De gemeente en de eindtijd
De gemeente
2
De breuklijnen
Aan het slot van het vorige artikel wezen we op de les van de kerkgeschiedenis dat hoe sterker de cultuurtaak van de christen wordt onderstreept, des te meer de verzoeking dreigt om de breuklijnen te vergeten, te vergeten dat we in een gebroken wereld leven en niet meer dan pelgrims zijn. In dat verband noemde ik o.a. de naam van dr. A. Kuyper. Kuyper en daarmee het neo-calvinisme vormen daarvan een duidelijk bewijs. Dat hangt m.i. onweersprekelijk samen met Kuyper's leer van de 'gemene gratie'. Om het verband met de wereld als Gods schepping vast te houden, heeft Kuyper zijn befaamde leer van de 'gemene gratie' (= algemene genade) ontworpen. Zelf heeft Kuyper de 'gemene gratie' omschreven als 'stuiting van de zonde en haar gevolgen'. Overal speurde Kuyper de inwerking van de algemene genade over héél de breedte van het menselijk leven, met name op staat, gezin, opvoeding, maatschappij, wetenschap en kunst. Hoeveel waars er in de conceptie van Kuyper ook moge zitten, helaas is hij niet ontkomen aan een stuk verzelfstandiging van de algemene genade. Hierdoor werd de genade als genade aangetast, de radicale verdorvenheid van de mens verzwakt en werd tekortgedaan aan de algenoegzaamheid van Christus als de Verlossingsmiddelaar. Het jammerlijke van deze leer is geweest dat zó de deur is opengezet voor een optimistische cultuurbeschouwing die de brug vormde naar een ongekende wereldgelijkvormigheid.
Terloops noemde ik ook de naam van de onvergetelijke prof. dr. A. A. van Ruler. Van Ruler heeft scherpe kritiek uitgeoefend op Kuypers' leer van de gemene gratie. Als er bij hem toch ook sprake is van een zeker cultuuroptimisme heeft dat te maken met zijn denken vanuit het einde: De tijd is vervuld door de komst van de Messias, we leven in de messiaanse tijd. Van Ruler ziet de toekomst in het heden, daarom is het heden eschatologisch ! Overigens een machtig, boeiende gedachte die niet nagelaten heeft op velen een diepe indruk te maken !
Deze benadrukking heeft ook duidelijk gevolgen gehad voor zijn visie op de houding van de christen hier en nu, een houding die het vreemdelingschap van de christen wel eens tekort deed. In zijn eschatologisch denken valt er overigens ook een tweede lijn aan te wijzen, nl. de lijn van het heden naar de toekomst, zodat de toekomst bij hem ook eschatologisch heet. In zijn latere periode is deze lijn duidelijk waar te nemen, duidelijker dan voorheen dacht ik. Te denken valt in dit verband aan allerlei aangrijpende uitspraken in zijn boeiend werk 'Ik geloof' (Callenbach 1968).
Uit het bovenstaande moge blijken hoe moeilijk het is om enerzijds onze taak als christen hier en nu te verstaan, om een zoutend zout en een lichtend licht te zijn en anderzijds toch het vreemdelingschap niet te vergeten. Dat is altijd weer een diep en groot geheim dat geleerd wordt in de verborgen omgang met God, op de school van de Heilige Geest. Dat betekent je steeds weer opnieuw te laten corrigeren vanuit de Heilige Schrift. Alleen het Woord Gods wijst ons steeds weer het pad aan om te gaan, de smalle weg die door deze wereld gaat naar het komende Koninkrijk van onze gezegende Zaligmaker.
Eindtijddenken vandaag
Vandaag is de theologie van Moltmann, wat betreft het eindtijddenken vandaag, bijzonder 'in'. Zijn boek 'Theologie der Hoffnung' is een fascinerend boek en heeft niet nagelaten op velen een diepgaande invloed uit te oefenen. Moltmann zegt dat het niet zozeer gaat om de inhoud van de bijbelse eschatologie, alswel om de 'houding' van de hoop. Het gaat — aldus Moltmann — vooral om de gerichtheid op de toekomst en over de houding van de christen daarin. Velen achten de inhoud van de bijbelse eschatologie tijdgebonden en vol grillige, joodse apocalyptiek. Het gaat erom dat we hopend in het leven staan en aan de slag gaan, over-gaan tot de daad van de vernieuwing van de wereld. Christenen hopen plaatsvervangend voor de wereld. De christelijke hoop is universeel, daarom draagt de gelovige zijn hoop over op alles en allen. In deze beschouwingen komt het plaatsbekledend middelaarswerk in de verzoening van de schuld door Christus nauwelijks of in het geheel niet aan de orde. Van persoonlijke bekering en wedergeboorte in bijbelse zin is geen sprake. Wij vernieuwen de wereld.
