De kerk en de sociale strijd in Suriname
Tussen zwart en wit
Een opmerkelijke rekensom
Met een voor politici bijna zeldzame eerlijkheid en vrijmoedigheid heeft de Surinaamse minister van arbeid ir. F. R. Frijmersum onlangs een schatting gegeven van wat de ruim 110 stakingen in Suriname sinds 1970 aan dat land gekost hebben. Naar de schatting van de minister, behorend tot de Partij Nationalistische Republiek (P.N.R.), betekenden de stakingen in de particuliere sector een verlies van ruim 200 miljoen Surinaamse guldens aan nationaal product (welk bedrag met ongeveer anderhalf vermenigvuldigd moet worden in Nederlandse courant). Voor een land als Suriname is dat schrikbarend hoog, aldus de minister in een bericht dat we ontlenen aan het Nederlands Dagblad.
De minister heeft een lijst opgesteld van de stakingen. In 1970 had Suriname te maken met 7 stakingen, wat 1496 verloren mandagen inhield. In 1971 waren er 49 stakingen (10.380 mandagen). In 1972 'slechts' 13 stakingen, maar veel verlies aan mandagen (43.701). (Tussen haakjes merken we op dat het jaar 1972 gekenmerkt werd door een betrekkelijk grote arbeidsvrede. Hing het samen met een groeiend vertrouwen in de stabiliteit van de regering-Sedney dat er in dat jaar ook een teruggang in de emigratie naar Nederland intrad? ). In 1973 waren er 30 stakingen met 31.840 verloren mandagen. 1974 gaf 10 stakingen (27.313 mandagen). In het eerste kwartaal van dit jaar tenslotte beleefde Suriname 3 stakingen (17.000 verloren mandagen).
Ook de conclusie die de minister uit deze cijfers trok verdient onze aandacht. De minister zei het beter voor zijn land te vinden als de verhouding werknemerwerkgever zou worden herzien. In de plaats van het 'oude confrontatiemodel' moet volgens hem het model komen, waarbij de werknemer zelf aandeelhouder is. De Surinaamse ambtenaar werkt eigenlijk al op die manier, maar hij beseft het te weinig. Minister Frijmersum deed een beroep op de ambtenaren meer werklust en enthousiasme te tonen.
'De ambtenarij beseft onvoldoende hoeveel schade wordt veroorzaakt door laat op het werk te komen, te lang schaften, het publiek onjuist behandelen, te lang laten wachten en geen juiste informatie te geven'.
Dit alles is wel geheel andere taal dan het eenzijdige en eentonige verhaal over de uitbuiting door het bedrijfsleven en de verkeerd-gerichte ontwikkelingshulp van Nederland, die steeds weer genoemd worden als oorzaken van de ongunstige sociaal-economische situatie in Suriname. Zonder de gedeeltelijke juistheid hiervan te ontkennen, kunnen wij stellen dat naast andere factoren toch ook dit klimaat van arbeidsonrust in hoge mate heeft bijgedragen aan de ongunstige ontwikkeling van Suriname. Wij weten bovendien dat bepaalde groepen en bewegingen bewust dit klimaat hebben geschapen omdat alleen in een situatie van economische ontwrichting en een door tegenstellingen verscheurde samenleving radicale ideeën over de vestiging van een nieuwe orde kunnen gedijen.
De openhartigheid en eerlijkheid van minister Frijmersum verdienen des te meer de aandacht, omdat de minister zelf behoort tot een partij, de P.N.R. van mr. Bruma, die krachtig het vuur van de politieke en sociale onrust onder de regeringsperiode van Pengel en Sedney heeft aangewakkerd, om niet te zeggen dat de ernstige verdenking bestaat dat figuren uit deze partij verantwoordelijk zijn geweest voor gevallen van brandstichting en valse brandmeldingen met andere vormen van stadsguerilla in de jaren dat deze partij tot de oppositie behoorde.
De rol van de kerken
Het Comité Christelijke Kerken — orgaan van overleg en samenwerking van de grootste kerken in Suriname — is gedurende de laatste jaren verscheidene malen betrokken geweest bij bemiddelingspogingen tussen regering en vakbonden. 'Gezien echter de onkritische opstelling van dit Comité ten opzichte van de regering-Sedney komen deze bemiddelingspogingen wel in een bepaald daglicht te staan', aldus de brochure 'De rol van de kerken' (uitgave van de Surinameaktie '73, pag. 4). Wat was de houding van de kerken? Aan de vooravond van de grote staking in 1973 heeft het Comité een verklaring uitgegeven die de volgende punten omvatte:
— Zonder zich als scheidsrechter op te werpen heeft het Comité beide partijen erop gewezen dat een algemene staking onberekenbare schade aan land en volk toebrengt en dat de zwaksten daarbij het zwaarst beproefd worden.
Ik teken hierbij aan dat het tot het herdersambt van de kerk behoort juist voor de zwaksten, de niet in belangengroepen georganiseerden — dat zijn in Suriname de talloze alleenstaande vrouwen, de bejaarden, de zieken in de ziekenhuizen, de kinderen op de scholen, die alleen weer als 'gijzelaars' in de strijd moesten dienen — op te komen wanneer machtige belangengroepen als vakbonden nu eenmaal zijn in de moderne tijd het zeer ingrijpende middel van de algemene staking hanteren. Dat geldt des te meer als een staking tot een politieke krachtmeting wordt en zich over een periode van bijna drie maanden uitstrekt. De sociaal-economische situatie die men zegt te willen veranderen, is mede door deze staking verergerd.
— Het Comité heeft vervolgens uitgesproken dat het oordeel van de rechterlijke macht — de stakende Douanebond werd in een kort geding in het ongelijk gesteld — in beginsel dient te worden geëerbiedigd.
