenburg gesprekken voert met een aantal bekende en minder bekende Israëli.
De vrienden van Israël
Uit de gesprekken met de Israëli springt heel bepaald naar voren, dat men in Israël de Nederlanders als vrienden beschouwt. Dr. Zerah Warhaftig zegt het zó: Een bewijs van deze vriendschap was er al tijdens de Nazi's. In Holland weigerden honderden Hollanders de Joden uit te leveren. De houding van de Nederlandse samenleving was zodanig, dat zij er voor zorgden dat veel Joden gered werden. Ook historisch bezien is dit zo. Niet alleen heden ten dage, maar reeds in de 16e eeuw, na de verdrijving van de Joden uit Spanje en Portugal, werden er Joodse gemeenschappen gevestigd in Holland. Ook toen was de houding van de Nederlanders vriendelijk. En sinds die tijd is er een soort vriendschapsverhouding tussen Hollanders en Israëli's gegroeid.
En mevrouw R. Gokkes (reisgidse in Israël) merkt op, dat het momenteel in Israël heel erg merkbaar is, dat uit allerlei kringen, maar vooral ook uit de orthodoxe groepen de mensen naar Israël komen 'in deze moeilijke tijd'. Ik geloof, zo zegt ze, dat juist deze orthodoxe mensen aanvoelen dat ze hier nodig zijn en Israël steun bieden door hun aanwezigheid.
Ds. P. den Butter zegt hiervan: 'Israël heeft in deze wereld eigenlijk geen vrienden. Het is het eenzame volk. Dit volk zal alleen wonen, heeft Bileam al geprofeteerd ... De enige vrienden, die Israël kan hebben moet je zoeken in dat andere volk, waar de Heere Jezus van gezegd heeft — en dat komt eigenlijk op hetzelfde neer als wat Israël ondervindt —: In de wereld zult gij verdrukking hebben. De enige vrienden, die Israël heeft, die moet je zoeken in de kring van die mensen, die door Christus aangeduid worden als: de andere schapen, die van de stal van Israël niet zijn'. Ds. Den Butter drukt zich overigens wel heel sterk uit als hij zegt, dat het zalig worden van wie dan ook alleen maar kan gebeuren in gemeenschap met Israël. Drs. S. Gerssen zegt, dat het onmogelijk is om Jezus lief te hebben zonder dat we liefde hebben voor Zijn broeders naar het vlees. De liefde van Jezus roept eenvoudig de liefde tot het Joodse volk op, aldus Gerssen. Het is goed deze dingen te onderstrepen, want het anti-semitisme is door de eeuwen heen de tegenpool van deze liefde geweest.
Inkerving
Wat het anti-semitisme betreft, de gesprekken van Valkenburg met de Israëli maken duidelijk dat wat in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd aan de Joden een diepe inkerving heeft gegeven en dat men dit toch op één of andere manier op rekening van de christenen (het christelijke Westen) schrijft. De burgemeester van Tiberias zegt b.v.: 'Ik geloof, dat christenen heel anders gehandeld hebben dan Jezus Christus heeft gewild. Jezus Christus heeft niet gezegd: de christenen van Duitsland moeten Joodse kinderen verbranden'. In de interviews zei Valkenburg herhaaldelijk, dat Hitler geen christen was, maar onder het Joodse volk is er wel heel duidelijk de verbinding tussen de verschrikkelijke gebeurtenissen van enkele tientallen jaren geleden en het christendom. Drs. Gerssen merkt hierbij op, dat het nationaal-socialisme niet uit de lucht is komen vallen en ook niet alleen maar is opgekomen bij mensen, die van het christendom helemaal niets meer in zich hadden. Ik meen, zo zegt hij, dat het antisemitisme kan opbloeien op de mestvaalt van West Europa, uit de zaden, die vanuit een verkeerd verstaan van de verhouding tussen kerk en het joodse volk aanwezig waren.'
Me dunkt dat alleen al tegen de achtergrond van wat het joodse volk is aangedaan, maar dieper nog vanuit het verstaan van de Schriften, solidariteit van de christenen met Israël geboden, of liever nog gegeven is. Dat die solidariteit kritiek op de concrete staat Israël niet uitsluit maar insluit behoeft eigenlijk niet eens gezegd te worden (Israël is immers een socialistische staat). Maar ik geloof dat drs. Gerssen gelijk heeft als hij zegt dat het antizionisme op het ogenblik de moderne vorm van anti-semitisme is. (Het Zionisme heeft zich beijverd voor een eigen land, wat dan nu de huidige staat Israël is).
Verleden — heden — toekomst
Het denken over Israiël uitsluitend in het licht van de toekomst komt in onze tijd veelvuldig voor. Het chiliasme steeks overal de kop op. In de interviews van Valkenburg is de heer H. Verwey (redacteur van Koers) van dit chiliastische denken een duidelijke representant. Dr. C. A. Tukker zegt daarvan, dat naarmate de secularisatie toeneemt de behoefte aan speculaties over de toekomst toeneemt. In dit licht ziet hij ook het herlevend chiliasme, wat hij met Calvijn een verwereldlijking van het Rijk van Christus noemt. Nu is het natuurlijk zo dat de Bijbel duidelijk over een duizendjarig rijk spreekt (in Openbaring 20). De vraag is alleen hoe die Schriftgegevens daarover moeten worden verstaan. De heer Verwey heeft gelijk als hij zegt, dat ook de kerk aan een duizendjarig rijk gelooft, maar het in een andere tijd plaatst en dat daarin dan veel willekeur is. 'De meesten plaatsen het duizendjarig rijk vanaf de hemelvaart tot de jongste dag. Anderen plaatsen het van Constantijn de Grote tot heden, of tot een ander tijdstip, b.v. tot de Franse revolutie'. Wie zal hier een definitieve uitspraak kunnen doen? Het is wél opvallend dat Calvijn van alle bijbelboeken een commentaar gaf behalve van de Openbaring van Johannes. Zou het niet hierom zijn, dat het profetisch perspectief in de Openbaring aangaande de eindtijd pas ten volle verstaan kan worden als de vervulling daar is en dat we in het heden niet verder kunnen komen dan het acht geven op de tekenen van de tijden?
