De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Rondom de kansel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de kansel

Pastorale overwegingen

11 minuten leestijd

1

Niemand van ons zal het betwisten, dat wij in een tijd leven, waarin haast aan alle vaste waarden getornd wordt. Wij beleven dagen van een 'Umwertung aller Werte' — een herwaardering van alle waarden (Nietzsche). Wat zijn eeuwige waarheden? Wat zijn vaststaande normen? Ja, wat is er, dat er niet met de tijd mee veranderen moet om werkelijk van betekenis te kunnen zijn in onze dagen?

Het huis met de hoge stoep

Geldt dit haast van alle dingen, niet minder wordt het van toepassing geacht op het kerkelijke ambt, zoals wij dat in onze gemeenten eeuwenlang gekend hebben. Waar ligt de waarde van dat ambt? Voor het besef van de moderne, mondig geworden mens met zijn vele deskundigheden heeft het in elk geval lang niet meer dat gezag, dat het vroeger had. En in een gesaeculariseerde wereld, waarin waarden, normen en instellingen tegen de vlakte moeten, omdat iedere autoriteit, die meer wil wezen dan de mens zelf, onaanvaardbaar heet, in zo'n wereld is b.v. het huis met de hoge stoep (de pastorie) lang niet meer, wat het vroeger was.

De dominee, wat is dat voor een verschijning in zo'n totaal veranderde wereld? Wat koopt men nog voor een oude ambtsopvatting, waarin de predikant de bevolmachtigde dienaar van het Goddelijk Woord is met de boodschap van een eeuwig Evangelie, dat niet met de tijd schijnt mee te willen, omdat het altijd en overal haaks staat op het levensgevoel van de mens? Iemand schreef enige tijd geleden: 'Wie heeft er lust een academische studie te volbrengen, een zevendaagse werkweek te aanvaarden en dan nog op zijn best een 'praatpaal' te zijn voor degenen, die zich willen uitspreken en een leverancier van plechtigheden bij rouw en trouw'?

Ambtsontwaarding

We leven in een tijd van inflatie. En naast de geldontwaarding is er dan ook de ontwaarding van het ambt. Daarom lijkt het in de ogen van velen dringende noodzaak, dat de uitoefening van het ambtswerk in de kerk op een andere leest geschoeid wordt. Laat vooral ook de dominee niet steeds in de kramp gaan zitten om te beantwoorden aan het 'verwachtingspatroon' van gemeenteleden, die nog met één been of met beide benen in de oude wereld staan. De kansel stond vroeger al te verweg, zo wat aan de grens van de eeuwigheid. Plaats haar midden in de maatschappelijke en politieke vragen van onze tijd. Laat de herder en leraar niet langer de dromer van hemelse vergezichten zijn. Hij zij de man van het leerhuis, waarin onderwijs gegeven wordt in woorden als vrede, gerechtigheid en vrijheid en laat hij het dan voorts vertalen, zodat de mens van vandaag, verstaan kan, wat het heil van God beduidt in het leven hier en nu.

De z.g. rolverwachting

Met het bovenstaande heb ik geprobeerd enkele dingen naar voren te halen uit de huidige discussie met betrekking tot het ambt. Er zou uiteraard veel meer te noemen zijn. Het gaat mij echter in dit en de volgende artikelen om een bepaald facet van het probleem, n.l. de z.g. rolverwachting, m.a.w.: Wat verwacht de gemeente van haar dienaar des Woords? Moet hij daar altijd aan beantwoorden? En wat mag de predikant verwachten van de gemeente. Is zij slechts ontvangster? Heeft zij ook een taak inzake de vorming van hen, die haar dienen of dat straks gaan doen na hun theologische studie? Het gaat me dus vooral om de verhouding predikant-gemeente in zijn wederkerigheid.

Herder en leraar i.h. N.T. Om daar zicht op te krijgen, is het nodig, dat voorganger en gemeente zich toetsen aan het Woord van God. Wij zullen b.v. niet minachtend over de rolverwachting van de gemeente met betrekking tot haar predikant moeten spreken, als mocht blijken, dat die verwachting er één is, die overeenstemt met wat de Bijbel over de dienaar des Woords zegt.

Herder en leraar in het N.T.

