Een koninklijk priesterdom
Pastorale overwegingen
De gemeente in het Nieuwe Testament
Al wie van harte erkent, dat elk gelovige geroepen is tot dienst, dat elk christen deel heeft aan de zalving van de Heilige Gods, sluit nog niet het oog voor wat ons de Schrift leert over onderscheid in de bediening in de christelijke Kerk. Eigenlijk zien we al duidelijk verschil onder de volgelingen van de Heere Jezus tijdens Zijn omwandeling op aarde. Sommigen, een twaalftal om precies te zijn, werden geroepen tot apostel. Dat was een heel bijzondere dienst. Deze instelling kennen we niet meer. Apostelen waren zij, die de Heere nog bij Zijn omwandeling gezien en door Hem toen Zelf rechtstreeks geroepen waren. 'Apostello betekent zenden, uitzenden, er op af sturen'. Christus Zelf is de Gezondene bij uitstek. Maar de Gezondene, de Zendeling is ook Zender. Het is Zijn wil om zo Zijn volk te vergaderen en bijeen te houden. Het apostelambt is niet om zo te zeggen langs demokratische weg in de gemeente terecht gekomen. Niemand kwam op de gedachte 'we hebben apostelen nodig'. Neen, de Koning Zelf stelde in en aan. En eigenlijk is het zo ook met de andere ambten en bedieningen. De ten hemel gevaren Koning stelt deze in en zij zijn ook vrucht van de uitgestorte Pinkstergeest. De Heere heeft deze als gaven aan Zijn gemeente gegeven. Efeze vier is in dit opzicht wel een zeer sprekend gedeelte. Apostelen, herders en leraars, evangelisten en profeten zijn door Dezelve gegeven in Zijn erbarmen en liefde.
Prachtig merkt dan ook Soe in diens al eerder geciteerde Ethik op, 'dat vaak beweerd wordt, dat de gelovige gemeente primair is. Deze gemeente draagt aan bepaalde mensen een ambt op zodat de ambten dus 'van onderen af opkomen'. Maar in werkelijkheid bestaat de omgekeerde volgorde. Zonder de zending van de goddelijke boodschap is er geen geloof, geen gemeente. En het is niet de gemeente, die voor de boodschap zorgt, maar God'.
Twee lijnen
We moeten dacht ik onderscheid maken tussen de ambten en de ambtsdragers. De ambten zijn instellingen Gods. Maar de ambtsdragers zijn mensen, die tot deze ambten door de gemeente worden gekozen of zelfs beroepen. Ze worden niet maar benoemd op bepaalde posten, zoals in de R.K. kerk, waar het volk buiten staat. Bij de benoemingen van bisschoppen of pastoors lopen dan ook soms de golven van verontwaardiging, teleurstelling hoog op. Maar in de reformatorische kerken zijn de gemeenten als het grondvlak van de kerk bij de verkiezing van ambtsdragers nauw betrokken. Ik weet wel, dat het hele beroepingswerk soms erg moeilijk is. Daar is het laatste woord ook nog niet over gesproken. Maar de gemeente spreekt daarin direkt, als ze 'klein' is, of indirect, door middel van de door haar gekozen kerkeraad, mee. Bovendien wordt in onze gemeenten om de zes jaar de stemming gehouden, waarin de gemeen te zich moet uitspreken over de wijze van verkiezing. Dat ook deze dingen behoren te geschieden in het geestelijk leven van de leden behoeft toch geen betoog. Het gaat hier om gewichtige dingen, om de bewerktuiging van prediking, pastoraat en diakonaat. Jammer, dat de deelname vaak zo gering is.
Maar hebben we het over de ambten, dan komen altijd weer de twee lijnen, die van Boven naar beneden, als vertegenwoordiging van de Heere Jezus, en die van onderen af op, als verkiezing vanuit en door de gemeente, vergaderd rond het Woord en de sacramenten, geroepen door de Heilige Geest.
Geen vaste regels
Er zijn wel eens mensen, die zeggen: 'keer toch terug tot de Schrift, daar staat het, hoe het in de kerk en de gemeente moet'. Maar, lieve lezers, zo eenvoudig is het toch niet. De Bijbel is geen medisch receptenboek, waaruit meteen de oplossing is af te lezen. De Heere is vrijmachtig in de uitdeling van de gaven des Geestes en van de wijze waarop deze de gemeente toekomen. Gaat het om 'vaste ambtsdragers', dus oudsten of ouderlingen of voorgangers, dan kiest soms de gemeente, soms ook stellen de apostelen hen aan. Er zijn gaven of bedieningen die vroeger bekend waren in de Nieuwtestamentische tijd, maar nu niet meer, denk aan 1 Cor. 12 en 14, en omgekeerd, kunnen nu kerkelijke (mede)werkers worden aangetrokken, die toen ook naar hun naam, laat staan hun werkkring, onbekend waren.
Het is jammer dat vooral in Pinkstergroepen nog wel eens de opvatting heerst, als zouden we zo tot de 'oer-Kerk' terugmoeten, dat allerlei gaven bijna verplicht en als 't kenmerk gelden voor het gelovigzijn, zoals tongentaal, uitbanning van duivelen, genezingen, omdat deze in de apostolische tijd ook aanwezig waren. We moeten eerlijk zeggen, dat er duidelijk verschil is te constateren tussen de eerste en de latere paulinische brieven. Bovendien is het nog altijd de vraag of vele tekenen niet hebben gediend ter duiding van de volheid des tijds, de komst van Christus, de uitstorting des Geestes. En waarom is men, als men toch zich beroept op de praktijk der apostelen, ook niet zo strak ten aanzien van de opwekking der doden ? Omgekeerd kunnen we in de Kerk wel eens te vlot afrekenen met de werkelijkheid van de bediening van de Heilige Geest, de doop met de Heilige Geest. Daar zijn wij ook zo maar niet mee klaar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 april 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's