De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De gemeente en de eindtijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente en de eindtijd

De gemeente

6 minuten leestijd

Gemeente tussen de tijden

De gemeente van Christus leeft tussen de tijden, in de tijd na Pinksteren en vóór de Wederkomst. Christus heeft door Zijn komst in het vlees de geschiedenis eerst goed in beweging gebracht en doet de geschiedenis voortspoeden naar haar definitieve vervulling. In wezen is het zó, dat sinds de dag van Pinksteren de eindfase van de wereldgeschiedenis ingeluid is. De Heilsfeiten zijn afgesloten en wij wachten op de grote en doorluchte dag van Christus' wederkomen op de wolken des hemels. We leven, naar het woord van Handelingen 2 vers 17, in het laatste der dagen. Daarvan getuigt de apostel Johannes in zijn herderlijke brief, als hij zegt: Kinderkens, het is de laatste ure...' (1 Joh. 2 : 18a).

Velen weten in deze tijd niet waar het uiteindelijk op uit zal lopen en houden het hart vast in angstige onzekerheid. De gemeente van Christus mag door genade weten waar het heengaat: door de gerichten heen mag zij haar Koning verwachten, die alle dingen nieuw zal maken. Zij gaat ter bruiloft, naar de bruiloft van het Lam ! Het is opmerkelijk dat, wanneer de toekomstverwachting van de christelijke gemeente aan de orde wordt gesteld, er enerzijds zulk een diep stilzwijgen waargenomen kan worden en anderzijds — nog wel eens vaak aan de rand van de gemeente of daarbuiten — zulk een uitbundig en veelsoortig spreken openbaar komt. Het is ronduit een veeg teken wanneer in de gemeente zo'n nadrukkelijk stilzwijgen rond haar toekomstverwachting waargenomen wordt.

Dat wijst op een geestelijke doodsheid en een geestelijke malaise in de gemeente. Dat heeft in de eerste plaats te maken met het niet-functioneren van de eindverwachting in de prediking. Dat heeft nadrukkelijk ook te maken met het niet kennen van de levensband met Christus, de komende Koning, in de prijsgave van al het onze. Wie Christus door een oprecht geloof is ingelijfd, met Hem verbonden is geraakt in een levend geloof, krijgt als vanzelf een verlangen naar Zijn toekomst. Dit verlangen wordt bovendien gevoed door de felle strijd die zo vaak gevoerd moet worden tegen zonde, dood en duivel.

Het niet levend functioneren van de toekomstverwachting der gemeente, heeft duidelijk ook te maken met de terugval van de gemeente tot haar vroegere 'minnaars', de gelijkschakeling met de tijdgeest en het gesetteld zijn hier en nu. Haar welvaart kan — als God het niet verhoedt — haar 'hellevaart' betekenen.

De gemeente: bruid van Christus

De gemeente van Christus draagt in het N.T. verschillende benamingen. Zij heet o.a. 'volk van God', 'priesterschap Gods', 'lichaam van Christus', 'Uitverkorene', maar ook 'bruid'. We hebben toe te zien dat noch één aspect verabsoluteerd dreigt te worden, noch een bepaald aspect van het gemeente-zijn verwaarloosd wordt.

Als er één aspect van het gemeente-zijn vandaag verwaarloosd dreigt te worden dan wel dat zij de bruid van Christus is. Wat is een bruid die niet verlangt naar haar bruidegom, wat is de gemeente als zij niet leert uitzien naar haar komende Bruidegom ?

