Nederland in de branding
Onze samenleving bevindt zich in een stroomversnelling van veranderingen. Vertrouwde patronen verdwijnen, geijkte opvattingen beginnen uit te slijten. Sommigen ervaren deze veranderingen als een golf die over hen heen komt en vluchten naar een veilige schuilplaats om daar bescherming te vinden. Anderen staan er midden in en zoeken in de veranderende wereld naar nieuwe wegen. Het vinden van een juiste houding in deze is geen gemakkelijke zaak. Wij voelen ons bepaald niet thuis bij hen die de revolutiegedachte aanhangen en de verandering zoeken om de verandering zelve.
Anderzijds is het zich opsluiten in een isolement een verleiding die we moeten weerstaan, althans als dit betekent een negeren van de wereld rondom ons. Immers wij zijn niet van de wereld maar we zijn wel in de wereld en hier vloeit een verantwoordelijkheid voor deze wereld uit voort.
Voor het bepalen van onze houding zouden de volgende overwegingen kunnen gelden:
— Veranderingen zullen getoetst moeten worden op hun wortel. Wat staat voor ogen?
Staat het eigen 'ego' voorop, gaat het om 'bevrijding' van de overgeleverde christelijke waarden of gaat het om het belang van de ander, veranderingen 'het volk ten goede'.
Wij worden nogal gemakkelijk in de hoek van het conservatisme gezet. Op zichzelf behoeven we ons daarover niet druk te maken. Ons conservatisme mag echter niet inhouden dat we elke verandering afwijzen omdat we zonder meer aan het oude willen vasthouden. We zullen bereid moeten zijn in de veranderde situatie de weg van het Evangelie te zoeken. Dit vereist een actieve inzet en een kennis van hetgeen zich in onze samenleving afspeelt. — We moeten de samenleving in zijn geheel in het oog houden.
Velen beginnen pas te reageren als de rechten van het z.g. christelijke volksdeel dreigen te worden aangetast of als ze in hun 'godsdienstige gevoelens' worden geraakt. Het gaat in diepste wezen echter niet om onze rechten of gevoelens maar om het Koninkrijk Gods dat in onze samenleving gestalte moet krijgen.
Er is onlangs een boek verschenen dat zich met de veranderingen in onze samenleving bezig houdt *). Het draagt als ondertitel: 'Keur en toets van onze samenleving'. De veranderingen worden niet zonder meer beschreven maar worden getoetst aan het Woord Gods, de Bijbel. De negentien schrijvers die aan dit boek hebben medegewerkt zijn hierin verbonden dat zij zonder reserve deze toetssteen aanvaarden.
Het boek bestrijkt 'n breed terrein: Kerk, Staat, Cultuur, Publiciteit, Onderwijs, Gezondheidszorg, Defensie, Economie, Recreatie, Buitenlandse politiek en Ontwikkelingshulp.
De wereld om ons heen in breedste zin gezien, komt aan de orde in verhandelingen over onze relatie tot het buitenland. Hierbij krijgt onze verhouding tot de ontwikkelingslanden een bijzonder accent. Drs. C. P. van Dijk schrijft op indringende wijze over de nood in deze landen. De verschillen tussen rijk en arm zijn zo extreem en onze eigen middelen zo overvloedig dat steekhoudende argumenten om ons aan onze opdracht in deze te onttrekken, ten ene male ontbreken. Ontwikkelingshulp moet als primair oogmerk hebben, het lenigen van de nood van hen die deze hulp nodig hebben.
Maar al te veel wordt deze hulp gegeven om daarmede ook eigen belangen te dienen met het gevolg dat deze hulp ongeloofwaardig wordt en de doelmatigheid ervan wordt verzwakt. De heer Van Dijk verwacht niet dat het probleem van arm en rijk op een betrekkelijk korte termijn kan worden opgelost. De armoede in de ontwikkelingslanden heeft diepere geestelijke en sociale wortels. De menselijke en politieke weerstanden zijn zo groot dat op zeer langdurige krachtinspanning gerekend moet worden. Voorts zal de hulp in het bijzonder gericht moeten zijn op de ontwikkeling van het platteland. Hierbij zou het van groot belang zijn dat er een samenwerking tot stand kwam tussen de officiële hulpinstanties en de niet-officiële, zoals zending en werelddiakonaat.
Bij het lezen van het artikel van de heer Van Dijk kwam bij mij de gedachte op dat het van groot belang zou zijn dat ook in onze kring jonge mensen bereid werden gevonden om zich voor het ontwikkelingswerk in te zetten.
