Intercommunie en ambt
1
Voor mij ligt het rapport, dat door de commissie Intercommunie en Ambt van de Raad van Kerken in Nederland is uitgegeven bij Boekencentrum te 's Gravenhage. Het is een boekje van 122 bladzijden geworden en kost ƒ13, —.
Het wil geen definitief rapport zijn over alle verschillen, die de in deze Raad vertegenwoordigde kerken gescheiden houden. Voor het ogenblik werd als het meest urgent gezien de vraag naar de betekenis van het kerkelijk ambt in relatie tot de intercommunie dus het wederzijds deelnemen aan elkanders viering van de Maaltijd des Heeren.
De commissie betond uit 21 leden. Daarvan behoorden er 7 tot de Ned. Hervormde Kerk. Twee van hen dr. P. A. Elderenbosch en ds. F. H. Landsman leverden een speciale bijdrage tot deze studie; de eerste over het priesterlijk karakter van het kerkelijk ambt gezien vanuit het Oude Testament, de tweede handelt over allerlei kernvragen, waarbij de verhouding van Schrift en traditie, de kenmerken van het apostolaat, de apostolische successie, en de vraag omtrent de verzoening van de verschillende kerkelijke ambten de aandacht krijgen.
Van de 4 Rooms-Katholieke commissieleden kwamen 2 studies in dit rapport n.l. van prof. dr. P. van Leeuwen over de bijbelse achtergronden van het kerkelijk ambt en de vorming van het kerkelijk ambt in de oudste kerk; en van prof. dr. J. F. Lescrauwaet, die over de priesterlijke aspecten van het kerkelijk ambt schrijft.
Deze studies zijn wel in de gehele commissie doorgesproken, maar niet ieder commissielid aanvaardt daarvan ieder detail. Als bijlagen komen aan het slot wel twee in concept gestelde gemeenschappelijke verklaringen voor:
A. over de viering van de Maaltijd des Heeren;
B. over het kerkelijk ambt in verband met de Maaltijd des Heeren.
Behalve beide genoemde kerken waren vertegenwoordigd de Oud-Katholieke kerk (1 lid), de Ev. Lutherse Kerk (2 leden), de Ev. Broedergemeente (1 lid), de Geref. kerken in Nederland (5 leden). De Remonstrants-Gereformeerde kerk en de Doopsgezinde Sociëteit zijn wel lid van de Raad van Kerken, maar hebben niet bijgedragen tot de totstandkoming van dit rapport. Tenslotte had de Raad van Kerken zelf prof. dr. H. A. M. Fiolet als lid der commissie aangewezen.
Avondmaal-Eucharistie-mis
Het kerkelijk a: mbt komt in dit rapport speciaal aan de orde met het oog op de Intercommunie, d.w.z. het wederzijds deelnemen aan de Tafel des Heeren, wanneer deze bediend wordt door een ambtsdrager, die tot een andere kerk behoort, zodat men samen aanzit, wanneer b.v. vele deelnemers Hervormd of Gereformeerd zijn en de Dis bediend wordt b.v. door een Rooms-Katholiek geestelijke of omgekeerd. Zoals u weet zijn er plaatsen, waar een grote toenadering is tussen Rooms-Katholieken en Protestanten. Men wil elkander herkennen en dan ook erkennen als mede-gelovigen en men meent, dat, als dit terecht geschiedt, dit dan in de eerste plaats uit moet komen in een gemeenschappelijke viering van het H. Avondmaal, of, zoals van Roomse zijde deze Maaltijd bij voorkeur wordt genoemd: de Eucharistie. Het woord 'mis' wordt in het hele rapport vermeden. Het woord is zelf eigenlijk betekenisloos; het duidde in de oude kerk alleen 't moment aan, waarop de dienst des Woords beëindigd was, en degenen, die nog niet tot de belijdende gemeente als catechumenen waren toegetreden en toegelaten, de kerk verlieten, omdat nu het Avondmaal gevierd ging worden. Maar aan dit woord zit een heel complex van theologische voorstellingen vast, die door Rome eeuwenlang met grote beslistheid werden gehandhaafd. En dit is altijd niet louter verleden tijd. Voor een hiërarchisch zo streng gestructureerde kerk als de Rooms-Katholieke heeft dit zijn consequenties voor iedere kerkprovincie, ook voor de Nederlandse. En voor de Reformatorische christen gaan bij het woord 'mis' de gedachten dadelijk naar de hele strijd tegen priester, altaar en offer, die op het hele front zowel van de Lutherse als van de Calvinistische Reformatie is gestreden en we denken aan woorden uit onze Heidelberger als: verloochening van de enige offerande van de Heere Jezus Christus en vervloekte afgoderij, (vs. 80).
Offer
Nu is het begrijpelijk, dat, naarmate verschillende Rooms-Katholieke theologen de oude offertheorie uit de mis willen uithalen, van Protestantse zijde de neiging groeit, om het krasse oordeel van de Catechismus hun niet langer voor de voeten te werpen. Ik herinner aan de nieuwe Nederlandse Catechismus, die van kardinaal Alfrink het 'imprimatur' ('het worde gedrukt') kreeg. Daarin lezen we: 'we zijn van alle offers af'. Het offer is immers al volbracht. Wij brengen eigenlijk geen offer'(blz. 400).'