Ik herinner hierbij aan de houding van de Nederlandse vakbonden na het kort geding over de staking bij Hoogovens. Het heeft in Suriname grote verbazing opgewekt dat Nederlandse vakbonden ten aanzien van Suriname andere maatstaven hanteren als het gaat om een loyale houding tegenover de rechtsstaat en de parlementaire democratie.
— Het Comité heeft aangedrongen op het scheppen van een orgaan waarin alle partners in het sociale leven geregeld overleg plegen over de sociaal-economische vragen en uitgesproken in deze op korte termijn een initiatief van de regering te ver wachten. Alleen op deze wijze kunnen conflicten, uit te vechten via de rechter of via stakingen, worden voorkomen.
— Het Comité heeft de onmisbare betekenis van de vakbeweging erkend en de regering opgeroepen niet ook zelfs de schijn te wekken aan de rechten van het vakbondswezen te tornen.
— Tenslotte heeft het Comité erop aangedrongen dat de strijd om de 'rechtsorde van de arbeid' gebonden zal zijn aan door allen aanvaarde en geëerbiedigde regels.
Ieder die vertrouwd is met de discussie in ons land over conflict-of harmoniemodel in het sociale vraagstuk, zal begrijpen dat het Comité van verschillende zijden ervan beschuldigd werd niet alleen geen partij te kiezen voor de stakingsbeweging, maar ook de bestaande orde te willen handhaven en in feite geen verandering te willen. Dat deze kritiek kwam uit de hoek van het militantste deel van de vakbonden en met name van de 'Rode Surinamer', het blad van het Marxistisch-Leninistisch Centrum Suriname, dat als orgaan van de vakbeweging werd uitgeroepen, zal niemand verwonderen. Teleurstellend was dat de oproep van de kerken ook in Nederland-weinig waardering of zelfs ernstige kritiek ontving, ook in die kringen waarin men op grond van de beleden beginselen een ander oordeel had mogen verwachten. Het C.N.V. dat zich solidair verklaarde met de Surinaamse vakbeweging, steunacties aanbeval en bij de Nederlandse regering erop aandrong de Troepenmacht in Suriname niet in te zetten bij eventuele verstoring van de openbare orde en veiligheid, hanteerde blijkbaar voor een rijksdeel overzee andere maatstaven dan in eigen land waar het C.N.V. immers klassenstrijd en revolutie afwijst. Natuurlijk zal ieder weldenkend mens een eventueel ingrijpen van de Troepenmacht zo lang mogelijk willen vermijden. Het is echter onaanvaardbaar dat Suriname in geval van nood weerloos zou worden overgeleverd aan een greep naar de macht met ondemocratische middelen door elementen die bij voorbaat weten dat de Koninkrijks-régering niet bereid is constitionele verplichtingen na te komen. De N.C.R.V. gaf mij — in een particuliere correspondentie over de wijze van berichtgeving over de staking en de houding van de kerken — de aanbeveling toch open te staan voor een gesprek met het marxisme. Alleen verblinden die menen verlicht te zijn kunnen denken dat men zo'n gesprek zou kunnen voeren op een moment dat in het kader van de onverzoenlijke en meedogenloze klassenstrijd een sfeer van terreur en intimidatie wordt geschapen. De hardste kritiek aan het adres van de kerken was wel te lezen in de bovengenoemde brochure van de Suriname-aktie '73, waaraan o.a. de Hervormde en de Katholieke Jeugdraad hebben deelgenomen. De (anonieme) schrijvers hebben daarin hun oordeel uitgesproken zonder de beschuldiging ook maar te horen.
In Suriname zelf ontstond er indertijd bij alle partijen grote waardering voor de bemiddelingspogingen van een commissie waarin ook de bisschop van de Roomskatholieke kerk, Mgr. A. Zichem, en de praeses (voorzitter) van het kerkbestuur der Evangelische Broedergemeente in Suriname, ds. E. C. Ritfeld, een belangrijke rol speelden. Met onuitputtelijk geduld en zonder enig eigen belang te dienen hebben zij zich maandenlang — in voortdurend overleg met het Comité — ingezet voor de oplossing van het stakingsconflict.
Afwijzing van het 'kruistochtmodel'
De kerken zijn (nog? ) niet toe aan het inzicht dat het conflict motor van sociale veranderingen zou zijn. Zij staan 'van huisuit' afwijzend tegenover klassenstrijd en revolutie (wel te onderscheiden van het recht van opstand). Voor de marxisten is onmiddellijke economische lotsverbetering wel niet onbelangrijk, maar toch ondergeschikt aan het grote doel van een socialistische of communistische maatschappij. Daarom kunnen ook de belangen van de arbeiders tijdelijk opgeofferd worden. In hun ideologie is dat geen zedelijk probleem. Om dezelfde reden als communisten staken echter als misdadig beschouwen in de socialistische staat, mogen niet-marxisten staking — zeker in een ontwikkelingsland — toch althans als zeer diep insnijdend zien, vooral voor de arbeidersklasse zelf, waarbij de zedelijke vraag klemmend wordt of bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen en bejaardeninrichtingen maandenlang door stakingen geteisterd mogen worden.
De bewogenheid om de sociaal-economische situatie kan wel twijfelachtig worden als men de totale ontwrichting van de samenleving rücksichtlos aanvaardt. De kerken in Suriname konden dat niet. Het ziet ernaar uit dat de redelijke en gematigde hervormingsgezinden in de politieke partijen in Suriname er evenmin voor voelen letterlijk op de puinhopen van het oude Suriname een nieuw Suriname op te bouwen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's