Er zijn in de loop der tijden steeds mensen geweest, die op de chiliastische lijn zaten in de zin van een duizendjarig rijk na de Wederkomst van Christus. Drs. Gerssen zegt, dat ook in de lijn van de Reformatorische traditie het chiliastische geluid nooit helemaal heeft gezwegen. 'Het is nooit officieel geworden en ook nooit verketterd'. Dr. C. A. Tukker wijst op Wilhelmus a Brakel met een gematigd chiliasme en op John Owen met een heel duidelijk chiliastische verwachting. Toch meen ik dat de gedachte van een duizendjarig vrederijk na de wederkomst in de loop der tijden duidelijk door de kerk is afgewezen op grond van de samenhang van de Schrift, omdat Christus zelf daar ook nooit over spreekt maar wel spreekt over de wederkomst als absolute voleinding van deze bedeling. Dat neemt niet weg dat er sprake kan zijn van een toekomstverwachting aangaande Israël (een bekering van Israël) zonder dat men tot chiliastische dromerijen vervalt. De bijdrage van Verwey is me in dit opzicht te specvdatief, te veel wetend hoe de toekomst zijn zal. Ds. Den Butter wijst er terecht op dat het beter is om betreffende Israël vanuit het verleden te denken, vanuit het hele diepe verleden van Gods verkiezing. (Mirjam Ganasj, die ook over het verkoren zijn van het volk spreekt, zegt dat dat meestal betekent verkoren tot lijden). In chiliastische kringen leeft de zaak van de verkiezing en deswege van het verbond juist niet. Maar de Schrift spreekt over de beminden om der vaderen wil en over de roeping en de genadegiften Gods, die onberouwelijk zijn. En drs. Gerssen legt er de nadruk op te letten op Israëlin het heden. Israël is gebleken een levend volk te zijn. Het is 'een levende werkelijkheid in het heden'. En vandaaruit zegt hij: 'Het is kennelijk in het heden ook een volk, dat boeiend is vanwege de geschiedenis die het vóór zich heeft'.
Verwachting
In de bundel 'Wat dunkt u van Israël' is de gedachte van verwachting voor Israël overheersend. Prof. dr. J. Douma, die daarover het meest gereserveerd is, sluit niet uit dat er een toekomstige bekering van Israël zou kunnen zijn maar wijst elke gedachte van een aparte plaats af. Al spreekt hij ook vele malen zijn verlegenheid uit als het gaat om bepaalde Schriftgegevens. Evenwel staat Romeinen 11 levensgroot voor ons. Ook in deze interviews worden daarover vele en verschillende dingen gezegd. Wat betekent het 'alzo zal gans Israël zalig worden' als de volheid van de heidenen is ingegaan? Ook hier zal de toekomst het leren. Gems Israël zal wel niet betekenen: alle Joden hoofd voor hoofd, maar meer een pars-pro-toto, een deel dat representatief is voor het geheel, omdat in de Schrift vaak volksgewijs gesproken wordt.
Gerssen spreekt uit een Reformatie te verwachten van Jodendom en Christendom rond de ene Messias, Jezus die zal blijken Israels Messias geweest te zijn en te zijn.
Bezinning
Ik beëindig deze bespreking van deze twee boeiende bundels, die niet meer kan zijn dan een aanduiding van enkele punten. Omdat de interviews nogal verschillend zijn zouden ook vele kritische opmerkingen te maken zijn. Er zou nog veel te zeggen zijn over de dialoog, waarvoor velen het opnemen tegenover de gedachte van zending onder de Joden, zij het dat de inhoud die men aan de dialoog geeft nogal verschillend is.
Het is ook opvallend hoe allerlei Schriftgegevens op Israël betrokken gaan worden wanneer de Bijbelse verwachting aangaande Israël eenmaal gezien wordt. De gelijkenis van de verloren Zoon, die thuiskomt, de pericoop over Lo-Ammi (Mijn volk niet) dat weer Aimni (Mijn volk) wordt, een tekst waar met name ds. Den Butter op wijst.
Men kan deze dingen ook gaan overtrekken, zoals het bij allerlei chiliastische stromingen gebeurt. Anderzijds groeit toch de overtuiging, dat waar de Schrift over Israël spreekt weliswaar de interpretatie van een geestelijk Israël legitiem is maar het reeële volk Israël niet vergeten mag worden.
Ik eindig met de opmerking, dat deze interview-bundels boeiende lectuur bieden over een onderwerp, dat veel kanten heeft en waarover niemand een definitief oordeel zal kunnen en mogen geven omdat de Schrift spreekt in profetisch perspectief, wat iets anders is dan het geven van een blauwdruk aangaande de toekomst. Maar Israël, de steen der volkeren, staat inderdaad als een levende werkelijkheid in het heden voor ons. Daarom kunnen we niet om de bezinning aangaande Israël heen.
Rik Valkenburg: 'Wat dunkt u van Israël', Uitgave Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 176 pagina's, ƒ 18, 90 en 'Gesprekken in Jeruzalem', uitgave J. H. Kok, Kampen, 99 pagina's, ƒ 12, 50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1975
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's