Het meest radicaal is de theologie der revolutie: wij moeten door de omverwerping van allerlei structuren de wereld omvormen naar het model van een stuk neo-marxisme, geïnspireerd door het Evangelie.
Bijbelse toekomstverwachting
De Bijbel stelt duidelijk dat de nieuwe wereld niet komt in de weg van evolutie en revolutie. Nergens lees ik in de Bijbel van een eigenmachtig en in aardse vormen oprichten van het Koninkrijk Gods. In de lijdensgeschiedenis hoor ik de Heere Jezus zeggen: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld ware, zo zouden mijn dienaren gestreden hebben, opdat Ik de joden niet ware overgeleverd' (Johannes 18:36).
De bijbelse toekomstverwachting ziet er heel anders uit: zij is gefundeerd in Christus. In Hem is het Koninkrijk Gods nabij gekomen. Zijn komst houdt de belofte in van Zijn Rijk. Maar dat Rijk van Christus komt in de weg van crises en gericht. Zoals het met Christus gegaan is', zo zal het met de gemeente gaan: oor dé dóód heen zal de voleinding komen. De opstanding van Christus vond plaats door de dood heen, via Golgotha. Deze weg van Christus is profetie, is verkondiging van de weg van Zijn gemeente in de eindtijd. De Bijbel zegt dan ook niet dat het steeds leefbaarder gaat worden in de wereld, maar steeds minder leefbaar. Het zal zelfs zó zijn dat Christus de dagen zal verkorten om der wille van de uitverkorenen (Marcus 13 : 20). Er zal wel van een ontwikkeling sprake zijn, maar dan van een ontwikkeling ten kwade !
In Mattheüs 24 lezen we hoe de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, en in verband daarmee de liefde van velen zal verkouden. Vele valse profeten zullen opstaan, en de volgelingen van Christus zullen gehaat worden. In het laatste der dagen zullen er spotters komen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen (2 Petrus 3:3). De mens der wetteloosheid zal verschijnen, bijbelse normen doen niet meer ter zake ! Déze mens zal, nota bene, in de tempel Gods als een god zitten (2 Thess. 2:4).
Nu hebben we het nog niet eens over het laatste bijbelboek. Op een aangrijpende wijze zien we daar de toekomstverwachting getekend in de felle kleuren van aardbevingen en gerichten. De toekomst van de christelijke gemeente wordt hier getekend als een toekomst die voorafgegaan wordt door allerlei crises en afgronden heen. Jezus Christus zal komen om te oordelen de levenden en de doden. Dan zal de gróte scheiding plaatsvinden tussen de ongelovigen en de gelovigen. Dus geen uiteindelijk behoud voor allen, zoals vandaag aan de dag niet alleen door de volgelingen van Bultmann geleerd wordt. Ook Berkhof zegt in zijn laatste boek: 'In Gods naam hopen wij dat de hel een louteringsweg zal zijn.' (Christelijk geloof, blz.554).
Hoe de toekomst van de christelijke gemeente in de eindtijd er precies uit zal zien, is ons niet bekend. Er is het gevaar van allerlei bespiegelingen die geen nut doen. Aan dat gevaar is Hal Lindsey in zijn op zichzelf boeiende en tot nadenken stemmende geschriften niet ontkomen. Paulus schrijft in Rom. 8 : 24: wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu, die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen ? ' De Geest verkondigt ons de toekomende dingen, maar veel blijft verborgen. De komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde blijft een wonder mysterie, dat wij niet kunnen doorgronden, welke komst wij daarom niet met minder zekerheid mogen verwachten.
Israël
In het eindtijddenken van de christelijke gemeente kunnen we nooit om Israël heen, heel eenvoudig omdat we met name nooit om Romeinen 9—11 heen kunnen. Paulus wil niet dat zijn broeders onbekend blijven aan de verborgenheid (!) dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. Dan zal het wonder der wonderen gebeuren, het wonder van Gods almachtige verkiezende genade dat alzo geheel Israël zalig zal worden. Paulus beroept zich daarbij op het Oude Testament als hij tot tweemaal toe Jesaja citeert (Jes. 27 : 9 en 59 : 20): het is al door God gezegd in het O.T., wil Paulus zeggen: de Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jacob !