Wat dichter bij huis komen ontwikkelingen in ons eigen land aan de orde, zoals abortus, euthanasie, homofilie, onderwijsvernieuwing, economische groei en de defensie begroting. Hiervan wil ik belichten de bijdrage van drs. G. van Leijenhorst over het onderwijsbeleid van onze regering. Hij wijst erop dat politieke motieven de overhand krijgen bij de onderwijsvernieuwing d.w.z. dat getracht wordt met deze vernieuwing bepaalde maatschappelijke verandering door te voeren. Het gaat dan niet allereerst om het kind, maar het is de maatschappij die in het centrum komt te staan.
De minister zegt er zelf van: 'Uitgangspunten voor onderwijsbeleid dienen daarom dan ook uitdrukking te zijn van de veranderingen, die men in de samenleving noodzakelijk acht'. De heer Van Leijenhorst uit zijn bezorgdheid dat van boven af, d.w.z. door de Overheid, wordt uitgemaakt welke deze noodzakelijke veranderingen zijn. Hierbij komt de vrijheid van het onderwijs in het geding.
Het wordt de vraag n.l. of het christelijk onderwijs zelf nog wel kan uitmaken vanuit welke uitgangspunten het bepaalde doelstellingen wil trachten te verwezenlijken. Er is hier een duidelijke dreiging die het christelijk onderwijs alleen zal kunnen weerstaan als het inhoud weet te geven aan haar eigen identiteit en bewust leeft vanuit haar basis.
Ir. J. van der Graaf schrijft over het karakter van de christelijke school. Hij wijst erop dat de ontkerkelijking ook de christelijke school niet voorbijgaat. Vele leerlingen op de christelijke scholen zijn van niet-christelijke huize, hetgeen vaak in deze scholen een enorm stuk vervlakking en vervaging van de normen tot gevolg heeft. De christelijke levensstijl is dan ook in menige school ver te zoeken.
Van eminent belang is dat in het Bijbelonderwijs op de christelijke scholen het Evangelie onverkort wordt doorgegeven. Wat blijft er van de christelijke school eigenlijk over als de Bijbel niet meer het laatste woord is? De heer Van der Graaf verzucht dat het tijd wordt dat we weer iets krijgen van de bezieling waarmee men in de vorige eeuw voor het christelijk onderwijs in de Bijbelse zin van het woord, is opgekomen.
Tenslotte de Kerk. Die komt er in dit boek bekaaid af. De schrijver, ds. J. Schelhaas, komt in zijn bijdrage niet verder dan de Gereformeerde Kerken. Hij behoort tot de voormannen van de bezwaarden en zijn bijdrage is hoofdzakelijk gericht op de kwesties die deze groep bezighouden. Eigenlijk jammer, want een bredere verhandeling van het kerkelijk leven in de gereformeerde gezindte in ruimere zin, was op zijn plaats geweest. Juist in een situatie waarin we ons bezorgd maken over ontwikkelingen in de samenleving is een kritisch onderzoek naar ons eigen kerkelijk samenleven geboden. Hebben we, om een punt te noemen, de laatste twintig jaar enige vooruitgang geboekt in het meer één worden van de kerken die behoren tot de gereformeerde gezindte?
Ik dacht eerder het tegendeel. Het 'tien keer gereformeerd' mag ons toch wel grote zorgen baren ook in verband met ontwikkelingen in de samenleving. Je kan je afvragen of je werkelijk hoop kan hebben voor deze samenleving als we zelf geen voorbeeld weten te stellen in ons eigen kerkelijk leven. De bereidheid zal gevonden moeten worden om onze eigen prioriteiten onder de kritiek van Gods Woord te stellen.
Overigens wreekt zich in dit boek ook op andere plaatsen dat de overgrote meerderheid van de schrijvers behoren tot de Gereformeerde Kerken. Het is opvallend hoe zij vrijwel geen zicht hebben op hetgeen zich buiten hun eigen kring afspeelt. Het is toch wel frappant dat in het stuk over publiciteit het Reformatorisch Dagblad niet aan de orde komt, net zo min als de Evangelische Omroep. De lange literatuurlijst achter het artikel van ds. Schelhaas eindigt met: 'Ook uit Herv. Ger. Bondskring verschijnen de laatste tijd goede en actuele boeken'. Wellicht is er nog reden voor hoop.
Met dit boek zijn zeker niet alle vragen beantwoord. Het vraagt om een vervolg dat meer is toegespitst op onze verantwoordelijkheid in de veranderende samenleving. Zou dit niet uit Herv-.Ger. Kring kunnen komen?
Wassenaar
*) Nederland in de branding, keur en toets van onze samenleving, onder redaktie van dre. J. Klatter. Buyten en Schipperheyn, Amsterdam, 1975, 352 blz. ƒ 29, 50.
De redaktie verzoekt met klem de kopij van artikelen en ingezonden stukken in getypte vorm in te leveren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's