Het is waar dat de gemeente reeds hier en nu door de genade van het geloof de gemeenschap kent met haar Heere. Toch leeft zij in de beperktheid van deze bedeling, zij weet zich vreemdelinge op aarde. Haar wandel is in de hemelen, waar haar Bruidegom is, vanwaar zij Hem ook verwacht ! Dat zij hier niet thuis is, heeft niet te maken en behoort ook niet te maken te hebben met de verwachting van de wereld als de goede schepping van God. Haar hart is vervuld van een diep en groot geheim: de verwachting van haar Heere. Haar schoonheid is niet een van deze wereld, maar van de toekomst van haar Bruidegom. Naarmate die toekomst dichterbij komt, wordt zij niet ouder, maar juist jonger. Die schoonheid is haar stilheid, haar ingekeerdheid en haar liefde tot haar Bruidegom, die zij hier zo mist. Velen verstaan haar niet in dit geheim en verwijten haar dat zij zo weinig meedoet. De tegenpartijders nemen haar vasten, waken en treuren kwalijk. Wat men van haar eist, ziet zij echter als overspel. Daarom antwoordt zij met Jacobus: 'weet gij niet, dat de vriendschap der wereld een vijandschap Gods is' (zie W. Aalders, Theologie der verontrusting, blz. 23 e.v.).

Loofhuttenfeest

Van het Israëlitische loofhuttenfeest kan de christelijke gemeente heel veel leren ! Naast oogstfeest — het Gode wijden van de opbrengst van dorsvloer en wijnpers — dacht en denkt Israël dat ze eertijds tijdens de woestijntocht in tenten woonde. Israël moest eraan denken dat haar bestaan maar een heel wankel geval is, een tijdelijke behuizing: vier wanden en een dak van riet, méér is het niet. Om het nieuwtestamentisch te zeggen: wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende. 

Nogmaals: dat betekent niet de verachting van de wereld als de goede schepping van God — het O.T. leert wel anders ! — dat betekent niet de verwerping van alle bezit, maar wel een kritische reserve. Kort gezegd: leven als niet-bezittende !

Eindtijd-denken in de kerkgeschiedenis

In de oud-christelijke kerk is een sterke gerichtheid op de toekomst van Christus. Met name vat te denken aan de tijd van Irenaeus en Tertullianus. Herhaaldelijk horen we dan belijden dat de christen een vreemdeling op aarde is en een burger van het Jeruzalem dat boven is, waarheen hij op weg is. De sterke eindverwachting — overdreven tot uitdrukking gebracht door de montanisten — zal te maken hebben gehad met de vervolging en de verdrukking der gemeente. Het christendom was in die dagen dan ook bepaald geen gesetteld christendom. Het leven van de vroeg-christelijke tijd kenmerkte zich door eenvoud en matigheid, tucht en bewogenheid jegens de naaste. Dat wordt anders in de tijd van Constantijn de Grote, de kerk ademt weliswaar op na een periode van verdrukking, maar tegelijkertijd komt de verzoeking van het gesettelde christendom wel heel duidelijk naar voren.

Het is helemaal niet meer gevaarlijk om christen te zijn, integendeel zelfs ! In de tijd van de Reformatie functioneert de eindverwachting weer heel duidelijk. We denken in dit verband aan allerlei krasse uitspraken van Calvijn in zijn commentaren en in zijn bekende hoofdstuk over de overdenking van het toekomende leven.

Het is beestachtig, zegt Calvijn ergens, om aan dit leven meer gehecht te zijn dan als pelgrims. 'Want wij moeten als doorlopende dit leven doorgaan en wij moeten voor de wereld dood zijn, opdat Christus in ons leve, en opdat wij wederom Hem leven' (commentaar bij Fil. 3 : 20). 'Maar laat ons dit voor vastgesteld houden, dat niemand goede vordering heeft gemaakt in de leerschool van Christus, dan hij, die de dag zijns doods en der laatste opstanding met vreugde verwacht' (Inst. Bk. 111, 9, 5).

In de loop der kerkgeschiedenis valt op dat hoe sterker de cultuurtaak van de christen wordt onderstreept, des te meer de verzoeking dreigt om de breuklijnen te vergeten, te vergeten dat we in een gebroken wereld leven en niet meer dan pelgrims zijn. Daartoe zijn aanwijzingen bij Kuyper, in zekere zin ook bij Van Ruler.

Huizen (N.-H.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

De gemeente en de eindtijd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 oktober 1975

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's