Nu is dat laatste niet onduidelijk. Als wij het Nieuwe Testament op dit punt doorlezen, krijgen we van de dienaar des Woords wel een totaal ander beeld, dan wat ons voor ogen wordt getoverd in sommige ambtsopvattingen, die opgeld doen in onze dagen. Hij is in ieder geval wel degelijk de man, die, bezig zijnde in het Woord en in de leer, met gezag spreekt, ook al lijkt dat gezag weinig of heel niet over te komen. En dat laatste zal in de dagen van het Nieuwe Testament ook wel het geval zijn geweest.

Een opleiding aan een universiteit of hogeschool was er nog niet. Het gezag van een herder en leraar was hem dan ook niet verleend uit kracht van zijn intellectuele verhevenheid, ook niet uit kracht van een maatschappelijke stand, ook niet uit kracht van zijn deskundigheid op één of ander sociaal-politiek terrein. De dienaar des Woords is in het Nieuwe Testament één van de geestelijke leidslieden der gemeente van Christus met een ambt, dat hij gekregen heeft uit de doorboorde handen van Christus. Zijn ambt is een gave van de verhoogde Christus (Ef. 4:8vv). Naast dat ambt zijn er ook andere. En naast de ambten zijn er ook de bedieningen des Geestes, een veelheid van Geestesgaven. Maar ook het ambt van dienaar des Woords is in elk geval een geschenk uit de hemel. Het is geen uitvinding van mensen, die we een keer door een andere en betere zouden kunnen vervangen. De herder en leraar is de lerende ouderling. (1 Tim. 5 : 17; Rom. 12 : 7; 8; 1 Kor. 12 : 28). En zijn opdracht tot het werk der bediening des Woords heeft hij van de hoogste Opdrachtgever Zelf Jezus Christus ontvangen. Onder oplegging der handen is hij, daartoe geroepen door de gemeente en mitsdien door God Zelf, tot zijn heilig ambtswerk aangesteld. Dat is niet buiten bekering en geloof omgegaan. Men leze, wat de z.g. Pastorale brievenzeggen over het geloof en de godzalige levenswandel, die in de ambtsdragers vereist wordt. Het gaat ook niet buiten bijzondere Geestesgaven om, die de heilige Geest de ambtsdragers schenkt en waardoor Hij hem bekwaamt om in dat werk te dienen. In elk geval is hij de bevolmachtigde dienaar van het Goddelijk Woord, die de wacht betrekt bij de overgeleverde waarheid, de gezonde woorden van Jezus en van de apostelen. En hij maakt zijn gezag dan ook alleen maar waar, als hij zich daaraan nauwkeurig houdt. Dat wil ook zeggen, dat hij waakt over de zielen, die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, dat hij ze weidt in de grazige weide van het Woord en ze waarschuwt voor de wolven, die in schaapsklederen de gemeente van Christus binnendringen (Hand. 20 : 28).

De uitdeling van het heil

En zo dient dan de herder en leraar, tevoorschijn geroepen uit de gemeente zelf en haar vertegenwoordigend bij God, tegelijk als Gods 'tegenover', een 'opziener, die is aangesteld door de heilige Geest om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door zijn eigen bloed'. Hij dient in de uitdeling van Gods heil. Hij smeekt en bidt van Christuswege: Laat U met God verzoenen'. Inderdaad, hij verkeert constant aan de grens van de tijd en de eeuwigheid, omdat hij gelijk de apostel Paulus weet heeft van de schrik des Heeren en de liefde van Christus (2 Kor. 5). Hij is maar niet de praatpaal, bij wie de mensen aankomen met hun dagelijkse zorg en nood. Hij probeert die nood te peilen tot op de bodem van de onbekeerlijkheid van 's mensen hart. Hij is maar niet de leverancier van plechtigheden bij rouw en trouw, maar deelt om Godswil in de droefheid en vreugde der mensen om ze daarin het enige houvast in leven en sterven te verkondigen. En zo dingt hij uit naam van de hemelse Bruidegom als Christus' bruidwerver naar de hand van Zijn aardse bruid (Johannes 3 : 29). Hij is in elk geval niet de man, die desnoods met geweld, maatschappelijke en politieke vragen tot een oplossing gebracht wil zien. Hij is inderdaad de ziener van het hemelse vergezicht. En hij is in genen dele de voorvechter van een politieke ideologie. Hij heeft weet van een vrede, gerechtigheid en vrijheid, die er anders uitzien dan die, waarvan de mens, die zich zelf in het middelpunt stelt, droomt.

Dromer van hemelse vergezichten?