Voor ons menselijk verstand is deze tekst een steen des aanstoots, want zo zeggen wij, hoe is dat in de wereld mogelijk ? Is over Israël, niet het oordeel Gods gekomen door de verwerping van de Messias ? Hebben zij door de verwerping van de Messias geen geestelijke zelfmoord gepleegd ? Paulus stemt toe dat zij inderdaad vijanden zijn aangaande het Evangelie, maar zo zegt hij, aangaande de verkiezing zijn zij beminden om der vaderen wil (Rom. 11 : 28).
Van Israël uit gezien is er inderdaad alleen maar het oordeel Gods te verwachten, nochtans blijft de onbegrijpelijke trouw van God over dit volk bestaan. Het is dan ook deze trouw van God dat God dit volk als uit de doden zal opwekken (Rom. 11 : 5).
We hebben zeker te waken voor een overdreven Israël-cultus, ook is er geen derde weg voor Israël, een aparte heilsweg buiten Christus. We hebben niet minder op onze hoede te zijn om de woorden Gods ten aanzien van de eindverwachting van Israël te miskennen. Er blijft een oudtestamentisch tegoed voor Israël, zoals prof. Graafland op overtuigende wijze heeft aangetoond (zie zijn lezing over Israël in het licht van de Heilige Schrift en van deze tijd; uitg. Bout, 1974). Daarom moeten we voorzichtig zijn alles met betrekking tot Israël te willen vergeestelijken. Trouwens spreekt het Nieuwe Testament ook maar ergens over Israël in vergeestelijkte zin ? In Galaten 6:16 spreekt Paulus wel over het Israël Gods, maar dan bedoelt hij de joden die tot Christus zijn gekomen. Het is tóch Israël van de Abrahams-belofte ! Nogmaals: in het eindtijddenken van de christelijke gemeente kunnen we niet om het lijfelijke Israël heen.
Daarom is het m'n diepe overtuiging dat we in ons vurig smeekgebed om de komst van Christus Israël niet mogen vergeten. Moge er in de gemeente veel gebed voor Israël zijn ! God heeft grote dingen voor dit volk beloofd en Zijn beloften zijn vast en zeker. Nadrukkelijk wijst Paulus op dit gebed in Rom. 10:1: broeders, de toegenegenheid mijns harten, en het gebed, dat ik tot Israël doe, is tot hun zaligheid.
Waakzaamheid en werkzaamheid
Wat is het eerste en grote gebod als het gaat om de houding van de christelijke gemeente in de verwachting van de Zoon des mensen ? Daarover kan niemand beter ons inlichten dan onze Heere Jezus Christus. Waartoe roept Christus ons op als Hij ons de voortekenen noemt ? Om voortijdig de woestijn in te vluchten ? Om ons over te geven aan allerlei eschatologische dromerijen ? Christus roept ons op tot waakzaamheid en werkzaamheid !
Herhaaldelijk klinkt het in Matth. 24 en 25: WAAKT dan, want gij weet de dag noch de ure, waarin de Zoon des mensen zal wederkomen. Christus roept ons op waakzaam te zijn als de ure der verzoeking over de hele wereld komen zal.
Dat betekent ook dat wij in de crises-tijd, waarin wij leven, zullen opstaan uit onze slaperigheid en ingezonkenheid, die allerwege in de christelijke gemeente valt waar te nemen. Laten we de gelegenheid van de tijd weten, dat het de ure is, dat wij nu uit de slaap opwaken, zegt Paulus in Rom. 13 : 11.
Christus roept ons echter ook op tot werkzaamheid. We denken aan de gelijkenis van de talenten in Matt. 25 : 14 e.v. In deze gelijkenis roept Christus op om met de talenten te woekeren. De onnutte dienstknecht wordt uitgeworpen in de buitenste duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden. Tot de goede en getrouwe dienstknecht wordt gezegd: wel gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten, ' ga in in de vreugde uws Heeren.
De verwachting van de wederkomst van Christus onderstreept onze roeping in het heden. Bekend is in dit verband het woord van Luther: als ik zou weten dat morgen Christus zou wederkomen, plant ik vandaag nog een boom. Sinds de dag van Pasen is onze arbeid niet ijdel in de Heere, maar vanuit de verwachting van de dag van Christus ontvang ik moed voor het heden. Wij zullen maaien, zo wij niet verslappen !
Leven naar de eindtijd toe betekent dat ik al de vragen in wereld en kerk, huwelijk en gezin en persoonlijk leven mag zien in het licht van Christus' komst. Dan weten we dat wij géén atlassen zijn, maar dat Christus de wereld naar Zijn toekomst draagt. Dat geeft moed om verder te gaan, want Christus heeft gezegd: Zie Ik maak alle dingen nieuw !
Huizen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 oktober 1975
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's