Deze catechismus heeft echter wel kritiek gekregen — uit Rome. Maar ik meen, dat de invloed van de Nederlandse R.K. theologie in dit rapport is op te merken. Vooral in bijlage A, waarin gezegd wordt, dat God ons met Zich heeft verzoend door het bloed van Zijn Zoon. We citeren nu letterlijk: 'De kerk verkondigt en gedenkt de Heer, ons Paaslam, dat voor ons is geslacht'. 'Als de gemeente in opdracht van de Heer de dankzegging en zegening uitspreekt, het brood breekt en de wijn drinkt, (in bepaalde parochies geeft men soms ook de beker aan de gemeente, v. d. W.) en Jezus' eigen woorden verkondigt, gedenkt zij, dat de Heer Zijn lichaam en bloed gegeven heeft tot alles was volbracht'. We willen over zulke positieve uitspraken niet heen lezen. Toch blijven er wel vragen over. Vooreerst missen we elke aanduiding van de vraag, hoe datgene wat van Godswege door het Sacrament voorgesteld en bekrachtigd wordt, persoonlijk door het geloof des harten ontvangen wordt. Dus niets over de zelfbeproeving en niets over de manier waarop het ontvangen van 's mensen zijde correspondeert met wat God geeft. Ook wordt niet duidelijk gesproken over de verhouding tussen brood en wijn en het lichaam en bloed des Heeren. Dit is een centrale vraag geweest in de tijd van de Reformatie. Ook binnen eigen grenzen. Calvijn heeft bijzonder duidelijk uitgesproken, dat het alleen de Heilige Geest is. Die deel geeft door het geloof des harten aan het verbroken lichaam en vergoten bloed des Heeren. Maar bij Rome staat de zgn. transsubstantiatie nog altijd overeind. Ook de nieuwe Katechismus van 1966 zegt, dat het brood wezenlijk ontrokken is aan zijn normale menselijke bestemming en geworden (cursivering van mij, v. d. W.) is tot het brood, dat de Vader ons schonk: 'Jezus Zelf’.
En dan bekruipt mij de vrees, dat hier in het rapport formuleringen zijn opgesteld, die ieder op eigen wijze verstaan kan, zoals men in de 16de eeuw ook geprobeerd heeft op te stellen, maar nooit bevredigend heeft kunnen bereiken.
Verder wordt wel gesproken van een offer, dat God Zelf geeft. Maar dat de grote Hogepriester Jezus Christus een enige en volkomen offerande bracht aan God, komt niet duidelijk uit.
Dubbelzinnig is datgene, wat gezegd wordt over brood en wijn. In de gemeenschappelijke verklaring over de Maaltijd des Heeren wordt op blz. 102 enerzijds gezegd, dat zij onze gaven zijn, waarover de Heilige Geest wordt afgeroepen. Daar rijzen vele vraagtekens. Maar in dezelfde alinea worden ze de tekens van 's Heeren dood en verrijzenis genoemd, die we uit Zijn hand ontvangen.
Een vraagteken zet ik ook bij een zin als: 'de Heilige Geest verinnerlijkt in ons de gedachtenis van Jezus en geeft daaraan de kracht van Diens aanwezigheid' (eveneens blz. 102). Het werk van de Heilige Geest wordt m.i. te zeer losgemaakt van het Woord. Op dezelfde bladzijde staat, dat het geloof van de gemeente wordt opgeroepen door het Woord en bevestigd door. het Sacrament. Ik meen, dat door het Sacrament het Woord wordt bevestigd als met een goddelijk zegel en hierdoor het geloof wordt versterkt, omdat de H. Geest van deze verbondenheid van Woord en Sacrament gebruik maakt, om het vertrouwen des harten des te meer te richten op die offerande, die in het Evangelie ons wordt verkondigd en door het Sacrament betekend en verzegeld. Ik blijf een beetje bang voor een soort nevenschikking van Woord en Sacrament, al wil ik niet over het hoofd zien, dat de R.K. prof. van Leeuwen op blz. 37 de Maaltijd des Heeren niet apart ziet staan, maar verbonden met de verkondiging van Gods Woord.
Maar dan is ook het belangrijkste, wat men als de inhoud van dat Woord verstaat. Wanneer men de ontmoeting van de kerken zozeer zich laat concentreren in de Intercommunie dreigt het gevaar van een zeker Sacramentalisme, dat de inhoud van het Woord laat vervagen terwille van die zichtbare eenheidsmanifestatie aan de éne Tafel.
Ik kan me begrijpen, dat zowel kardinaal Alfrink als zijn opvolger Willebrands bezwaar hebben tegen intercommunie, zolang er geen eenheid in de leer is. De laatste heeft het kort geleden nog zo uitgesproken: 'als er geen geloofscommunie is, is er van katholieke overtuiging uit ook geen kerkelijke of eucharistische communie'. (Trouw van 23-3-1976).
Het gevaar van sacramentalisme wordt versterkt door de wijze waarop in dit rapport de ambtstheologie wordt behandeld, de verschillen tussen de ambtsnamen predikant en priester worden verdoezeld en de bediening van het H. Avondmaal door een predikant gezien wordt als eén ambtelijke handeling met een priesterlijk aspect. Daarover volgende keer graag meer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 november 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's