Heeft de uitdeling van het heil dan niets te maken met het leven van alledag? Met andere woorden: is de dienaar des Woords zo helemaal de man van de andere wereld, zo uit de tijd, dat hij alleen maar met heimwee uitziet naar de grote dag, waarop aan alles een eind komt op aarde? Gelukkig, als hij dat heimwee kent. Het heeft altijd geleefd in de harten van Gods vromen. En daarom hebben ze zich nooit zó druk kunnen maken over de vragen van de tijd, dat ze er door bedolven werden. Zij hebben altijd geweten van de betrekkelijkheid van de aarde. De gedaante dezer wereld gaat voorbij (1 Kor. 7 : 31). Ze hebben ook geweten, dat de structuren van deze bedeling dusdanig verzuurd zijn door de zonde, dat ze uiteindelijk niet meer te redden zijn. De wereld zal door vuur vergaan (2 Petr. 3 : lOvv.). Maar niettemin hebben zij tegelijk geloofd, dat de wereld als schepping van God gered is, sinds Christus na Golgotha en het open graf heeft gesproken: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'. (Matt. 28 : 18b). En vanuit die zekerheid zijn ze bijzonder zuinig op het leven. Het gaat om de theocratie, de Godsregering over al het bestaande. Het gaat om de heiliging van heel het leven. Het gaat er om, dat reeds nu de omtrekken zichtbaar worden van het Koninkrijk van God. En ook al brengen wij dat uiteindelijk in zijn volle ontplooiing niet op aarde, wij zullen niet ophouden de aarde, die des Heeren is, terug te roepen tot de dienst van haar Koning. Dat wil zeggen, dat wij ons ook om Godswil niet onttrekken kunnen aan een bezig-zijn met de problemen van luchtvervuiling, overbevolking, honger, oorlog, rassendiscriminatie, het sociale vraagstuk...! Maar het betekent tegelijk, dat wij in de oplossing van deze problemen in een menselijke, leefbare samenleving stellig niet de komst van het Koninkrijk Gods begroeten. Daaraan vooraf, daarmee gepaard en daarop volgend komt de grote vraag aan de orde: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God'? Met een gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan. Met een gerechtigheid, die door het oordeel van ons ik-zuchtig bestaan heen gaat. Met een gerechtigheid, die alleen ons deel wordt in de weg van het geloof in Jezus' bloedstorting als het noodzakelijke verzoeningswerk. Dat laatste is geen agendapunt, dat als hamerstuk behandeld kan worden, omdat iedereen het daarover immers eens is. Het is geen inspiratiebron, waar we natuurlijk niet aan tornen, om dan één, twee, drie maar over te gaan tot de orde van de dag. Het is de zaak van het grote twistgeding tussen God en de mens. En in dat grote twistgeding is ook de dienaar des Woords van Godswege ingezet als 's Heeren Zaakgelastigde. Voor mijn part woont hij heel niet in het huis met de hoge stoep. Hij moet ook geducht oppassen, dat hij zijn Goddelijk gezag niet verwisselt met dat van hemzelf. Hij blijft tenslotte 'het mensje, uit het stof verrezen' (Calvijn). Maar hij moet wel weten, dat hij, zoals Bunyans prediking door zijn hoorders ervaren werd, als uit de doden tot de mensen gezonden is.

Spanningen

Gezegend die gemeente, waar men zulke dingen van de dienaar des Woords verwacht. Gezegend die herder en leraar, die aan deze rolverwachting beantwoordt. Maar ook dan blijven er vanuit de praktijk een aantal vragen over met betrekking tot de verhouding gemeente en predikant. Het 'klikt' niet altijd en overal. Er zijn gemeenten, die klagen over hun dominee. Er zijn dominees, die klagen over hun gemeente. Hoe komt dat? Hebben ze gelijk ? Waarom blijken die twee in de praktijk soms zo weinig op elkaar afgestemd te zijn? Overvraagt de gemeente de dominee niet vaak? Heeft zij hem alleen gekregen om te ontvangen of moet ze hem ook wat geven? Moet of mag de man op de kansel altijd maar gehoor geven aan de vraag, die leeft in het hart van zijn hoorders. Hij is toch de man van het Woord? ! En al mag hij dan spreken naar het hart van Jeruzalem, hij zal toch dat Jeruzalem niet naar de mond moeten praten. Of is hij soms al te weinig thuis in de worstelingen, de wegen en gangen van Gods Geest met de gelovigen? Over deze en andere vragen wil ik graag het één en ander zeggen in een volgend artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Rondom de kansel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1976

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's